ECLI:NL:RBAMS:2015:7133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
13/730002-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake gewoontewitwassen en valsheid in geschrift

Op 16 oktober 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van meer dan 12 miljoen euro en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte contante stortingen heeft gedaan op rekeningen van vennootschappen die geen legitieme handelsactiviteiten ontplooiden. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 23 september en 2 oktober 2015, waarbij de officier van justitie, mr. J.M. Kees, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door mr. H.G. Koopman. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van grote geldbedragen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 7 januari 2015, en van valsheid in geschrift met betrekking tot valse facturen en vrachtbrieven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, als de drijvende kracht achter de witwaspraktijken moest worden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op verschillende goederen die aan de verdachte toebehoren, waaronder contant geld en een personenauto.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730002-15 (Promis)
Datum uitspraak: 16 oktober 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [woonadres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 september 2015 en 2 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Kees en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting en kort samengevat – onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van ruim 12 miljoen euro in de periode van 1 mei 2011 tot en met 7 januari 2015.
Onder feiten 2 en 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – kort samengevat – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 onder A en B ten laste gelegde, op grond van observaties, camerabeelden, bankafschriften, verklaringen van medeverdachten en getuigen en op grond van goederen die zijn aangetroffen bij verdachte bij zijn aanhouding en in zijn woning.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde.
Het op schrift gestelde requisitoir, met bewijsmiddelenoverzicht, is aan dit vonnis gehecht.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging moet verdachte van een groot deel van de tenlastegelegde stortingen van contante gelden worden vrijgesproken.
In de eerste plaats omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat anderen dan verdachte stortingen hebben verricht. In de tweede plaats omdat verdachte veelvuldig in het buitenland verbleef en hij toen dus helemaal geen contant geld op rekeningen in Nederland kon storten. De periodes gedurende welke verdachte in het buitenland verbleef heeft de raadsman in zijn pleitnotities opgenomen.
De verdachte stelt ook dat vrijspraak moet volgen voor het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde.
Het op schrift gestelde pleidooi van de raadsman is aan dit vonnis gehecht.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen wat onder feit 2 onder C en onder feit 3 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van het volgende uit. [1]
Overzicht van de ondernemingen / transacties
[bedrijf]
In de periode van 11 augustus 2014 tot en met 5 januari 2015 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf] in contanten een bedrag gestort van in totaal € 1.731.740 (p.3965). Van een deel van deze stortingen zijn camerabeelden beschikbaar, aan de hand waarvan is vastgesteld dat stortingen onder andere zijn gedaan door verdachte en een persoon die herkend wordt als [persoon 1] (p.2291, 2292, 2294, 2309 en 2310).
[bedrijf 1]
In de periode van 6 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 1] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 3.136.600,00 (p.1699, 1850, 2211, 2267 en 2308). Van een deel van deze stortingen zijn camerabeelden beschikbaar, aan de hand waarvan is vastgesteld dat stortingen onder andere zijn gedaan door verdachte, zijn zoon en [persoon 1] (p.2211 en 2310). Ook is geobserveerd dat verdachte een storting heeft gedaan op de bankrekening van [bedrijf 1] (p.2579-2583 en 2302).
[bedrijf 2] en [bedrijf 3]
In de periode van 25 juni 2014 tot en met 17 oktober 2014 is van de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 2] een bedrag overgemaakt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 1] ter hoogte van in totaal € 540.296,79 (p.1859-1864). In de periode van 15 juli 2014 tot en met 16 juli 2014 is van de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 2] een bedrag overgemaakt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 1] ter hoogte van in totaal € 26.886,20 met behulp van een computer die gebruik maakte van het IP-adres van verdachte (p.2198).
In de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 is van de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 3] een bedrag overgemaakt naar een bankrekening van [bedrijf 1] ter hoogte van in totaal € 189.840,49 (p.2843).
