4.2.Voor wat betreft de onjuiste informatie in de financiële verslaglegging van Landis hebben VEB en de Stichting verwezen naar de volgende zaken die in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland zijn vastgesteld.
ten aanzien van de jaarrekening 1999 (r.ov. 9.5.53 en 9.5.54)
4.2.1.Samengevat bevat de jaarrekening in strijd met artikel 2:10 BW de volgende onjuiste en daarmee misleidende gegevens:
- de consolidatie van het resultaat van Ilion over de maanden januari tot en met oktober 1999, waardoor het resultaat van Landis met minimaal € 1,8 miljoen te hoog is weergegeven;
- de bate van € 3,8 miljoen die in verband met het crediteurenakkoord ten behoeve van [naam] als buitengewone bate is verwerkt in plaats van in de overnamebalans, waardoor het resultaat van Landis met € 3,8 miljoen te hoog is weergegeven;
- de afboeking op het eigen vermogen van € 61 miljoen ter zake van goodwill in verband met de overname van Ilion, in plaats van € 54 miljoen, waardoor het resultaat van Landis met € 7 miljoen te hoog is weergegeven;
- de mededeling in de jaarrekening dat in het kader van de overname van Ilion eigen vermogen is aangetrokken ter versterking van de balans, welke mededeling in strijd met de werkelijkheid was;
- de meegeconsolideerde omzet van Ilion over de eerste negen maanden van 1999, waardoor Landis haar omzet veel te hoog heeft weergegeven;
- de boeking als buitengewone last van de correctie van vorderingen uit hoofde van rebates en nog te ontvangen facturen, terwijl deze post als operationele kosten ten laste van het operationeel resultaat gebracht had moeten worden, met als gevolg dat de kwaliteit van de nettowinst te gunstig is voorgesteld;
- de met de overname van 4U Group gemoeide goodwill van € 8,4 miljoen die is verwerkt alsof er slechts € 3.000 aan goodwill is betaald.
Het resultaat voor belastingen bedroeg volgens de jaarrekening 1999 € 15,5 miljoen. Geconcludeerd kan worden dat dit resultaat met € 12,6 miljoen (€ 1,8 + € 3,8 miljoen + € 7 miljoen) te hoog is weergegeven en in werkelijkheid € 2,9 miljoen bedroeg.
ten aanzien van de jaarrekening 2000 (r.ov. 9.6.47)
4.2.2.Samengevat staat vast dat de jaarrekening in strijd met artikel 2:10 BW op de volgende punten onjuiste dan wel incomplete en daarmee misleidende gegevens bevat:
- de opname in de geconsolideerde Landis-omzet van de omzet van Detron over de maanden mei en juni 2000 van € 31,5 miljoen;
- het als buitengewone lasten aanmerken van de € 6,4 miljoen die op het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening in mindering hadden dienen te worden gebracht, in verband met de opschoning van de vorderingen uit rebates en van de vorderingen van schuldeisers;
- de € 4,8 miljoen verlies die niet op het geconsolideerde resultaat in mindering is gebracht, maar aan de goodwill van Ilion is toegevoegd;
- de € 5 miljoen verlies die niet op het geconsolideerde resultaat in mindering is gebracht, maar aan de goodwill van Detron is toegevoegd;
- het niet te kwantificeren bedrag waarvoor bij consolidatie de cijfers van de individuele leden van de Landis-groep ten onrechte naar boven zijn bijgesteld;
- ten aanzien van de achtergestelde converteerbare lening die in 2001 werd uitgegeven (de Convertible): de onvoldoende vermelding van het daaraan klevende verwateringsgevaar en de onjuiste vermelding omtrent het tijdstip van de eerste opname;
- het niet opnemen in de geconsolideerde balans van de (voorwaardelijke) earn-outverplichtingen die voortvloeiden uit het overnamecontract rond ICT.com.
