ECLI:NL:RBAMS:2015:6409

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
13/698965-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereiding misdrijf en bewezenverklaring van witwassen en bezit vervalst paspoort

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de voorbereiding van een misdrijf, witwassen en het in bezit hebben van een vervalst paspoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor de voorbereiding van een misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer, en heeft de verdachte op dat punt vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld, dat hij in zijn woning had, niet geloofwaardig waren. De verdachte had een aanzienlijk bedrag in contanten, waarvan de rechtbank concludeerde dat het afkomstig was uit een misdrijf. Dit leidde tot de bewezenverklaring van het witwassen van dit geld. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een vervalst paspoort, wat ook bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en het bezit van vervalste documenten, en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698965-13 (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Joegoslavië) op [geboortedatum] 1949,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ter terechtzitting verklarende als postadres te gebruiken: [adres, te plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 augustus en 21 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. U.E.A. Weitzel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Aytemür naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting gewijzigd, in dier voege dat aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de periode van 17 januari 2014 te Nijmegen en/of te Beuningen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf/misdrijven diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of een inbraak in vereniging gedurende voor de nachtrust bestemde tijd (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een pistool (merk Walther, kaliber 22. Long Rifle) en/of acht, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 22. Long Rifle) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
- een of meer inbrekersgereedschap heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad (bestaande uit een boormachine (merk Bosch) (voorzien van een torx-punt) en/of
- ( een) auto('s) heeft verworven of voorhanden heeft gehad en/of
- een of meer gesprek(ken) heeft gevoerd tussen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] over het stelen van wierie (wiet) en/of heeft gesproken over een parkie en/of een parkietrekker (slotentrekker) en/of
- een of meer gesprek(ken) gevoerd over het zoeken naar een "specialist" om een deur te openen,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
Subsidiair:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 17 januari 2014 tot en met 23 januari 2014 te Nijmegen en/of te Beuningen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf/misdrijven diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of een inbraak in vereniging gedurende voor de nachtrust bestemde tijd (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een pistool (merk Walther, kaliber 22. Long Rifle) en/of acht, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 22. Long Rifle) heeft/hebben verworven en/of
-een of meer inbrekersgereedschap heeft/hebben verworven (bestaande uit een boormachine (merk Bosch) (voorzien van een torx-punt) en/of
- ( een) auto(s) heeft/hebben verworven of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- een of meer gesprek(ken) gevoerd tussen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] over het stelen van wierie (wiet) en/of gesproken over een parkie en/of een parkietrekker (slotentrekker) en/of
- een of meer gesprek(ken) gevoerd tussen [naam 1] en/of [medeverdachte 2] over het zoeken nar een “specialist” om een deur te openen,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 januari 2014 tot en met 23 januari 2014 te Nijmegen en/of te Beuningen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een of meer inbrekersgereedschap te verwerven (bestaande uit een boormachine (merk Bosch) (voorzien van een torx-punt) en/of
- een of meer gesprek(ken) te voeren met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] over het zoeken naar een “specialist” om een deur te openen en/of
- een of meer gesprekken te voeren met [medeverdachte 3] over een supersnel klusje.
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89.190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer 60.000 euro), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89.190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer) 60.000 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 23 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het bezit was van een nationaal (Kroatisch) paspoort (nummer [nummer 1] ) (op naam van [persoon 1] te [plaats 1] ), in elk geval van een reisdocument, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemd paspoort was voorzien van een pasfoto van hem, verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Zij acht wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het voorbereiden van diefstal met geweld in vereniging en/of een inbraak in vereniging gedurende voor de nachtrust bestemde tijd. Tevens acht zij het onder 2 ten laste gelegde witwassen en onder 3 ten laste gelegde “in bezit hebben van een vervalst paspoort” bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 3 heeft zij geen opmerkingen ten aanzien van het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De raadvrouw voert onder meer het volgende aan. Verdachte heeft aan medeverdachte [medeverdachte 2] een slotentrekker en boormachine gegeven, omdat hij meende dat [medeverdachte 2] deze voor zijn eigen deur nodig had. Dit blijkt ook uit de tapgesprekken van 17 januari 2014 om 15.29 uur en 15.37 uur. Toen hij begreep waarvoor [medeverdachte 2] de slotentrekker wilde gebruiken, heeft hij deze teruggevraagd en gekregen. Hierbij is hij vergeten de boormachine terug te vragen. Het uitlenen van het gereedschap is niet gebeurd ter facilitering van een inbraak.