[bedrijf 4]
In de periode van 2 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 is van bankrekeningnummer [nummer] ten name van [bedrijf 4] € 167.950,00 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 1] (p.3902 en 3917-3921). In dezelfde periode is van dezelfde bankrekening een totaalbedrag van € 179.950,00 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [bedrijf] (p.3902 en 3917-3923).
Bij een observatie op 7 januari 2015 is waargenomen dat [persoon 2] tezamen met verdachte op Schiphol in contanten een geldbedrag heeft gestort op een bankrekening (p.660). Na onderzoek van de ABN AMRO bank bleek dit een storting te betreffen van € 10.000,00 op rekening [nummer] ten name van [bedrijf 4] (p.3904 en 3927). De onderneming [bedrijf 4] Import en Export is een eenmanszaak op naam van [persoon 2] (p.3601). Ter terechtzitting zijn de camerabeelden van deze transactie bekeken. Aan de hand daarvan heeft de rechtbank vastgesteld dat [persoon 2] en verdachte tezamen bij de betreffende bankvestiging zijn aangekomen, waarbij verdachte een tasje in zijn hand droeg waar het gestorte geldbedrag uit is gekomen.
[bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 12] , [bedrijf 8] ,
In de periode van 25 september 2013 tot en met 9 januari 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 5] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 1.194.600,00 (p.1005-1013, 1114-1122, 1137 en 1138).
In de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 5] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 540.579,00 (p.1145-1152).
In de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 6] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 495.265,00 (p.1373 en 1387-1388).
In de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 7] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 1.761.150,00 (p.1428 en 1443-1463).
In de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 12] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 596.100,00 (p.991 en 995-996).
In de periode van 8 juli 2011 tot en met 29 april 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 8] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 821.090,00 (p.1215 en 1225-1229).
[bedrijf 9] en [bedrijf 10]
In de periode van 15 december 2014 tot en met 19 december 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 9] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 260.660,00 (p.2388 en 2392-2397). In de periode van 17 december 2014 tot en met 26 december 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [bedrijf 10] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 364.890,00 (p.2369 en 2372-2382).
Onderzoek naar de bankafschriften van alle hiervoor genoemde ondernemingen laat het volgende beeld zien. Aanvankelijk is het saldo op de bankrekeningen ongeveer € 0,00. Er worden vervolgens bedragen in contanten op die rekeningen gestort, variërend van € 10.000,00 tot € 100.000,00 per dag in transacties die vaak slechts enkele minuten na elkaar plaatsvinden. Korte tijd later, dat wil zeggen enkele uren of dagen na de stortingen, worden deze bedragen overgeboekt ofwel naar bankrekeningen van gelieerde ondernemingen ofwel naar bankrekeningen in het buitenland, doorgaans onder de vermelding “openstaand factuur”. Het merendeel van de buitenlandse bankrekeningen zijn rekeningen in China en Hong Kong.
De overboekingen komen voor wat betreft de hoogte van het bedrag overeen met het bedrag dat eerder contant is gestort, waardoor het saldo op de bankrekeningen waarop het contante geld aanvankelijk was gestort teruggebracht wordt tot rondom nul. Zonder de contante stortingen zou het saldo ontoereikend zijn geweest om de uitgevoerde overboekingen te verrichten. Uit de mutaties van de bankafschriften blijkt bovendien niet dat sprake is van enige reële bedrijfsvoering van deze ondernemingen. Er vinden geen normale betalingen bij een betaalautomaat plaats. De overboekingen naar buitenlandse ondernemingen worden bovendien niet gedekt door – bedrijfsmatige – bijboekingen van handelsgeld. Meerdere van de genoemde ondernemingen zijn blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel en/of de contactgegevens behorende bij de bankrekeningen gevestigd in een garagebox, in plaats van in een woning of een bedrijfspand. Onder deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat de bankrekeningen voor geen enkel ander doel worden gebruikt dan het ontvangen van contante stortingen en het vrijwel onmiddellijk doorboeken van die gelden. Niet is aannemelijk geworden dat de ondernemingen in de vermelde periodes enige reële handelsactiviteit hebben ontplooid.
