7.4.De rechtbank stelt voorop dat, zoals volgt uit hetgeen de rechtbank onder 6.2 heeft overwogen, eiseres geen voldoende specifieke maatregelen heeft genomen of voldoende specifieke instructies heeft gegeven om ongevallen, zoals hier aan de orde, te voorkomen. Ook van verminderde verwijtbaarheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Voor zover eiseres bedoeld heeft te stellen dat ten onrechte buiten beschouwing is gelaten dat het slachtoffer in afwijking van de instructie geen veiligheidshandschoenen heeft gedragen, kan deze grond, wat daarvan verder zij, reeds daarom niet slagen nu niet in geding is dat dit het incident niet had kunnen voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is voorts sprake van een ernstige overtreding. De overtreding heeft bij het slachtoffer geleid tot ernstige verwondingen, te weten een doorgesneden zenuw, doorgesneden pezen van de wijsvinger en de middelvinger en een doorgesneden bloedader tussen de duim en de wijsvinger. In verband hiermee diende het slachtoffer te worden geopereerd en is hij opgenomen geweest in het ziekenhuis. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gevolgen voor de werknemer bij het dragen van veiligheidshandschoenen een ziekenhuisopname hadden kunnen voorkomen. Dit neemt niet weg dat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat eiseres in het algemeen de nodige inspanningen heeft verricht om de veiligheid van haar personeel te beschermen. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar haar veiligheidsbeleid en naar de veiligheidsvoorschriften die in een handboek voor de chauffeurs zijn opgenomen. De rechtbank acht verder van belang dat het een kortdurende ziekenhuisopname van één dag en één nacht betrof. Verder acht de rechtbank van belang dat, naar ter zitting door eiseres is verklaard, de werknemer weliswaar langdurig is uitgevallen als gevolg van het arbeidsongeval, maar dat geen sprake is van blijvend letsel en dat de werknemer weer volledig arbeidsgeschikt is verklaard per 15 december 2014. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een boete van € 12.000,- evenredig.
8. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel. Gelet op het bepaalde in artikel 8:72a van de Awb dient de rechtbank zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank herroept dan ook het primaire besluit en stelt de boete vast op € 12.000,-.
9. Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 331,- aan haar te vergoeden.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).