ECLI:NL:RBAMS:2015:6774

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
13-751666-15 RK 15-5187
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Finland in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal

Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Finland. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Länsi-Uusimaa, Espoo, Finland, op 3 juli 2015. De opgeëiste persoon wordt verdacht van diefstal van een Lexus RX450H, gepleegd in de nacht van 21 op 22 oktober 2014 in Espoo, Finland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de rol van de opgeëiste persoon bij de diefstal is in het EAB voldoende duidelijk omschreven. De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van de opgeëiste persoon onduidelijk is en heeft verzocht om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in staat is geweest zijn onschuld aan te tonen en dat de onschuldverweer niet leidt tot weigering van de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de toepasselijke wetsartikelen zijn genoemd, waaronder artikel 2 en 7 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751666-15
RK-nummer: 15/5187
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 augustus 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juli 2015 door the Prosecutor’s Office of Länsi-Uusimaa, Espoo, Finland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , (voormalige) Sovjet Unie op [geboortedatum] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentie adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat
de rechtbank er net niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij op dit moment statenloos is.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, op 1 juli 2015 uitgevaardigd door the Espoo District Court.
Referentienummer 15/622, zaaksnummer PK15/1193.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Finland strafbaar feit.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van voorwerpen, waaronder mobiele telefoons, tickets, ontvangstbewijzen en andere documenten en geld. Nu niet is gebleken van enige inbeslagneming en de officier van justitie hieromtrent niets heeft gevorderd, gaat de rechtbank voorbij aan dit verzoek.
Standpunt raadsvrouwUit de omschrijving van het feit in het EAB blijkt onvoldoende wat de rol van de opgeëiste persoon is geweest bij de diefstal waarvan hij wordt verdacht. Onduidelijk is of hij wordt beschouwd als de dief van de auto, als de transporteur van de auto of als iemand die toevallig in de buurt van de auto was. Zijn er camerabeelden waarop de opgeëiste persoon te zien is? Is er misschien een dactyloscopisch spoor van hem op de auto aangetroffen? Waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon de dief is?
De raadsvrouw heeft primair verzocht de overlevering te weigeren en subsidiair verzocht de zaak aan te houden teneinde nadere informatie in te winnen.
Standpunt officier van justitie
De omschrijving is genoegzaam en voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW: tijd, plaats en betrokkenheid staan in het EAB omschreven. De opgeëiste persoon weet hoe de beschuldiging luidt. Het verzoek van de raadsvrouw houdt in feite in dat het dossier wordt aangevuld met bewijsmiddelen en dat is in de overleveringsprocedure geen vereiste.
Oordeel rechtbank
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht staat als volgt in het EAB onder e) omschreven:
[opgeëiste persoon] is the offender, offence committed 21.10.2014 – 22.10.2014, in Espoo, Finland.
[opgeëiste persoon] stole in Espoo 21-22.10.2014 from the courtyard of [naam] appartment a Lexus RX450H car, possessed by Ojala and owned by Toyota Finance Finland Oy. The car’s number plate is [kenteken] . The theft of the car has required bypassing the car’s immobiliser in a manner that is not yet known. The value of the vehicle is around 95.000 euros.
After the theft the car was transported to a new location to be transported to a foreign country.
The object of the offense is very valuable and the receiving offence is aggravated also when assessed as a whole.
Gelet op deze omschrijving is de rechtbank van oordeel dat voldoende duidelijk omschreven staat waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht en wat zijn veronderstelde betrokkenheid bij het feit is. Hij wordt ervan verdacht een waardevolle personenauto te hebben gestolen in de nacht van 21 op 22 oktober 2014 in Espoo in Finland.
Ten aanzien van deze diefstal voldoet de omschrijving in het EAB aan de vereisten van artikel 2, tweede lid onder e OLW. Het specialiteitsbeginsel is daarmee gewaarborgd.
Er is geen aanleiding om de nadere bewijsmiddelen waar de raadsvrouw om verzoekt, aan het overleveringsdossier toe te laten voegen. Deze kunnen aan de orde komen in het onderzoek in Finland naar het strafbare feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht en gepresenteerd worden tijdens de behandeling van het feit voor een Finse rechtbank.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Uitgaande van de vermelding in het EAB dat de auto op nog niet nader bekende wijze gestart is
(‘bypassing the car’s immobiliser’) gaat de rechtbank er vanuit dat het (elektronische) slot van de auto verbroken is of dat er gebruik is gemaakt van een valse sleutel. Het feit levert naar Nederlands recht dan ook op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutels.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft beweerd niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft verklaard dat hij op de in het EAB genoemde datum waarop de diefstal zou hebben plaatsgevonden, niet in Finland was maar in Estland verbleef. Estse kennissen zouden dit kunnen bevestigen maar het is te duur om daarvan een notariële verklaring te bekostigen.
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn onschuld niet tijdens het verhoor ter zitting heeft kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Prosecutor’s Office of Länsi-Uusimaa, Espoo, Finland, ten behoeve van het in Finland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.