ECLI:NL:RBAMS:2015:6797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
175.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure tegen ABN AMRO Bank N.V. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. P.B. Martens, die als rechter in de wrakingskamer fungeerde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, onder andere omdat de bevestiging van de ontvangst van het wrakingsverzoek niet tijdig was gegeven en omdat de zittingsdatum voor de behandeling van het verzoek niet voldoende tijdig was vastgesteld. Daarnaast werd aangevoerd dat de rechter niet onafhankelijk was van ABN AMRO, omdat hij in het verleden voor Kluwer had gewerkt, een kantoor dat ook advocaten levert voor ABN AMRO.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de bevestiging van de ontvangst van het wrakingsverzoek enige tijd op zich liet wachten, geen grond voor toewijzing van het verzoek kon opleveren. Ook de verbanden die de verzoeker legde tussen de rechter, zijn werkverband bij Kluwer en de tegenpartij in de grondprocedure werden als te ver verwijderd beschouwd om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor partijdigheid.

De rechtbank besloot dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was en wees het af. Tevens werd bepaald dat de wrakingsprocedure, geregistreerd onder rekestnummer HA RK 144.2015, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indiening van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
wrakingskamer
Beschikking op het op 10 juni 2015 gedane en onder rekestnummer HA RK 175.2015 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. P.B. Martens, rechter in de wrakingskamer van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechter).

Verloop van de procedure

Na kennisneming van het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 10 juni 2015 heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Gronden van de beslissing

1. Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
- Verzoeker is de gedaagde partij in een kantonzaak geregistreerd onder zaaknummer [ ]. De eisende partij is de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V. Deze zaak wordt behandeld door kantonrechter mr. E.F.A. van Buitenen (hierna: mr. Van Buitenen).
- Bij brief van 12 mei 2015 heeft verzoeker tegen mr. Van Buitenen een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder rekestnummer HA RK 144.2015. De mondelinge behandeling van het verzoek is bepaald op 12 juni 2015. De wrakingskamer die het verzoek behandelt bestaat uit de navolgende rechters:
mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, voorzitter,
mr. P.B. Martens en mr. A.W.C.M. van Emmerik, leden.
- Bij brief van 10 juni 2015 heeft verzoeker onderhavig verzoek om wraking ingediend.

Het verzoek en de gronden daarvan

2.1.
Aan het wrakingsverzoek wordt ten grondslag gelegd hetgeen in de aan deze beschikking gehechte brief van 10 juni 2015 (zonder bijlagen) is vervat. In het kort komen de gronden van het verzoek erop neer dat dat de rechter vooringenomen is, omdat de ontvangst van het wrakingsverzoek in de zaak met nummer HA RK 144.2015 niet tijdig aan verzoeker is bevestigd en omdat de zittingsdatum van de behandeling van het verzoek op 12 juni 2015 niet voldoende tijdig is. Daarnaast is – kort gezegd – de rechter volgens verzoeker niet onafhankelijk van ABN AMRO Bank (ABN AMRO), omdat hij in de periode 2007-2010 heeft gewerkt voor Kluwer en verschillende advocaten van het kantoor dat ABN AMRO in diverse rechtszaken bijstaat ook voor Kluwer werken.
2.2.
Verzoeker concludeert op basis van het voorgaande dat de rechter vooringenomen is jegens hem, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

De beoordeling van het verzoek

3.1.
In een wrakingsprocedure dient de rechtbank te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Daarbij staat voorop dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat bevestiging van de ontvangst en behandeling van het wrakingsverzoek na enige tijd hebben plaatsgevonden geen grond voor toewijzing van het verzoek kan opleveren. Voorts overweegt de rechtbank dat de verbanden die verzoeker legt tussen de rechter, diens werkverband in het verleden bij Kluwer en de tegenpartij in de grondprocedure te ver verwijderd zijn, zodat geoordeeld moet worden dat deze grond evenmin redelijkerwijs een grond kan opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is of dat verzoekers vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking dient dan ook – als kennelijk ongegrond – te worden afgewezen.
3.3.
Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de wrakingsprocedure geregistreerd onder rekestnummer HA RK 144.2015 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, voorzitter, mr. A.W.C.M. van Emmerik en mr. G.H. Marcus, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.
de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.