ECLI:NL:RBAMS:2015:6808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 150.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, die als gedaagde partij betrokken was in een civiele procedure tegen Stichting Stadgenoot. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn, omdat hij de eis van de wederpartij niet onmiddellijk niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde dat rechterlijke procesbeslissingen, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, in het algemeen geen grond vormen voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is. De verzoeker had zijn stellingen onvoldoende onderbouwd, met name zijn claim dat hij het dossier niet mocht inzien en dat hij geen afschrift van de rolbeslissing had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve redenen waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.

De rechtbank benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank vond dat de verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om verweer te voeren en dat de rechter zorgvuldig had gehandeld door de wederpartij in staat te stellen te reageren. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de procedure zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indiening van het wrakingsverzoek. Tevens werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling zou worden genomen, gezien het lichtvaardige gebruik van het wrakingsinstrument door de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
wrakingskamer
Beschikking op het op 18 mei 2015 gedane en onder rekestnummer HA RK 150.2015 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker] , te [woonplaats] ,

verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter te Amsterdam (hierna: de rechter).

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het proces-verbaal van de rolzitting op 18 mei 2015;
- het tussenvonnis van de rechter van 18 mei 2015;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 21 mei 2015. De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
- Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juni 2015, alwaar verzoeker is gehoord. De rechter is met voorafgaand bericht niet verschenen.
- Nadien zijn per brief van 15 juli 2015 de leden van de onderhavige rechtbank gewraakt, welk verzoek is behandeld op 24 juli 2015 en afgewezen per beschikking van 31 juli 2015.

Gronden van de beslissing

1. Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
- Verzoeker is de gedaagde partij in een kantonzaak geregistreerd onder zaaknummer [ ]. De eisende partij is Stichting Stadgenoot. Deze zaak wordt behandeld door de rechter.
- Op 18 mei 2015 heeft een rolzitting plaatsgehad, alwaar het tussenvonnis van de rechter van 18 mei 2015 – inhoudende verwijzing naar de rol voor schriftelijke re- en dupliek - in het openbaar is uitgesproken. Verzoeker is verschenen.
- Ter zitting heeft verzoeker zijn verzoek om wraking gedaan.

Het verzoek en de gronden daarvan

2.1.
Aan het wrakingsverzoek wordt – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat verzoeker als gedaagde partij niet in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren zodat de eisende partij niet kan ingaan op zijn verweer, zoals staat vermeld in het vonnis van 18 mei 2015. Ook voldoet volgens verzoeker de dagvaarding niet aan de wettelijke eisen en ondanks zijn verzoek aan de rechter heeft verzoeker daar geen adequate reactie op gehad. De rechter vertoont volgens verzoeker geen normaal menselijk gedrag door niet in te grijpen in een zaak waarin een sociale huurwoning ingezet wordt als oneigenlijk vuil wapen om een geschil te winnen. De rechter had gezien de inzet van dat wapen meteen de zaak niet-ontvankelijk moeten verklaren of nietig. Ook heeft de rechter niet ingegrepen, terwijl verzoeker twee keer wordt berecht voor hetzelfde feit. Verzoeker is ook ten onrechte inzage in het dossier geweigerd nadat daaraan nieuwe stukken zijn toegevoegd. Voorts heeft verzoeker geen beslissing ontvangen van de vorige rolzitting van 20 april 2015. Verzoeker stelt dat hij door het kantongerecht is misleid doordat hij iedere keer veranderde data krijgt om te reageren. Verzoeker doet nadrukkelijk een beroep op alle bepalingen van het (Europese) Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Universele verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 94 van de Grondwet.
2.2.
Verzoeker concludeert op basis van het voorgaande dat de rechter vooringenomen is jegens hem, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

De reactie van de rechter

3.1.
De rechter heeft als reactie op het wrakingsverzoek – samengevat weergegeven – het volgende standpunt ingenomen. Volgens de rechter komt het erop neer dat verzoeker hem verwijt dat hij de vordering van de eisende partij niet aanstonds heeft afgewezen. Een beslissing op een vordering kan en mag echter pas genomen worden na voldoende hoor en wederhoor van alle partijen. Verzoeker is tweemaal in de gelegenheid geweest om bij antwoord verweer te voeren tegen de dagvaarding. Hij heeft zelf een schriftelijke reactie ingediend waarop stond: ‘
Dit is niet de conclusie van antwoord’. Daarna heeft een derde namens hem een schriftelijk stuk ingediend waarin werd ingegaan op de vordering van de wederpartijen er werd kennelijk namens verzoeker verweer gevoerd Verzoeker is aldus in de gelegenheid geweest om verweer te voeren. Verzoeker zal bij dupliek altijd in staat zijn om het verweer te bekrachtigen dan wel te betwisten dat dit aan hem moet worden toegerekend. Voorts is de beslissing of de dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen eisen een inhoudelijke beoordeling die nog niet kan worden gedaan en die volgens de rechter geen grond kan zijn voor wraking. Hetzelfde geldt voor het oordeel of de eisende partij ontvankelijk is dan wel of de vordering zou moeten worden toegewezen en of daarover reeds is beslist. Voorts stelt de rechter dat uit het dossier blijkt dat bij brief van 4 mei 2015 aan verzoeker is bericht wat er op de rolzitting van die datum is gebeurd en dat de kantonrechter op 18 mei 2015 zal bepalen hoe de procedure wordt voortgezet. Uit het feit dat verzoeker op laatstgenoemde datum op de rolzitting aanwezig was, leidt de rechter af dat dit bericht verzoeker heeft bereikt. Ook blijkt uit het dossier dat verzoeker steeds is bericht wanneer en voor welk doel de zaal weer op de rol stond en dat verzoeker daar ook op heeft gereageerd dan wel heeft laten reageren.
3.2.
Volgens de rechter is er geen sprake van (schijn van) vooringenomenheid en dient het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek te worden afgewezen.

De beoordeling van het verzoek

4.1.
In een wrakingsprocedure dient de rechtbank te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Daarbij staat voorop dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
4.2.
De omstandigheid dat de rechter de eis van de wederpartij niet terstond niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege door verzoeker genoemde redenen, levert geenszins grondslag op voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter juist zorgvuldigheid betracht door de wederpartij in staat te stellen te reageren op hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht. Bovendien leveren rechterlijke procesbeslissingen – behoudens uitzonderlijke omstandigheden – in zijn algemeenheid geen grond op voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is jegens een procespartij. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd kan de rechtbank geen enkele reden vinden om dergelijke omstandigheden aan te nemen. Voorts heeft verzoeker naar het oordeel van de rechtbank zijn stelling dat hij het dossier niet mocht inzien onvoldoende onderbouwd. Ook is de rechtbank onvoldoende gebleken dat verzoeker geen afschrift van de rolbeslissing van 20 april 2015 zou hebben ontvangen. Daarbij wordt opgemerkt dat daarin evenmin een grond gelegen ligt voor toewijzing van het verzoek, indien dat het geval zou zijn.
4.3.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank tot de slotsom komt dat er geen grond is voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is of dat de vrees die verzoeker daarvoor heeft objectief gerechtvaardigd is.
4.4.
Ten grondslag aan het verzoek tot wraking, herhaald ter zitting, legt verzoeker dat een rechter die het verzoek van de eisende partij ontvankelijk zou verklaren geen normaal menselijk gedrag vertoont. Een dergelijke rechter zou hij wraken. De rechtbank ziet in deze verklaring een aanknopingspunt voor het oordeel dat verzoeker lichtvaardig gebruik maakt van het wrakingsinstrument en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter die de zaak met nummer [ ] in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen.
4.5.
Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder nummer [ ] wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter die de zaak met nummer [ ] in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. A.W.C.M. van Emmerik en mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2015.
de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.