Ook heeft verdachte de medeverdachte [medeverdachte 3] niet geïntroduceerd bij [medeverdachte 2] als slotenspecialist; zij kenden elkaar al.
Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte een auto heeft verworven of voorhanden heeft gehad, inbrekersgereedschap heeft verworven of voorhanden heeft gehad. De gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kunnen hem niet worden toegeschreven. Tevens kan niet bewezen worden dat verdachte een pistool en munitie heeft verworven of voorhanden heeft gehad, temeer nu ook medeverdachte [medeverdachte 3] hiervan, ook volgens de officier van justitie, moet worden vrijgesproken.
Medeplegen
Van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake. Dat blijkt uit het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 17 januari 2014 om 13.02 uur, als [medeverdachte 1] zegt dat [naam 1] dat heeft, waarna [medeverdachte 2] vraagt : “wie nog meer he? Wie nog meer?” en “kan je dat niet in de winkel kopen?” en even later “Ik weet wie ze heb, die kneus van [naam 2] ”. Ook spreken zij over “we gaan het met zijn tweeën doen”. Kennelijk is geen rol weggelegd voor een derde en had verdachte geen enkele rol in het plan van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Ook zijn de elementen die van belang zijn voor medeplichtigheid niet aan de orde, nu zijn opzet niet gericht was op het plegen van een diefstal.
Ten aanzien van feit 2
Bij verdachte in de woning is een grote hoeveelheid geld aangetroffen. Over de herkomst van dit geld heeft verdachte uitgebreid verklaard. Hij was informant voor de CIE en voor internationale politiediensten en hij werkt als special agent voor de International Union for Counteraction of Criminality (hierna: IUCC). Een deel van het geld was ook afkomstig van gokwinsten. De sieraden zijn voor het merendeel van [medeverdachte 4] en zijn niet van misdrijf afkomstig. Nergens blijkt dat dit geld en deze sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn.
Ook blijkt uit overgelegde stukken dat verdachte al meerdere jaren als informant optreedt voor de Duitse douane en dat hij inderdaad internationaal actief opereert als informant.
Derhalve kan niet worden bewezen dat de in de tenlastelegging opgenomen bedragen en sieraden middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van witwassen.
Ook het feit dat verdachte in Nederland geen belastingaangifte doet kan geen bewijs voor witwassen vormen, nu verdachte zijn inkomsten in meerdere landen ontvangt en hij vrij is in een door hem gekozen land aangifte te doen.
Ten slotte is het enkel voorhanden hebben van het geld, voor zover dit zou zijn verkregen uit eigen misdrijf, onvoldoende om tot een kwalificatie van witwassen te komen, nu er ten aanzien van dit geld geen verhullingshandelingen zijn verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte schuldig is aan voorbereiding van een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Is sprake van voorbereiding van diefstal met geweld?
Uit het onderzoek komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 2] samen met anderen plannen had om op enige plaats “wierie” te stelen. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken op 17 januari 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 2] op zoek was naar een “parkie” of “parker trekker” voor de sleutels, omdat hij vanavond wieries gaat stelen. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat [naam 1] moet vragen, die heeft dat (tapgesprek 13.02 uur). Even later zegt [medeverdachte 1] dat [naam 1] er eentje voor [medeverdachte 2] heeft, maar dat hij hem eerst moet opladen (tapgesprek 13.26 uur). Om 14.38 uur verteld [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij het ding heeft gehaald en het in de lader stopt.
