ECLI:NL:RBAMS:2015:8332
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat op 11 augustus 2015 was ingediend door verzoeker, die betrokken was in een civiele procedure tegen zijn voormalige advocaat. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. E.R.S.M. Marres, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig kon zijn, omdat hij voorzitter was van een begeleidingscommissie bij Delta Lloyd, een joint-venture partner van ABN AMRO, die als derde-beslagene betrokken was in het geschil. Verzoeker betoogde dat deze connectie de schijn van vooringenomenheid wekte in de procedure over de opheffing van het beslag dat door zijn voormalige advocaat was gelegd.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rechter, hoewel hij een rol vervulde bij Delta Lloyd, niet in dienst was van ABN AMRO en dat de link tussen de rechter en de partijen in het geschil te ver verwijderd was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had aangegeven dat hij geen belangen had bij ABN AMRO en dat deze bank geen partij was in het geschil tussen verzoeker en zijn voormalige advocaat. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.
Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de beslissing dat er geen voorziening openstaat tegen deze uitspraak. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken.