Beoordeling
8. Voor de vraag of de opzegging van de werkgever moet worden vernietigd dan wel of de werkgever een billijke vergoeding moet betalen is in deze zaak van belang of er een rechtsgeldige opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW heeft plaatsgevonden. Naast het bestaan van een dringende reden voor opzegging, is vereist dat de opzegging onverwijld plaatsvindt.
9. Aan het laatste vereiste is in het onderhavige geval niet voldaan. Hoewel Sally Beauty voldoende reden had om een nader onderzoek naar de afstorting van het geld in te stellen, heeft zij uiteindelijk niet alle resultaten van dit onderzoek afgewacht. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij in de periode na 4 augustus 2015 geen verder onderzoek naar de kasverschillen van 15 en 17 juli 2015 heeft verricht en dat het onderzoek slechts gericht is geweest op de afstorting van de seal bag van 3 augustus 2015 en de inhoud daarvan. Zij heeft echter niet afgewacht of de seal bag inderdaad het hogere bedrag zou bevatten dat door [verzoekster] was genoemd. Zij heeft in plaats daarvan het ontslag op staande voet gebaseerd op de leugen van [verzoekster] over het tijdstip van afstorten van de seal bag, een gegeven dat bij haar al op 6 augustus 2015 bekend was. Uitgaande van die datum is het ontslag op 11 augustus 2015 niet onverwijld gegeven. Het feit dat Sally Beauty een vervolgafspraak met [verzoekster] had gepland op 11 augustus 2015 is geen rechtvaardiging voor deze lange termijn. Het had op de weg van Sally Beauty gelegen [verzoekster] direct te confronteren met het van haar verklaring afwijkende tijdstip van afstorten.
10. Aangezien reeds op deze grond geen sprake kan zijn van een rechtsgeldige opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, zal de kantonrechter de primaire vordering tot vernietiging van de opzegging van 11 augustus 2015 toewijzen wegens strijd met artikel 7:671 BW. Aan de subsidiaire vorderingen komt de kantonrechter dan niet meer toe.
11. Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op loon. De in het incident gevorderde loondoorbetaling zal daarom worden toegewezen, waarbij de kantonrechter ervan uitgaat dat ook beoogd is deze naast de vernietiging van het ontslag te vorderen. Gelet op alle omstandigheden van het geval zal de kantonrechter de wettelijke verhoging beperken tot 25 %.
12. Wat betreft de vordering tot tewerkstelling overweegt de kantonrechter dat de vraag of [verzoekster] weer kan hervatten in haar werk als vestigingsmanager nauw samenhangt met de beslissing op het ontbindingsverzoek ex artikel 7:671b BW, dat Sally Beauty voorwaardelijk heeft ingediend. Namelijk voor het geval dat het ontslag op staande voet van 11 augustus 2015 in rechte wordt vernietigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is aan deze voorwaarde voldaan, zodat de kantonrechter zal beoordelen of de arbeidsovereenkomst tussen partijen (onvoorwaardelijk) moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671 b lid 1 BW en in het verlengde daarvan of er nog ruimte is voor een hervatting van het werk door [verzoekster] .