Om 15.27 uur wordt verdachte gebeld door de gebruiker van nummer [telefoonnummer] (dit blijkt later het telefoonnummer van [medeverdachte 3] te zijn). Verdachte heeft hem nodig voor een supersnelle klus. [medeverdachte 3] moet hem over een half uur terugbellen. Hij (verdachte) gaat kijken of ze het gevonden hebben. Twee minuten later belt verdachte met [medeverdachte 2] of hij al een specialist heeft gevonden om de deur te openen, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij op hem (verdachte) zit te wachten. Hierop zegt verdachte dat hij nu iemand heeft.
De rechtbank concludeert dat geen van deze telefoongesprekken in de richting wijst van de mogelijkheid dat geweld kan of zal worden gebruikt.
Op grond van deze gesprekken kan niet worden vastgesteld dat men opzet had op het plegen van een diefstal met geweldpleging, zodat van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Is sprake van voorbereiding van diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd?
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 17 januari 2014 om 20.35 uur aangehouden in Beuningen. De rechtbank acht dit tijdstip te vroeg om te spreken van “voor de nachtrust bestemde tijd” dan wel het kort na dit tijdstip intreden daarvan. In de telefoontap van 22.12 uur, waarbij een gesprek is opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , zegt [medeverdachte 1] dat hij denkt dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat hiermee medeverdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld) in de gevangenis zit, want hij neemt zijn telefoon niet op. Hieruit maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] meende dat de diefstal op dat tijdstip of eerder gepleegd had moeten zijn.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de voorbereiding een diefstal betrof gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen waaruit kan worden opgemaakt dat de diefstal zou plaatsvinden in een woning of op een besloten erf, nog daargelaten dat deze bestanddelen uit de delictsomschrijving van artikel 311, eerste lid onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht niet zijn ten laste gelegd.
Slotsom
Nu niet valt vast te stellen dat verdachte een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd heeft voorbereid is er geen sprake van de voorbereiding van een misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer, zoals artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht vereist. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Beoordelingskader
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. [1]
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te bevatten.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen en opgemerkt.
Voorhanden hebben van contante geldbedragen
In de woning aan het adres [adres, te plaats 2] , waar verdachte samen met zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 4] , verblijft, is een grote hoeveelheid contant geld (€ 89.190,-) aangetroffen en in beslag genomen. Het betrof onder meer een plastic tas met € 60.000,-, waaronder vier biljetten van € 500,- en 12 biljetten van € 200,-. Deze tas is aangetroffen op een kast in de slaapkamer. Daarnaast zijn op diverse andere plaatsen in de woning verschillende grote geldbedragen aangetroffen.
Het bewaren van een groot geldbedrag op een dergelijke manier is niet zonder risico. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op een risicovolle manier bewaren van grote geldbedragen in contanten, waarbij bovendien sprake is van coupures van € 500,-, kan worden verbonden met criminele activiteiten. Een en ander rechtvaardigt daarom het vermoeden dat sprake is van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van het geld die op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in de woning aangetroffen geldbedragen van € 60.000,- (aangetroffen in een plastic tas op een kast in slaapkamer 1), € 3.100,- (aangetroffen in een zwart mapje in een lade van het dressoir in de woonkamer) en £ 660,- (aangetroffen in een envelop in de lade van een nachtkastje in slaapkamer 2) van hem zijn. De geldbedragen afkomstig uit diverse portemonnees en andere enveloppen zijn niet van hem. De rechtbank acht het, mede gelet op de verklaring die [medeverdachte 4] bij de politie heeft afgelegd, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dat de geldbedragen, anders dan de € 60.000,-, de
€ 3.100,- en de £ 660,-, toebehoren aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [medeverdachte 4] .