Betrokkenheid verdachte bij deze ondernemingen
[bedrijf] en [bedrijf 1]
De ondernemingen [bedrijf] en [bedrijf 1] staan op naam van [naam 1] . [naam 1] heeft verklaard dat hij de ondernemingen begin 2014 op verzoek van verdachte op zijn naam heeft gezet (p.3851). Dit vindt deels steun in uittreksels van de Kamer van Koophandel (p.3606 en 3629). [naam 1] heeft bankrekeningen geopend en een tweede bankpasje aangevraagd. Na ontvangst heeft [naam 1] alle bankpassen, met de inlogcodes, overhandigd aan verdachte, waardoor [naam 1] geen beschikking meer had over de bankrekeningen (p.3844-3845 en 3851-3852). [naam 2] , de boekhouder van verdachte, heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte administratieve handelingen heeft verricht op naam van [bedrijf] (p.3874). De zoon van verdachte heeft verklaard dat hij meermalen door zijn vader en [persoon 1] is gevraagd een belangrijke klus uit te voeren. Het betrof het storten van geld op een bankrekening van [bedrijf 1] (p.3891). [persoon 1] zelf heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij werkzaamheden uitvoerde voor [bedrijf] en [bedrijf 1] . [2]
Verdachte heeft in een telefoongesprek met zijn zoon gesproken over [bedrijf] en verklaard dat hij twee pasjes heeft (p.3990). Met [naam 1] heeft verdachte gesproken over het vestigingsadres van [bedrijf 1] , dat niet een garagebox mocht zijn, waarin verdachte heeft verklaard er een ander adres van te maken. In een gesprek met [naam 3] heeft verdachte verklaard dat hij naast [bedrijf 1] nog een onderneming heeft: [bedrijf] (p.3995).
Uit onderzoek naar het IP adres van verdachte is gebleken dat vanaf het adres van verdachte via internetbankieren is ingelogd op de bankrekeningen van [bedrijf 1] (p.1700, 1851 en 3955) en [bedrijf] (p.3956). Ten tijde van zijn aanhouding was verdachte bij de ABN AMRO bank ingelogd op de bankrekening van [bedrijf] (p.2641). Ook is bij verdachte een bankpas aangetroffen, behorende bij deze bankrekening (p.654).
[bedrijf 2] en [bedrijf 3]
[naam 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij betrokken is geweest bij de ondernemingen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] van augustus 2014 tot en met september 2014. [3] Dit vindt deels steun in een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [bedrijf 2] (p.3599). Ook nadat [naam 3] was uitgetreden als aandeelhouder en bestuurder had hij de beschikking over de bankrekeningen van deze ondernemingen. [naam 3] heeft verklaard dat verdachte hem contant geld overhandigde, waarna hij, soms vanuit de woning van verdachte, geld heeft overgeboekt van de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] naar [bedrijf 1] . Het doel van deze constructie was dat [naam 3] zijn werknemers zwart kon uitbetalen van de contanten en daarmee belastingafdracht kon voorkomen. Verdachte zou zorgdragen voor facturen om de girale overboekingen te dekken. Uit onderzoek naar het IP adres van verdachte is gebleken dat vanaf zijn adres via internetbankieren is ingelogd op de rekeningen van [bedrijf 2] , waarbij voor een bedrag van in totaal € 223.668.99 is overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 1] (p.2197-2198).
[bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 12] , [bedrijf 8]
[naam 4] is aandeelhouder en bestuurder van de ondernemingen [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 12] (p.3576, 3584, 3591 en 3608) en vennoot in de onderneming [bedrijf 8] (p.3617). [naam 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte hem heeft benaderd om de ondernemingen op zijn naam te zetten, omdat verdachte zijn uitkering zou verliezen als de ondernemingen op zijn naam stonden. Verdachte deed alle zaken, besliste wat er met de administratie moest gebeuren en had alle bankpassen, aldus [naam 4] (p.3781-3788). Verdachte werd hierbij ondersteund door [persoon 1] , over wie [naam 4] heeft verklaard dat hij haar meermalen in de woning van verdachte achter een laptop heeft gezien, terwijl zij was ingelogd in de digitale bankomgeving van [bedrijf 6] en [bedrijf 7] . [4] [naam 2] heeft verklaard dat verdachte de financiële man achter en feitelijk leidinggevende van [bedrijf 6] was (p.3873). Deze verklaringen worden ondersteund door het boekenonderzoek dat is uitgevoerd door de belastingdienst, waaruit wordt geconcludeerd dat verdachte de drijvende kracht is achter de onderneming [bedrijf 6] (p.2457). De bankrekening van [bedrijf 6] heeft het adres van verdachte als correspondentieadres (p.1372). De belastingdienst heeft bovendien geconstateerd dat verdachte een gevolmachtigde was van [bedrijf 8] en beschikkingsbevoegd was over de bankrekening van [bedrijf 8] (p.2439-2446). Verdachte is blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel ook gevolmachtigde geweest van [bedrijf 12] (p.3611).
De woning en de laptop van verdachte zijn onderzocht. Op de laptop van verdachte zijn facturen aangetroffen van [bedrijf 5] met daarop verschillende, aan Biko toebehorende, bankrekeningnummers (p.3371-3376). Ook zijn facturen aangetroffen van [bedrijf 7] waarop het voorbehoud vermeld stond dat de goederen eigendom blijven van [bedrijf 6] (p.3379). Op de laptop is eveneens een bankafschrift van een bankrekening van [bedrijf 8] aangetroffen (p.3235-3236). In de woning van verdachte zijn bankafschriften van [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] aangetroffen (p.3321-3325), alsmede emailberichten gericht aan [bedrijf 6] , waarin naam- adres- en bankgegevens werden verstrekt van onder meer bankrekeningen in China en Hong Kong (p.3126-3128). Ook is er een handgeschreven notitie aangetroffen met daarop ‘ [bedrijf 12] ’ en het bankrekeningnummer van [bedrijf 12] .
[bedrijf 9] en [bedrijf 10]
[naam 5] is enig aandeelhouder van de onderneming [bedrijf 9] en is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 10] (p.3656-3658). [naam 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij als katvanger door verdachte is gebruikt, door zijn naam te verbinden aan deze ondernemingen. [naam 5] heeft op verzoek van verdachte de ondernemingen op zijn naam gezet (p.3821), bankrekeningen geopend (p.3822) en voor elke rekening een tweede bankpas aangevraagd (p.3822). Na ontvangst heeft [naam 5] de bankpassen en de inlogcodes voor het internetbankieren aan verdachte verstrekt, waardoor [naam 5] geen beschikking meer had over de bankrekeningen (p.3823).
Het voorgaande vindt steun in diverse tapgesprekken tussen verdachte en [naam 5] (p.3974), waarin onder meer wordt gezegd dat [naam 5] de betaalpas van de rekening van de eenmanszaak had ontvangen en dat verdachte van die pas een pincode wilde. Verder is gesproken over de overschrijving van de onderneming op naam van [naam 5] en het openen van een rekening voor de [bedrijf 9] (p.2824-2826).
Een bankpas horende bij de bankrekening van de [bedrijf 9] , alsmede een bankpas horende bij de bankrekening van [bedrijf 10] zijn bij verdachte aangetroffen ten tijde van zijn aanhouding (p.654 en 3975). Verdachte en [naam 5] hebben het in deze gesprekken meermalen over ‘storten’ en ‘overmaken’ (p.3974). Ook antwoordt [naam 5] op de vraag van verdachte waar het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] zich bevindt, dat het reeds in het bezit van verdachte is (p.4003).
In de woning van verdachte zijn documenten aangetroffen die verband houden met [bedrijf 9] , zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel (p.3018), een factuur en pinbon (p.3018), een formulier “wijziging activiteiten” (p.3018) en een brief van de ABN AMRO met de mededeling van ontvangst van een nieuwe betaalpas (p. 3067-3068). In de woning van verdachte is eveneens een uittreksel van de Kamer van Koophandel aangetroffen betreffende [bedrijf 10] (p.3018).