13. Sally Beauty heeft het ontbindingsverzoek primair gebaseerd op de grond dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] zodanig dat van Sally Beauty in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
14. Vast staat dat [naam 2] en [naam 1] op 4 augustus 2015 het geld in de kluis zijn gaan tellen naar aanleiding van een mededeling van een van de werknemers van de vestiging dat zij een kasverschil geconstateerd hadden na de telling door [verzoekster] . Daarbij is volgens [naam 1] ook verteld dat al eerder, op 15 en 17 juli 2015 een kasverschil als in de ontslagbrief vermeld was geconstateerd, maar dat men met de melding had gewacht tot men het zeker wist en totdat [naam 1] van vakantie terug was. Op zich is er geen aanleiding te twijfelen dat de zaak op deze manier is aangekaart, maar Sally Beauty heeft ter zitting verklaard dat de eerdere kasverschillen niet verder onderbouwd kunnen worden, zodat deze onvoldoende zijn aangetoond. De kantonrechter zal deze daarom buiten beschouwing laten. Wat betreft de situatie op 4 augustus 2015 is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] op meerdere punten verwijtbaar heeft gehandeld, maar dat vooralsnog onvoldoende is aangetoond dat sprake is geweest van fraude door [verzoekster] of handelen in strijd met bij de werkgever geldende procedurevoorschriften. Sally Beauty heeft ter zitting erkend dat er geen specifieke procedurevoorschriften zijn voor het tellen van het geld, de bewaring in de kluis en het afstorten, die door [verzoekster] zijn geschonden. [verzoekster] was ook bevoegd om het geld uit te kluis mee te nemen en af te storten. Dit neemt niet weg dat [verzoekster] zonder meer verwijtbaar heeft gehandeld. Allereerst omdat zij zo’n groot bedrag van de werkgever, dat haar uit hoofde van haar functie is toevertrouwd, op een plaats achterlaat waar zij er niet meer de beschikking over heeft. Daarnaast door op 4 augustus 2015 dit niet te vertellen en in strijd met de waarheid mee te delen dat zij het geld al op 3 augustus 2015 had afgestort. Met name in het licht van de door haar gestelde rekenfout en foute vermelding van het aantal briefjes van € 50,00 op het afstortingsformulier, had van [verzoekster] verwacht mogen worden dat zij op dat moment daarover openheid van zaken had gegeven. Dat zij dit niet heeft gedaan omdat zij zich overrompeld voelde en besefte dat het wellicht onverstandig was geweest het geld bij haar ex-man in huis achter te laten, doet hieraan niet af. Indien uitgegaan wordt van de juistheid van haar lezing over de telfout, had het voor de hand gelegen dat zij op dat moment tegen de werkgever had gezegd dat die fout zo hersteld kon worden, omdat er door omstandigheden nog niet was afgestort. Indien zij al overrompeld was had zij uit eigen beweging bijvoorbeeld de volgende dag de waarheid kunnen vertellen onder overhandiging van de betreffende seal bag. Door dit niet te doen heeft zij Sally Beauty ook de mogelijkheid ontnomen direct een controle op de seal bag uit te oefenen. Door te handelen als zij heeft gedaan heeft zij op z’n minst de schijn gewekt dat zij iets te verbergen had.
15. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een redelijke grond voor ontbinding op als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW. Met name in het licht van de functie als vestigingsmanager, op wie de werkgever gezien de daaraan verbonden taken en verantwoordelijkheden zonder meer moet kunnen vertrouwen, is het handelen en nalaten van [verzoekster] zodanig verwijtbaar, dat van Sally Beauty niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Hetgeen verder door [verzoekster] is aangevoerd, doet hieraan niet af. Ook al heeft [verzoekster] op 11 augustus 2015 direct meegedeeld dat de afstorting pas later heeft plaatsgevonden en de reden daarvoor, hetgeen door Sally Beauty uitdrukkelijk en gemotiveerd is betwist, dan is dit pas gebeurd nadat Sally Beauty de feitelijke gang van zaken had ontdekt. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , zoals haar goede functioneren gedurende het dienstverband, haar belang bij de baan en de mogelijk onderschatte depressieve klachten, zijn onvoldoende om anders te oordelen. Gezien al het voorgaande deelt de kantonrechter niet het standpunt van [verzoekster] dat volstaan had kunnen worden met een waarschuwing.
16. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Sally Beauty zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst zal ontbinden, nu ook herplaatsing gezien al het voorgaande niet in de rede ligt. Indien aangenomen wordt dat [verzoekster] vanaf 10 augustus 2015 arbeidsongeschikt is en er een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW geldt, dan staat dit niet aan ontbinding in de weg. Het verzoek is gebaseerd op een andere redelijke grond. [verzoekster] heeft ter zitting ook erkend dat het verzoek op geen enkele wijze verband houdt met omstandigheden, waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft.
17. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verzoekster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8 onder c BW is daarvoor alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit zich slechts in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. In het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, ziet de kantonrechter weinig ruimte voor zo’n uitzondering. Daarvoor heeft [verzoekster] onvoldoende aangevoerd.
18. Sally Beauty heeft verzocht bij het vaststellen van de ontbindingsdatum geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn van 1 maand en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden op de grond dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Daarnaast heeft zij op dezelfde grond verzocht te bepalen dat [verzoekster] geen recht heeft op een transitievergoeding, terwijl [verzoekster] van mening is dat zij daarop wel recht heeft. Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 onder b respectievelijk artikel 7:673 lid 7 onder c BW is voor toewijzing van de verzoeken van doorslaggevend belang of de ontbinding respectievelijk het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende.
19. In de wetsgeschiedenis is een aantal voorbeelden gegeven van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer die er toe kunnen leiden dat de transitievergoeding niet verschuldigd is. Deze voorbeelden zijn onder meer dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. Of waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leekt uit de bedrijfskas en zulks leidt tot een vertrouwensbreuk.
20. In het onderhavige geval is hetgeen hiervoor onder 14 is overwogen, onvoldoende om het handelen of nalaten van [verzoekster] als ernstig verwijtbaar aan te merken. Sally Beauty heeft vooralsnog niet aangetoond dat sprake is (geweest) van diefstal of verduistering en evenmin van een handelen in strijd met door haar opgestelde gedragsregels. De hiervoor weergegeven e-mail van 18 september 2015van Rabobank is weliswaar een aanwijzing maar onvoldoende bewijs om met de vereiste zekerheid aan te nemen dat de seal bag eerst dicht is geweest, daarna geopend en weer gesloten en dat dit door [verzoekster] is gedaan. Daarbij is enerzijds in aanmerking genomen dat de vraagstelling door Sally Beauty aan Rabobank nogal suggestief is geweest en anderzijds het antwoord weinig concreet en onderbouwd. Zo valt uit het antwoord niet af te leiden waaruit de onregelmatigheden aan de seal bag dan bestaan en evenmin waarom die niet op een later moment na de afstorting bij de bank kunnen zijn ontstaan. Dat in dezelfde e-mail is vermeld dat de seal bag correct is verwerkt, is onvoldoende om het laatste uit te sluiten..
21. De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (WWZ) het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In de onderhavige zaak is dat van belang, omdat de kantonrechter van oordeel is dat partijen er belang bij hebben op korte termijn duidelijkheid te krijgen over het einde van de arbeidsovereenkomst. Verdere bewijsvoering met de mogelijkheid van tegenbewijs zal gezien hetgeen bewezen zou moeten worden geruime tijd in beslag nemen en is daarom met dat belang strijdig. De kantonrechter zal daarom oordelen op grond van de thans beschikbare gegevens en concludeert dat Sally Beauty niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoekster] als vereist.
22. Uit het voorgaande vloeit voort dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2016 zal worden ontbonden. Daarnaast is Sally Beauty de transitievergoeding verschuldigd en zal zij worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 1.765,00.
23. De vordering tot wedertewerkstelling, waartegen Sally Beauty zich heeft verzet, zal worden afgewezen nu de arbeidsovereenkomst op korte termijn eindigt. Uit
overweging 11 vloeit voort dat [verzoekster] tot die datum aanspraak heeft op doorbetaling van het loon. [verzoekster] heeft dan geen belang meer bij een afzonderlijke beslissing in het incident.
24. De proceskosten in zaak EA 15-912 komen voor rekening van Sally Beauty omdat zij daarin ongelijk krijgt. Voor de provisionele vordering (EA 15-913) zal gezien de uitkomst en de samenhang met zaak EA 15-912 geen afzonderlijke veroordeling plaatsvinden. In de zaak EA 15-1030 zullen de proceskosten gelet op de aard van de zaak en de samenhang met de andere zaak worden gecompenseerd.