ECLI:NL:RBAMS:2015:6813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 180.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken

Op 16 juni 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. L. van der Heijden, de familierechter. Het verzoek richtte zich tegen de beslissing van de rechter om een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een familiezaken niet in te willigen. Verzoeker stelde dat hij niet alle stukken had ontvangen, wat volgens hem zijn belangen zou hebben geschaad. De rechter oordeelde echter dat verzoeker al bekend was met de inhoud van de stukken en dat de zaak een spoedeisend karakter had. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter niet onbegrijpelijk was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en de procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het op 16 juni 2015 mondeling gedane en onder rekestnummer
C/15/588578/HA RK 180.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. L. van der Heijden, familierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ter zitting van 16 juni 2015 heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechter gedaan.
1.2
De rechter heeft medegedeeld dat zij niet berust in het wrakingsverzoek.
1.3
Het verzoek is behandeld op 16 juni 2015 waar verzoeker, de rechter en de advocaat van de wederpartij van verzoeker in de onderliggende procedure, mr. A. el Aqde, zijn gehoord.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
a: Verzoeker is gerekwestreerde in de zaak met zaaknummer/rekestnummer [ ] voor de familiekamer van de rechtbank Amsterdam. In die zaak vraagt de ex-vrouw van verzoeker vervangende toestemming om met de dochter van partijen naar het buitenland te mogen gaan.
b: Aan verzoeker is een afschrift van het verzoekschrift toegezonden, maar de bijbehorende producties zijn niet meegestuurd.
c: In bovenvermelde familiezaak heeft op 16 juni 2015 behandeling van het verzoekschrift plaatsgevonden. Tijdens de behandeling heeft verzoeker een verzoek tot aanhouding van de behandeling gedaan. Dat verzoek is door de rechter afgewezen. Hierna heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking gedaan.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2015 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek ter zitting als volgt toegelicht:
‘(…) U moet niet partijdig zijn. Ik zie aan u dat u mij geen gelijk gaat geven. Ik wil u wraken. Ik geef als enige wrakingsgrond op dat ik niet alle stukken heb gekregen. Onder verwijzing naar het procesreglement, ik ben geschaad in mijn belangen.’
Daarop heeft de rechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft, samengevat, aangevoerd dat het wrakingsverzoek zich louter en alleen richt tegen de door haar ter zitting genomen beslissing om het verzoek tot aanhouding af te wijzen. Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechtbank bij het toezenden van het door de wederpartij gedane verzoekschrift de bijbehorende stukken niet heeft meegezonden. Verzoeker wordt geacht met de inhoud daarvan bekend te zijn. Verzoeker is dan ook niet in zijn verdediging geschaad, om welke reden het verzoek tot aanhouding is afgewezen. Daarbij is ook meegewogen de spoedeisendheid van de zaak. Een wrakingsprocedure is niet bedoeld om die beslissing aan de orde te stellen.

5.De reactie van de advocaat van de wederpartij

De advocaat heeft medegedeeld dat zijn cliënte van mening is dat dat verzoeker op deze manier probeert te beletten dat zij met haar dochter op vakantie kan. Zij verzoekt om afwijzing van het wrakingsverzoek.

6.De beoordeling van het verzoek

6.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
6.3
Volgens het procesreglement verzoekschriften familie- en jeugdrecht rechtbanken wordt een verzoek om aanhouding dat tijdens een zitting is gedaan, alleen ingewilligd in geval van klemmende redenen. De rechter dient daarbij aan de hand van een belangenafweging te beoordelen of er van een klemmende reden sprake is. De rechter heeft geoordeeld dat verzoeker door het niet ontvangen van de stukken niet in zijn belang is geschaad, omdat de inhoud van de desbetreffende stukken hem reeds bekend was. Zij heeft voorts meegewogen dat de zaak een spoedeisend karakter heeft.
6.4
Het is niet aan de wrakingskamer om te beoordelen of de door de rechter genomen procesbeslissing al dan niet juist is. Enkel dient te worden beoordeeld of de genomen beslissing dusdanig onbegrijpelijk is dat deze wel door vooringenomenheid moet zijn ingegeven. Uit het hiervoor overwogene volgt dat, anders dan verzoeker kennelijk meent, een verzoek om aanhouding wegens het niet beschikken over alle stukken niet in alle gevallen moet worden toegewezen. De rechter dient een afweging te maken. De beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding niet te honoreren is, gelet op de gegeven omstandigheden, geenszins onbegrijpelijk. Daaruit kan dan ook niet volgen dat de rechter jegens hem vooringenomen zou zijn, of dat bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde schijn is gewekt van die vooringenomenheid. Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zal het wrakingsverzoek als ongegrond worden afgewezen.
6.5
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESCHIKKING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. K.A. Brunner, voorzitter, mrs. A.P. Schoonbrood-Wessels en W.M. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2015.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.