Het voorgaande maakt dat het voor de rechtbank vast staat dat verdachte de persoon is geweest die een groot deel van de contante stortingen en girale overboekingsopdrachten heeft verricht, maar ook dat een deel daarvan is uitgevoerd door aan verdachte gelieerde personen, waarbij [persoon 1] een prominente rol heeft vervuld. De rechtbank acht het niet van wezenlijk belang dat verdachte de persoon is geweest die alle handelingen zelf heeft verricht, nu uit voorgaande getuigenverklaringen, tapgesprekken en uit in de woning van verdachte aangetroffen bescheiden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte de drijvende kracht was achter al deze ondernemingen, bankrekeningen en transacties, zodat alle contante stortingen en girale overboekingen onder de verantwoordelijkheid van verdachte zijn uitgevoerd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer, strekkende tot uitsluiting van strafrechtelijke toerekenbaarheid van verdachte voor stortingen en overboekingen die zijn verricht door anderen al dan niet tijdens het verblijf van verdachte in het buitenland. Ten aanzien van die stortingen en overboekingen beschouwt de rechtbank verdachte als dader, in het geval van de overboekingen door [bedrijf 3] en [bedrijf 2] als medepleger.
Bankrekeningen ten name van [verdachte]
In de periode van 27 februari 2012 tot en met 31 oktober 2013 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [verdachte] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 60.720,00. In totaal hebben er 17 stortingen plaatsgevonden. Stortingen hebben op sommige dagen kort na elkaar plaatsgevonden en liepen per dag op tot bijna € 30.000,00 (p.797).
Verdachte ontvangt een uitkering van jaarlijks zo een € 18.000,00 bruto (p.235-236). Verdachte heeft verklaard dat een deel van het gestorte geld aan zijn neven toebehoorde, die het opnamen, dan stortten, dan weer opnamen, dan weer stortten, enzovoorts. Ook zou verdachte enkele duizenden euro’s hebben verdiend in een casino. Verdachte heeft deze verklaringen echter niet onderbouwd met verifieerbare informatie, waardoor deze niet aannemelijk zijn gemaakt. De verklaring van verdachte dat hij telkens geld won in illegale casino’s acht de rechtbank dermate onwaarschijnlijk dat daaraan geen betekenis wordt verbonden. Verdachtes verklaringen daarover zijn overigens ook niet consistent.
Van het hiervoor genoemde bedrag heeft verdachte verklaard dat € 20.000,00 is gestort door personen die containers kwamen kopen. Er is geen nader onderzoek gedaan naar deze personen en dit geldbedrag, terwijl dat wel mogelijk was geweest. De rechtbank rekent een storting van € 20.000,00 op deze rekening van verdachte dan ook niet aan verdachte toe en spreekt verdachte in zoverre vrij.
In de periode van 6 februari 2012 tot en met 13 februari 2014 is op de bankrekening met nummer [nummer] ten name van [verdachte] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 210.520,00. In totaal hebben er 89 stortingen plaatsgevonden. De gestorte bedragen varieerden van € 100,00 tot € 9.000,00 per storting. Stortingen hebben op sommige dagen kort na elkaar plaatsgevonden en liepen per dag op tot ruim € 27.000,00 (p. 820).
Contante gelden aangetroffen op 7 januari 2015
Op 7 januari 2015 hebben verdachte en [persoon 2] zich naar Schiphol begeven. Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is te zien dat verdachte iets uit een plastic tas pakt, die hij bij zich draagt, en aan [persoon 2] overhandigt, waarna [persoon 2] dat doet verdwijnen in een geldautomaat van de ABN AMRO bank. Verdachte en [persoon 2] zijn vervolgens ieder achter een computer gaan zitten, waarna verdachte opnieuw een soortgelijke bundel uit zijn tas pakt en aan Al-Alaa overhandigt. [persoon 2] heeft zich daarop opnieuw gevoegd in de rij voor de geldautomaat. Korte tijd later zijn beiden aangehouden. Bij verdachte is een contant geldbedrag van € 40.000,00 aangetroffen (p.3777 en 3780B). [persoon 2] bleek in het bezit van € 10.180,00 (p.3779 en 3780G-3780H). In de woning van verdachte is een contant geldbedrag van € 246.250,00 aangetroffen (p.532-533, 572-573 en 3780C).