Ten aanzien van de hem toebehorende bedragen heeft verdachte zowel in zijn verklaringen bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat het geld deels bestaat uit gokwinsten uit het casino en deels is verdiend met onder andere zijn werkzaamheden als “special agent” voor het IUCC.
Medeplegen geld [medeverdachte 4]
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte enige betrokkenheid had bij de belastingontduiking door [medeverdachte 4] . Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van het witwassen van het geld dat aan [medeverdachte 4] toebehoort.
Inkomsten uit werkzaamheden
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij werkt voor het IUCC, een internationale, in Oostenrijk gezetelde organisatie die zich onder meer bezig houdt met opsporen van vermiste of verstopte personen. Hij heeft gesteld dat hij ook werkzaamheden verrichtte voor de Nederlandse overheid, de CIE, Interpol en Europol. Verdachte verklaart voorts dat hij niet betaald wordt door de IUCC, maar door de opdrachtgevers voor wie hij werkzaamheden verricht. Soms verdiende hij niets, soms verdiende hij 100.000 euro. Het geld zou altijd contant zijn uitbetaald, onder meer door de Nederlandse regering, de Nederlandse politie en de Duitse politie. Verdachte stelt dat daar steeds belasting over is betaald.
Uit de stukken blijkt het volgende:
  • Uit onderzoek door de politie blijkt dat bij de Dienst Regionale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Landelijke Eenheid van politie, Interpol en Europol niemand heeft gehoord van de IUCC en geen van hen met deze organisatie samenwerkt;
  • Verdachte is bij de belastingdienst niet bekend;
  • Verdachte heeft geen bank- of spaarrekening in Nederland;
  • Uit onderzoek blijkt dat verdachte weliswaar een rekening heeft bij een bank in Bosnië, doch uit het rekeningoverzicht blijkt niet dat verdachte premies heeft ontvangen.
In het dossier bevindt zich een e-mail (alsmede een vertaling uit het Duits) van [persoon 2] van het Zollfahndungsamt Frankfurt van 24 april 2014, waarin is vermeld dat verdachte al enige jaren vertrouwenspersoon is voor deze dienst. Hierin wordt echter niet gesproken over betaling van premies. Eveneens bevinden zich twee stukken in het dossier van het IUCC (gedateerd 30 januari 2014 en 1 februari 2014), waaruit - in samenhang bezien - kan worden opgemaakt dat verdachte actief is als agent van het IUCC en voor zijn werk premies betaald kunnen worden. Verdachte weigert echter aan te geven van wie hij premies heeft ontvangen, wanneer dat is geweest of hoeveel dat is geweest en waar hij belasting heeft betaald. De bewering van verdachte dat hij zijn geld op legale wijze heeft verdiend is derhalve niet concreet en verifieerbaar.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft ter zitting een voorwaardelijk verzoek gedaan getuigen te horen. De rechtbank acht het horen van getuigen niet noodzakelijk, nu verdachte herhaaldelijk ervan blijk heeft gegeven geen inzicht te willen geven in de concrete herkomst van zijn geld. Het (voorwaardelijke) verzoek wijst de rechtbank om die reden af.
Gokwinsten
Verdachte heeft verklaard dat het bedrag van € 60.000,- bestond uit geld dat hij heeft gewonnen in het casino. Dat verdachte in 2009 een bedrag van € 49.450,- heeft gewonnen in het Holland Casino staat vast. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit geld in een zak op de kast heeft bewaard en dat hij daar niet meer aangekomen is. Hij heeft echter ook verklaard kort voor zijn aanhouding € 15.000,- te hebben gewonnen in een casino in Aken en een deel van dit geld te hebben bewaard bij het eerder in het Holland Casino gewonnen geld.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig om de volgende redenen.
