ECLI:NL:RBAMS:2015:6670
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in ontuchtzaken
Op 1 oktober 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Iran in 1966, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens drie verschillende personen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2015, waar de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, en de raadsman van de verdachte, mr. Th. M. van Angeren, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het dwingen van de aangevers tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging.
De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en verklaard dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte op de locaties van de vermeende feiten niet als bewijs kon dienen, aangezien hij deze aanwezigheid niet had ontkend. De getuigenverklaring van een getuige die de emotionele toestand van een aangeefster beschreef, werd ook niet als steunbewijs beschouwd.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. Tevens werd de benadeelde partij, [persoon 1], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. J. Piena en de rechters mrs. H.E. Spruit en R.A.J. Hübel.