Uit onderzoek is gebleken dat op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 10.000,00 is gestort op de rekening van [bedrijf 4] (p.3927). Het stortingsbewijs van deze storting is bij verdachte aangetroffen bij zijn aanhouding (p.654).
Herkomst van de gelden
Uit informatie afkomstig van de Amerikaanse autoriteiten volgt dat een Colombiaanse vrouw, de eerder genoemde [persoon 1] , zich bezig zou houden met het witwassen van gelden in onder andere de Verenigde Staten en Nederland, welke gelden afkomstig zouden zijn van het op grote schaal importeren van verdovende middelen van Colombia naar Nederland. Daarbij zou onder meer gebruik gemaakt worden van bankrekeningen op naam van [bedrijf 6] en [bedrijf 8] B.V. (relaas, p. I). Op 14 april 2014 is geobserveerd dat [persoon 1] een ontmoeting had met een verdachte, waarna [persoon 1] zich begaf naar de woning van verdachte. Korte tijd later is de zoon van verdachte, van deze woning naar een bankinstelling gereden, in de auto van verdachte, om € 40.000,- contant geld te storten op de bankrekening van [bedrijf 1] (relaas, p. II). [5]
Uit het onderhavige onderzoek is, zoals hiervoor weergegeven, gebleken
  • dat verdachte nauw samenwerkt met [persoon 1] , die in verband wordt gebracht met een persoon die betrokken zou zijn bij het invoeren en verhandelen van verdovende middelen,
  • dat verdachte grote geldbedragen contant heeft gestort op meerdere bankrekeningen,
  • dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen van vele ondernemingen waar hij op papier niets mee van doen had,
  • dat de betrokken ondernemingen geen bedrijfsactiviteiten ontplooiden,
  • dat de betrokken ondernemingen over nagenoeg geen liquide middelen beschikten,
  • dat alle gestorte gelden korte tijd na de storting naar buitenlandse bankrekeningen werden overgeboekt,
  • dat verdachte grote geldbedragen in zijn woning voorhanden heeft gehad,
  • dat verdachte een groot geldbedrag bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding,
  • dat de inkomsten van verdachte bestaan uit een uitkering van € 18.000,00 bruto per jaar,
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij een verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Dit heeft verdachte niet gedaan; hij geeft, op enkele duizenden euro’s na, geen verklaring over de legale herkomst van de gelden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan, dan dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
4.3.3.
Het oordeel over het onder 2 onder A en B ten laste gelegde
In de woning van verdachte zijn op 7 januari 2015 verschillende bescheiden aangetroffen, waaronder een vrachtbrief gericht aan [bedrijf 11] in Egypte (p.3721), alsmede twee facturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 2] (p.2854) respectievelijk [bedrijf 3] (p.2856).
Door een documenten deskundige van de belastingdienst is onderzoek verricht naar de vrachtbrief van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 11] in Egypte en geconcludeerd dat deze vals is (p.3719). Deze conclusie is vooral gebaseerd op het feit dat het geschift geheel is vervaardigd door machineschrift en dat de kopieafbeeldingen van de handtekeningen identieke kenmerken vertonen voor wat betreft detailleringen alsmede de positionering daarvan (p.3718).
Na onderzoek door de politie wordt geconcludeerd dat de facturen van [bedrijf 1] vals zijn, nu de geschriften mankementen vertonen ten aanzien van data, nummering, bedragen en omschrijvingen (p.2850-2853).