Tussen de biljetten bevinden zich vier coupures van 500 euro en 12 coupures van 200 euro. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort coupures in het gewone betaalverkeer niet worden gebruikt, maar juist wel in het criminele circuit. Door de officier van justitie is bovendien gesteld - en door of namens verdachte niet bestreden - dat het Holland Casino, gezien het eigen anti-witwasbeleid, deze coupures niet snel zal verstrekken.
Het bedrag dat in de plastic zak is aangetroffen is hoger dan het door verdachte in 2009 gewonnen bedrag. Verdachte zou dit bedrag hebben aangevuld met € 15.000,- dat hij kort voor zijn aanhouding op 23 januari 2014 had gewonnen in een casino in Aken. Verdachte heeft echter niet verklaard in welk casino hij het geld zou hebben gewonnen, noch wanneer hij dit heeft gewonnen. Bovendien heeft hij dit pas op de terechtzitting van 24 augustus 2015 verklaard. Verdachte heeft geen enkel verifieerbaar gegeven verschaft op punten die eenvoudig te achterhalen moeten zijn en van belang zijn om aan zijn stelling een begin van geloofwaardigheid te geven, bijvoorbeeld gegevens over het casino dat hij heeft bezocht en over de datum waarop hij daar is geweest. Onder deze omstandigheden hecht de rechtbank geen geloof aan de stelling dat verdachte vlak voor zijn aanhouding een bedrag van € 15.000,- heeft gewonnen en dat een deel van dit geld bij het andere geld is gevoegd.
Slotsom met betrekking tot het geld van verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld onaannemelijk en gaat daaraan dan ook voorbij. Nu verdachte geen concrete min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven voor het geld dat hij voorhanden had die niet als hoogst onwaarschijnlijk kan worden bestempeld, acht de rechtbank bewezen dat het geld dat op 23 januari 2014 bij hem thuis is aangetroffen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad en dat hij aldus dat geld heeft witgewassen.
Sieraden
In de woning aan het adres [adres, te plaats 2] , is tevens een grote hoeveelheid sieraden met een geschatte waarde van € 58.455,- aangetroffen. Met betrekking tot de sieraden heeft verdachte verklaard dat deze van [medeverdachte 4] zijn, met uitzondering van een paar sieraden, te weten een paar oorbellen met smaragd (goednummer 4702691) en een ring met smaragd (goednummer 4702699). Deze heeft verdachte van zijn moeder geërfd, [medeverdachte 4] mocht deze gebruiken maar zij heeft deze niet gekregen. [medeverdachte 4] , ter terechtzitting als getuige hierover gehoord, heeft bevestigd dat deze twee sieraden van verdachte zijn en dat de overige sieraden van haar zijn.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat de sieraden van [medeverdachte 4] zijn, niet op voorhand ongeloofwaardig, gegeven haar verklaringen daaromtrent. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te brengen waaruit de feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid waaruit zou moeten blijken dat het niet anders kan dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hier is het Openbaar Ministerie naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van deze sieraden.
4.3.3
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen bewezen hetgeen onder 3 is ten laste gelegd.
4.4
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 2 en 3:
4.5.1
Een proces-verbaal doorzoeking met nummer [nummer 2 A] van 24 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 54 e.v. van het zaaksdossier voorbereidingshandelingen diefstal met geweld (ripdeal) met daarbij bezit van vuurwapen en bezit vervalst paspoort.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 23 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in perceel [adres, te plaats 2] . Tijdens de doorzoeking werden de op de bijlage genoemde goederen aangetroffen en in beslaggenomen.
Bijzonderheden:
Grote hoeveelheden geld in de woning aanwezig.
Goederenlijst:
Slaapkamer 1, boven op kast: plastic tas met geld: 59900 euro, 4x 500 eurobiljetten
15x 200 eurobiljetten
Slaapkamer 1, lag voor de kast documenten: koffer met valse politiedocumenten
Slaapkamer 2, in bovenste lade 660 pond
nachtkastje
woonkamer, derde lade rechts zwart mapje met geld 3100 euro
dressoir
Ten aanzien van feit 2:
4.5.2
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met nummer [nummer 2 B] van 24 januari 2014, opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie (beslagdossier pagina 10 86).
