In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude. De verdachte, geboren in 1974 in Finland, was betrokken bij het opzettelijk indienen van valse belastingaangiften voor de omzetbelasting ten name van een rechtspersoon, die enkel en alleen voor het plegen van fraude was opgericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periode van 1 juli 2013 tot en met 1 maart 2015 onjuiste belastingaangiften zijn ingediend, waarbij de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte door zijn raadsvrouw, mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft laten doen door een ander, met als doel om ten onrechte belastinggeld terug te vragen van de Belastingdienst. De verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van valse facturen en onjuiste administraties, wat heeft geleid tot een benadelingsbedrag van meer dan € 1.000.000,-. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij de straftoemeting. De verdachte heeft de verantwoordelijkheden die de wet aan een ondernemer stelt niet serieus genomen en heeft de integriteit van het financiële verkeer geschaad.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de oriëntatiepunten fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere justitiële documentatie. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.