[naam 3] heeft verklaard dat zijn ondernemingen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] geen goederen en/of diensten hebben geleverd aan [bedrijf 1] . Om deze reden komt [bedrijf 1] dan ook niet voor in de administratie van [bedrijf 2] respectievelijk [bedrijf 3] . De bij verdachte aangetroffen facturen zijn volgens [naam 3] vals en voorzien van factuurnummers die afkomstig waren van verdachte. [6]
4.3.4.
Gebezigde bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het hierna bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden zoals hiervoor genoemd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 8 juli 2011 tot en met 7 januari 2015 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, van meerdere geldbedragen, te weten:
- in de periode van 6 februari 2012 tot en met 13 februari 2014 een geldbedrag van in totaal € 251.240,00, contant gestort op de rekeningen t.n.v. [verdachte] met rekeningnummers [nummer] en [nummer] ;
- in de periode van 6 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 3.136.600,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 5 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 1.731.740,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 17 december 2014 tot en met 26 december 2014 een geldbedrag van in totaal € 364.890,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 10] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 15 december 2014 tot en met 19 december 2014 een geldbedrag van in totaal € 260.660,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 9] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 25 juni 2014 tot en met 17 oktober 2014 een geldbedrag van in totaal € 567.182,99, overgemaakt van de rekeningen t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummers [nummer] en [nummer] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] ;
- in de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 een geldbedrag van in totaal € 189.840,49, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [nummer] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] ;
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 596.100,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 9 januari 2014 een geldbedrag van in totaal € 1.194.600,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal ongeveer € 538.950,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 8 juli 2011 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 821.090,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [nummer]
- in de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 495.265,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 6] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 een geldbedrag van in totaal € 1.761.150,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 7] met rekeningnummer [nummer] ;
- op 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 10.000,00, (contant gestort op de rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [nummer] ;
- in de periode van 2 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 167.950,00, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [nummer] naar [bedrijf 1] en
een geldbedrag van in totaal € 179.950,00, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [nummer] naar [bedrijf] B.V.;
de werkelijke aard en de herkomst verhuld en heeft hij verhuld wie de rechthebbenden op voornoemde geldbedragen waren, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit een misdrijf;
en
op 7 januari 2015 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders de navolgende voorwerpen, te weten geldbedragen, voorhanden gehad:
- op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 40.000,00, aangetroffen bij aanhouding verdachte;
- op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 10.180,00, aangetroffen bij aanhouding [persoon 2] ;
- op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 246.520,00, aangetroffen in woning verdachte,
zulks terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
op 7 januari 2015 te Amsterdam, opzettelijk een valse vrachtbrief en valse facturen, te weten:
A.
een vrachtbrief met nummer RTM0593217A voorhanden heeft gehad, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst – bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die vrachtbrief vermeld staat dat [bedrijf 1] een container met gebruikte horeca apparatuur naar [bedrijf 11] in Egypte heeft laten vervoeren
en
B.
een factuur d.d. 1 september 2014 ad 3.479,96 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] en een factuur d.d. 3 oktober 2014 ad 6.431,15 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 3] voorhanden heeft gehad, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst – bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 2] en dat [bedrijf 2] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 3.479,96 (inclusief BTW) en op die factuur vermeld dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 3] en dat [bedrijf 3] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 6.431,15 (inclusief BTW),
terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1 en feit 2, onder A en B, bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met inachtneming van de oriëntatiepunten straftoemeting, het gegeven dat verdachte
first offenderis en dat de medeverdachten, die hoger staan dan verdachte, zich in vrijheid bevinden en kennelijk niet vervolgd worden. Subsidiair verzoekt de raadsman het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet de duur van 12 maanden te boven te laten gaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 3,5 jaren schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van ruim twaalf miljoen euro. Ook heeft verdachte valse facturen voorhanden gehad, met het doel met behulp daarvan zijn witwashandelingen te verhullen. Hierbij schroomde verdachte niet namen te gebruiken van legitieme ondernemingen, die niets met de gedragingen van verdachte van doen hebben. Verdachte heeft hierbij ook misbruik gemaakt van het vertrouwen dat andere personen in hem hebben gesteld, door de door hen ter beschikking gestelde bankrekeningen te gebruiken voor zijn louche praktijken. Verdachte heeft zichzelf opgeworpen tot een belangrijke schakel in zijn witwasproces en heeft daarbij kennelijk geen ander doel voor ogen gehad dan zijn eigen financiële gewin.
Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan gewoontewitwassen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de afspraken zoals deze in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de hoven en de rechtbanken zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de toepassing van deze oriëntatiepunten dient voor uitsluitend een frauduleus strafbaar feit met een benadelingsbedrag van meer dan € 1.000.000,00 een gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt te zijn. Dit uitgangspunt dient te worden verhoogd, nu verdachte eveneens wordt veroordeeld voor valsheid in geschrift.
In straf verhogend opzicht weegt de rechtbank verder mee dat verdachte zich lange tijd aan de bewezenverklaarde gedragingen heeft schuldig gemaakt. De rechtbank twijfelt er niet aan dat verdachte vandaag de dag nog op grote schaal zou witwassen, indien justitie hem dat niet zou hebben belet. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd over de herkomst van de geldbedragen. Verdachte heeft meerdere personen geronseld om ondernemingen en bankrekeningen ter beschikking te stellen ten behoeve van zijn praktijken. Ook heeft verdachte anderen ertoe aangezet contante gelden op bankrekeningen te storten. Verdachte heeft daarbij zeer gedetailleerde instructies gegeven en besliste over de te gebruiken geldautomaat, de te gebruiken pas, de te begunstigen rekening en het te storten geldbedrag. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de handelwijze van verdachte van een zekere naïviteit getuigt, omdat gelet op de frequentie van de stortingen en de daarmee gemoeide geldbedragen welhaast ondenkbaar is dat verdachtes praktijken niet op enig moment aan het licht zouden komen. De rechtbank weegt dat mee in haar oordeel.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de maximale strafbedreiging zoals die gold ten tijde van het plegen van het leeuwendeel van de bewezenverklaarde misdrijven: 6 jaar gevangenisstraf.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 4903335: Personenauto [kenteken] Volvo S40
  • 4905603: Geld euro € 40.000,00
  • 4903424: Geld euro € 246.520,00
  • 4905596: Geld euro € 10.100,00
  • Vordering [bedrijf] rekening courant [nummer] waarde € 113.089,50
  • Vordering [bedrijf 1] rekening courant [nummer] waarde € 143.880.67
Conform de eis van de officier van justitie heft de rechtbank het strafvorderlijk beslag op dat rust op de personenauto met itemnummer 4903335.
De overige goederen behoren aan verdachte toe. Hij kan deze goederen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu deze goederen geheel of grotendeels door middel van en uit de baten van het onder 1 bewezen geachte zijn verkregen, worden deze goederen verbeurd verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2, onder A en B, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
gewoontewitwassen;
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het strafvordelijk beslag op:
4903335: Personenauto [kenteken] Volvo S40.
Verklaart verbeurd:
  • 4905603: Geld euro € 40.000,00;
  • 4903424: Geld euro € 246.520,00;
  • 4905596: Geld euro € 10.100,00;
  • Vordering [bedrijf] rekening courant [nummer] waarde € 113.089,50;
  • Vordering [bedrijf 1] rekening courant [nummer] waarde € 143.880.67.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. F.M. Wieland en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2015.

Voetnoten

1.Waar in de tekst wordt verwezen naar een paginanummer wordt bedoeld het overeenkomstige paginanummer in het zaaksdossier 13OFFICIAL met PV nummer 2014101172.
2.Verklaring [persoon 1] bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, d.d. 2 september 2015.
3.Verklaring [naam 3] bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, d.d. 19 juni 2015.
4.Verklaring [naam 4] bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, d.d. 12 juni 2015.
5.- Rechtbank Amsterdam 26 juni 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5224.
6.Verklaring [naam 3] bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, d.d. 19 juni 2015.