Op grond van deze posten staat vast dat het geconsolideerde resultaat over 2000 voor ten minste (€ 4,8 miljoen + € 5 miljoen =) € 9,8 miljoen te hoog is weergegeven, zodat deze niet € 24,7 beliep, maar ten hoogste € 14,9 miljoen. Daarnaast heeft het niet te kwantificeren bedrag van de ten onrechte doorgevoerde hoofdkantooraanpassingen in verdere mate voor flattering van die resultaten gezorgd, waardoor de winst op een (onbekend) lager bedrag dan die € 14,9 miljoen sluit. Bovendien hebben alle genoemde tekortkomingen gezamenlijk gezorgd voor een misleidend beeld omtrent de financiële stand van zaken van Landis per ultimo 2000.
ten aanzien van het halfjaarbericht 2001 (r.ov. 9.7.34 en 9.18.9)
4.2.3.Het staat (samengevat) vast dat het halfjaarbericht 2001 in strijd met artikel 2:10 BW op de volgende punten onjuiste dan wel incomplete en daarmee misleidende gegevens bevat:
- de vermelding van een omzetgroei over het eerste halfjaar 2001 ten opzichte van het eerste halfjaar 2000 met 16%, in plaats van 9%;
- de vermelding van de boekwinst van € 7,6 miljoen op de verkoop van de bedrijfsonderdelen aan CSS als omzet en daarmee als bedrijfsresultaat in plaats van als resultaat op deelnemingen, tengevolge waarvan de EBIT met € 7,6 miljoen te hoog is weergegeven;
- het activeren van koersverliezen, waardoor het resultaat en het werkkapitaal met
€ 4,4 miljoen te positief is weergegeven;
- de vrijval voor niet opgenomen vakantiedagen bij Citee, waardoor het resultaat met € 0,25 miljoen te hoog is weergegeven;
- het activeren van geplande implementatiekosten van Oracle met € 0,2 miljoen, waardoor het resultaat met dit bedrag te hoog is weergegeven;
- het niet vermelden van de overname van Teletron.
Het in het halfjaarbericht 2001 gepresenteerde resultaat bedroeg € 12,5 miljoen, terwijl dit € 7,65 had moeten zijn.
4.2.4.De rechtbank Midden-Nederland oordeelt voorts op grond van de omvang en veelheid van de correcties dat sprake was van een patroon van manipulatie met cijfers en verhulling van de werkelijkheid. De doelbewuste manipulatie wordt geïllustreerd door een e-mail van de Group Finance Director van 1 december 2000 waaruit blijkt dat gestuurd werd op de uitkomst van een bepaalde winst per aandeel.
4.2.5.[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben al deze vaststellingen niet inhoudelijk bestreden. Hun verweer dat de enkele vaststelling van wanbeleid door de Ondernemingskamer niet hun civielrechtelijke aansprakelijkheid met zich brengt, kan niet als een inhoudelijke betwisting van de vastgestelde feiten worden aangemerkt. Daarbij geldt dat genoemde feiten ook in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland zijn vastgesteld. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aangevoerd dat zij tegen dit vonnis appel hebben ingesteld. Dit maakt evenwel niet dat de rechtbank niet van de inhoud van dit vonnis, dat op de in dit verband relevante onderdelen bovendien uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan uitgaan, nu de inhoud ervan in deze procedure niet is betwist. Gesteld noch gebleken is immers op welke gronden het appel is ingesteld en dat en waarom het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland over de vastgestelde feiten en de juridische beoordeling daarvan onjuist zou zijn. Het voorgaande betekent dat de rechtbank in deze procedure zal uitgaan van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland zoals hiervoor in 4.2.1 t/m 4.2.4 kort samengevat weergegeven.
4.2.6.Op grond van deze feiten zowel afzonderlijk als in onderling samenhang bezien, is de rechtbank – met de rechtbank Midden-Nederland – van oordeel dat door de jaarrekeningen en jaarverslagen over de jaren 1999 en 2000 en het halfjaarbericht 2001 een misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap is gegeven. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens de gedupeerde beleggers aansprakelijk zijn voor de schade die zij dientengevolge hebben geleden. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 2:139 BW; de gedupeerde beleggers zijn als aandeelhouders immers aan te merken als “derden” als bedoeld in dit artikel. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet aangevoerd dat het voorgaande niet aan hen te wijten is.
misleidende publieke berichtgeving