ECLI:NL:RBAMS:2015:6787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
HA RK 91.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was en verdachte in meerdere strafzaken. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechters de indruk hadden gewekt dat zij de verzoeker niet begrepen en dat zij de behandeling zonder hem wilden voortzetten, wat volgens de verzoeker zijn verdediging zou schaden en zou leiden tot een oneerlijk proces. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rechters niet vooringenomen waren. De rechtbank stelde vast dat het voorhouden van het proces-verbaal aan de verzoeker geen objectieve grond voor vooringenomenheid opleverde. Bovendien was de waarschuwing aan de verzoeker dat de behandeling zonder hem zou worden voortgezet, indien hij de orde zou verstoren, ook geen indicatie van partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de vrees van de verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en wees het wrakingsverzoek af. De procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het op 27 maart 2015 mondeling gedane en onder rekestnummer
C/15/584160/HA RK 91.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [ ],
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.G.E. Koumans,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. M.J. Diemer, G.M. van Dijk en J.B. Oreel, strafrechters te Amsterdam, hierna: de rechters.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ter zitting van 27 maart 2015 heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechters gedaan.
1.2
De rechters hebben medegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van heden, waar de rechtbank de gemachtigde van verzoeker en M.J. Diemer in zijn hoedanigheid als rechter alsmede gemachtigde van de andere rechters heeft gehoord.
1.4
Na behandeling ter zitting is na schorsing en hervatting van de behandeling mondeling op het verzoek tot wraking beslist. De beslissing op het verzoek is in het openbaar uitgesproken, waarbij is medegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen. Deze beschikking vormt die uitwerking.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten :
a: Verzoeker is verdachte in meerdere strafzaken, geregistreerd onder de parket-nummers [ ], [ ] en [ ]. De rechters hebben de zaak op 27 maart 2015 ter terechtzitting behandeld.
b: Uit het hier relevante deel van het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2015 blijkt het navolgende:
‘De voorzitter houdt het proces-verbaal van verbalisant [ ] van 8 januari 2015 voor.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Deze agent is een leugenaar. Alle stukken bewijzen dat hij een leugenaar is. Er is hem gevraagd of verdachte op straat is gefouilleerd, of zijn tas toen is doorzocht en of het rijbewijs toen al in de rugzak zat, en of hij heeft gezien of de telefoon aan aangever is gegeven. Hij gaf alleen aan dat hij zag dat ik in de boeien werd geslagen.
De raadsvrouw van verdachte wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de door de raadsvrouw gestelde vragen, opgemaakt door verbalisant [ ], en het naar aanleiding daarvan op 4 september 2014 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [ ].
De voorzitter leest de vragen en het proces-verbaal voor, alsmede de verklaring van [ ] dat hij verdachte niet heeft onderworpen aan de fouillering.
De verdachte onderbreekt de voorzitter en verklaart, zakelijk weergegeven:
De vraag wordt gesteld of ik ben gefouilleerd. Hij zegt eerst dat hij zag dat ik in de handboeien werd geslagen. Bij zijn tweede verhoor zegt hij opeens dat hij heeft gezien dat ik ben gefouilleerd. Hij is een leugenaar.
De voorzitter leest voor de verklaring van [ ] van 4 september 2014, inhoudende dat hij, [ ], verdachte niet heeft gefouilleerd.
De verdachte herhaalt dat dat niet de vraag was, maar de vraag of hij had gezien dat verdachte was gefouilleerd.
De voorzitter verklaart daarop:
Het één sluit het ander niet uit.
Verdachte wordt kwaad en de voorzitter maant hem rustig te worden.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Heb ik geen recht om me te verdedigen? Ik zit al acht maanden vast, man. Onschuldig!
De voorzitter deelt verdachte mee dat hij de verdachte serieus neemt en hem alle tijd wil gunnen, maar dat verdachte, als hij zich zo gedraagt, de zaal zal moeten verlaten.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
U bent niet serieus.
De voorzitter verzoekt verdachte respect te hebben voor wat er ter zitting gebeurt.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
U moet mij hier serieus nemen.
De voorzitter vervolgt de behandeling met het voorhouden van de stukken.
(…)
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik kom hier niet tot mijn recht. U laat mij niet tot mijn recht komen. Toen ik binnen kwam en u zag, was mijn gevoel al niet goed. Dat u vervolgens ook nog zei: “Ik ga het zonder jou doen”, zegt al genoeg voor mij. U gaat mij veroordelen voor wat ik niet heb gedaan. Dat zag ik direct.
De voorzitter vat samen dat verdachte toen hij binnen kwam, al zag dat het niet pluis was. De verdachte verklaart geen antwoord meer te willen geven en stelt des-gevraagd dat zijn gevoel niet alleen de voorzitter, maar de hele rechtbank betreft.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als mening van de rechtbank mee dat de rechtbank zich niet herkent in de visie van verdachte. De inzet van de rechtbank is om de zaak zo objectief en onpartijdig mogelijk te behandelen. De rechtbank berust derhalve niet in de wraking, maar als verdachte de rechtbank wil wraken, zal deze procedure worden opgestart.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Dat wil ik.’
Daarop hebben de rechters het onderzoek ter terechtzitting geschorst.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

Aan het wrakingsverzoek wordt - kort weergegeven - ten grondslag gelegd dat de rechters bij verzoeker de indruk hebben gewekt dat zij hem niet begrepen, dat zij de behandeling zonder hem wilde voortzetten en dat hij daardoor in zijn verdediging zou worden geschaad en geen eerlijk proces meer zou krijgen.

4.De reactie van de rechters

4.1
De rechters hebben, samengevat, aangevoerd dat het een normale zitting betrof en dat zij de desbetreffende stukken slechts aan verzoeker hebben voorgehouden om op die manier alle standpunten op een rij te krijgen.
4.2
Het voorgaande brengt volgens de rechters mee dat er geen sprake is van (schijn van) vooringenomenheid en dat het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek afgewezen dient te worden.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
5.3
Dat de rechters het proces-verbaal van verbalisant [ ] van 8 januari 2015 aan verzoeker hebben voorgehouden is in zijn algemeenheid geen grond voor het oordeel dat de rechters jegens hem vooringenomen zouden zijn. Dat door het voorhouden van het desbetreffende proces-verbaal bij verzoeker het gevoel is ontstaan dat zulks wel het geval zou zijn is niet objectief gerechtvaardigd.
5.4
Dat de rechters verzoeker hebben gewaarschuwd dat de inhoudelijke behandeling zonder hem zou worden voortgezet indien hij de orde op de terechtzitting zou blijven verstoren is evenmin een grond voor het oordeel dat de rechters jegens hem vooringenomen zouden zijn. Hierbij wordt tevens in overweging genomen dat de verwijdering uit de zittingszaal niet heeft plaatsgevonden. Het standpunt van verzoeker dat hij in zijn verdediging zou zijn geschaad mist derhalve feitelijke grondslag.
5.5
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat voor het oordeel dat de rechters vooringenomen zijn, dan wel dat de vrees van verzoeker voor voor-ingenomenheid van de rechters objectief gerechtvaardigd is, geen grond is.
5.6
De rechtbank ziet op dit moment nog geen aanleiding om te beslissen dat een volgend verzoek tot wraking in dezelfde zaak niet in behandeling wordt genomen.
5.7
De rechtbank beslist als volgt.
BESCHIKKING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mrs. Y.A.M. Jacobs en C.W.M. Giesen, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2015.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.