Dit geschrift houdt onder meer in:
Volgnummer 1:
Goednummer [nummer 2 C]
Object geld
Waarde Euro 59.900,00
Op dit geschrift is met de hand bijgeschreven: “Blijkt bij natelling 60.000 te zijn”. Hierbij staan de stamnummers [nummer 4] en [nummer 5] .
4.5.3
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het geld in de la, de 3100 euro, is van mij. De 60.000 euro zijn ook van mij, evenals de 600 pond. Ongeveer 50.000 euro zijn afkomstig van het Holland Casino. Ik heb daar in 2009 de jackpot gewonnen. Ik heb later nog 10.000 euro daar bijgelegd.
4.5.4
Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met nummer [nummer 2 D] van 26 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , Zaaksdossier Witwassen, doorgenummerde pag. 2 e.v. en pag. 26.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 4 september 2013 heeft de officier van justitie van meerdere derden, waaronder de Belastingdienst, gegevens gevorderd omtrent [verdachte] . Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat hij bij deze instantie niet bekend is met een sofi-nummer.
4.5.5
Een proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens met documentcode [nummer 6] van 26 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , Zaaksdossier Witwassen, doorgenummerde pag. 29 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 19 november 2013 is door de hulpofficier van justitie van ABN Amro, Rabobank Nederland, SNS Bank en ING Bank gevorderd om de identificerende gegevens te verstrekken van [verdachte] .
Door de voornoemde instellingen zijn de volgende identificerende gegevens verstrekt.
[verdachte] komt niet voor bij de ABN Amro, Rabobank Nederland, SNS Bank en ING Bank. Er zijn geen rekeningnummers van [verdachte] bekend.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer 2 D] van 18 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. 275 e.v. van het zaaksdossier voorbereidingshandelingen diefstal met geweld (ripdeal) met daarbij bezit van vuurwapen en bezit vervalst paspoort.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb heet IUCC nagetrokken in de mij ter beschikking staande politiesystemen. De organisatie komt op geen enkele manier voor in de politiesystemen, behoudens de mutaties met betrekking tot de controles van [verdachte] . Binnen de Dienst Regionale Recherche heeft niemand ooit gehoord van de organisatie. Ik heb tevens contact opgenomen met de Koninklijke Marechaussee, de Landelijke Eenheid van de politie, Interpol en Europol, met de vraag of zij bekend zijn met de organisatie IUCC en of zij hiermee op enige wijze samenwerken. Geen van deze opsporingsdiensten heeft echter ooit van de IUCC gehoord en geen van hen werkt met deze organisatie samen.
Ten aanzien van feit 3
4.5.7
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 januari 2014 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een vervalst paspoort bij mij had.
4.5.8
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met nummer [nummer 2 E] van 28 januari 2014, opgemaakt door [verbalisant 7] , inspecteur van politie (beslagdossier pagina 10 190 e.v.).
4.5.9
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer 7] van 25 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pag. 138 e.v. van het zaaksdossier voorbereidingshandelingen diefstal met geweld (ripdeal) met daarbij bezit van vuurwapen en bezit vervalst paspoort.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 2
op 23 januari 2014, te Amsterdam een geldbedrag, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 63.100,- euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 63.100,- euro gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Ten aanzien van feit 3
op 23 januari 2014 te Amsterdam, in het bezit was van een nationaal (Kroatisch) paspoort (nummer [nummer 1] ) (op naam van [persoon 1] te [plaats 1] ), waarvan verdachte wist dat het vervalst was, bestaande die vervalsing hierin dat voornoemd paspoort was voorzien van een pasfoto van hem, verdachte.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft zij ten aanzien van het beslag gevorderd dat de nummers 5, 19, 54 en 55 van de beslaglijst worden onttrokken aan het verkeer, de nummers 1, 106 en 107 worden verbeurdverklaard. De nummers 2, 3, 4, 6 t/m 18, 23 t/m 53 en 57 kunnen teruggegeven worden aan verdachte en de nummers 10 en 23 kunnen teruggegeven worden aan de rechthebbende.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging komen, er rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte langer dan de andere verdachten in voorlopige hechtenis heeft gezeten en hij van zijn detentie en de beslaglegging grote financiële problemen heeft gekregen. Zij acht een straf overeenkomstig de voorlopige hechtenis afdoende.
