In deze zaak, die op 26 oktober 2015 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de inbreuk op het merk "MEMORY" centraal. Ravensburger B.V., houdster van het Benelux-woordmerk "MEMORY", vorderde in kort geding dat Jaludo B.V. zou worden bevolen om elke inbreuk op het merk te staken. Ravensburger stelde dat Jaludo inbreuk maakte door spellen aan te bieden met de naam "Memory". Jaludo voerde aan dat het gebruik van het woord "memory" slechts beschrijvend was voor de spellen die zij aanboden en dat er geen sprake was van gebruik als merk.
Tijdens de zitting op 12 oktober 2015 werd duidelijk dat Ravensburger het merk "MEMORY" sinds 1961 in de Benelux gebruikt en dat het merk geregistreerd is voor spellen en speelgoederen. Jaludo had verschillende spellen gepubliceerd met de naam "Memory" en had, na een sommatie van Ravensburger, enkele namen aangepast. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van het woord "memory" door Jaludo niet als merkinbreuk kon worden aangemerkt, omdat het gebruik beschrijvend van aard was en niet als aanduiding van herkomst werd opgevat door het relevante publiek.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van Ravensburger moesten worden afgewezen, omdat er geen sprake was van een inbreuk op het merk. Ravensburger werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Jaludo, die op dat moment waren begroot op EUR 1.429,--. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, en mr. E.R. Mac-Donald, griffier.