Tevens verzoekt zij de rechtbank het beslag op te heffen met een last tot teruggave aan verdachte van de goederen en gelden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. De handelwijze van verdachte vormt een aantasting van de legale economie en is, vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Daarbij was verdachte in het bezit van een vervalst paspoort. Hiermee heeft hij het vertrouwen ondermijnd dat in de juistheid van van overheidswege verstrekte documenten moet kunnen worden gesteld. Vervalste en valse identiteitsbewijzen maken een deugdelijke identiteitscontrole onmogelijk en kunnen daardoor het plegen van andere strafbare feiten vergemakkelijken.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 31 juli 2015 blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht na te noemen straf passend.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die zijn opgenomen in de beslaglijst, welke als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Nu met betrekking tot het onder 5 vermelde voorwerp het onder 3 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen op de beslaglijst met de nummers 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 13, 16, 17, 18, 28, 33, 34, 49, 53, 57, 107 de teruggave dient te worden gelast aan de verdachte aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp met nummer 23 van de beslaglijst dient te worden teruggegeven aan [medeverdachte 1] .
De rechtbank zal voorts de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten ten aanzien van de voorwerpen die onder de nummers 10, 19, 54 en 55 zijn vermeld op de beslaglijst, nu deze niet aan verdachte toebehoren.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de geldbedragen met de nummers 1 en 106 op de beslaglijst, aangezien daarop ook conservatoir beslag rust als bedoeld in artikel 94a Sv .

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57, 231 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Witwassen
Ten aanzien van feit 3:
In bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
5 1.00 STK Paspoort (4693302)
vals paspoort
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
2 1.00 STK Enveloppe Kl: wit (4693968)
3 1.00 STK Zak Kl: bruin (4698830)
katoenzakje
4 1.00 STK Koffer Kl: zwart (4693300)
6 1.00 STK Batterij (4745561)
VARTA
7 2.00 STK Schroevendraaier (4745562)
8 2.00 STK Sleutel (4745564)
9 1.00 STK Niet te definiëren goederen (4745565)
SEC; money detector
13 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart (4692376)
NOKIA
16 1.00 STK Creditcard (4693957)
VISA BBI; reknr. [rekeningnummer]
17 1.00 DVS Papier (4690134)
18 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kl: grijs (4693856)
28 1.00 STK Fototoestel Kl: grijs (4692395)
CANON
33 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart (4692348)
SONY ERICSSON
34 1.00 STK Zaktelefoon Kl: bruin (4692337)
IPHONE
49 1.00 STK Cd-Rom (4692945)
BOOM
53 1.00 STK Zwaailamp (4690141)
ECCO, blauwe pitlamp
57 1.00 STK Lamp (4690151)
witte handlamp rood/groen
107 Geld Euro (4694376)
274,72 Euro
Gelast de
teruggave aan [medeverdachte 1]van:
23 1.00 STK Document (4693220)
inverzekeringstelling [medeverdachte 1]
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
10 1.00 STK Map Kl: zwart (4745566);
lederen map met administratie
19 14.00 STK Embleem (4693860)
I.U.C.C. agent.
54 14.00 STK Embleem (4693860)
14 emblemen i.u.c.c. agent
55 2.00 STK Embleem (4693861)
embleem i.u.c.c.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
25 september 2015.

Voetnoten