4.3.1Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte schuldig is aan voorbereiding van een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Is sprake van voorbereiding van diefstal met geweld?
Uit het onderzoek komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 2] samen met anderen plannen had om op enige plaats “wierie” te stelen. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken op 17 januari 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 2] op zoek was naar een “parkie” of “parker trekker” voor de sleutels, omdat hij vanavond wieries gaat stelen. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat [naam 1] moet vragen, die heeft dat (tapgesprek 13.02 uur). Even later zegt [medeverdachte 1] dat [naam 1] er eentje voor [medeverdachte 2] heeft, maar dat hij hem eerst moet opladen (tapgesprek 13.26 uur). Om 14.38 uur verteld [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij het ding heeft gehaald en het in de lader stopt.
Om 15.27 uur wordt verdachte gebeld door de gebruiker van nummer [telefoonnummer] (dit blijkt later het telefoonnummer van [medeverdachte 3] te zijn). Verdachte heeft hem nodig voor een supersnelle klus. [medeverdachte 3] moet hem over een half uur terugbellen. Hij (verdachte) gaat kijken of ze het gevonden hebben. Twee minuten later belt verdachte met [medeverdachte 2] of hij al een specialist heeft gevonden om de deur te openen, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij op hem (verdachte) zit te wachten. Hierop zegt verdachte dat hij nu iemand heeft.
De rechtbank concludeert dat geen van deze telefoongesprekken in de richting wijst van de mogelijkheid dat geweld kan of zal worden gebruikt.
Op grond van deze gesprekken kan niet worden vastgesteld dat men opzet had op het plegen van een diefstal met geweldpleging, zodat van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Is sprake van voorbereiding van diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd?
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 17 januari 2014 om 20.35 uur aangehouden in Beuningen. De rechtbank acht dit tijdstip te vroeg om te spreken van “voor de nachtrust bestemde tijd” dan wel het kort na dit tijdstip intreden daarvan. In de telefoontap van 22.12 uur, waarbij een gesprek is opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , zegt [medeverdachte 1] dat hij denkt dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat hiermee medeverdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld) in de gevangenis zit, want hij neemt zijn telefoon niet op. Hieruit maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] meende dat de diefstal op dat tijdstip of eerder gepleegd had moeten zijn.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de voorbereiding een diefstal betrof gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen waaruit kan worden opgemaakt dat de diefstal zou plaatsvinden in een woning of op een besloten erf, nog daargelaten dat deze bestanddelen uit de delictsomschrijving van artikel 311, eerste lid onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht niet zijn ten laste gelegd.
Nu niet valt vast te stellen dat verdachte een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd heeft voorbereid is er geen sprake van de voorbereiding van een misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer, zoals artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht vereist. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te bevatten.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen en opgemerkt.
Voorhanden hebben van contante geldbedragen
In de woning aan het adres [adres, te plaats 2] , waar verdachte samen met zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 4] , verblijft, is een grote hoeveelheid contant geld (€ 89.190,-) aangetroffen en in beslag genomen. Het betrof onder meer een plastic tas met € 60.000,-, waaronder vier biljetten van € 500,- en 12 biljetten van € 200,-. Deze tas is aangetroffen op een kast in de slaapkamer. Daarnaast zijn op diverse andere plaatsen in de woning verschillende grote geldbedragen aangetroffen.
Het bewaren van een groot geldbedrag op een dergelijke manier is niet zonder risico. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op een risicovolle manier bewaren van grote geldbedragen in contanten, waarbij bovendien sprake is van coupures van € 500,-, kan worden verbonden met criminele activiteiten. Een en ander rechtvaardigt daarom het vermoeden dat sprake is van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van het geld die op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in de woning aangetroffen geldbedragen van € 60.000,- (aangetroffen in een plastic tas op een kast in slaapkamer 1), € 3.100,- (aangetroffen in een zwart mapje in een lade van het dressoir in de woonkamer) en £ 660,- (aangetroffen in een envelop in de lade van een nachtkastje in slaapkamer 2) van hem zijn. De geldbedragen afkomstig uit diverse portemonnees en andere enveloppen zijn niet van hem. De rechtbank acht het, mede gelet op de verklaring die [medeverdachte 4] bij de politie heeft afgelegd, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dat de geldbedragen, anders dan de € 60.000,-, de
€ 3.100,- en de £ 660,-, toebehoren aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [medeverdachte 4] .
Ten aanzien van de hem toebehorende bedragen heeft verdachte zowel in zijn verklaringen bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat het geld deels bestaat uit gokwinsten uit het casino en deels is verdiend met onder andere zijn werkzaamheden als “special agent” voor het IUCC.
Medeplegen geld [medeverdachte 4]
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte enige betrokkenheid had bij de belastingontduiking door [medeverdachte 4] . Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van het witwassen van het geld dat aan [medeverdachte 4] toebehoort.
Inkomsten uit werkzaamheden
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij werkt voor het IUCC, een internationale, in Oostenrijk gezetelde organisatie die zich onder meer bezig houdt met opsporen van vermiste of verstopte personen. Hij heeft gesteld dat hij ook werkzaamheden verrichtte voor de Nederlandse overheid, de CIE, Interpol en Europol. Verdachte verklaart voorts dat hij niet betaald wordt door de IUCC, maar door de opdrachtgevers voor wie hij werkzaamheden verricht. Soms verdiende hij niets, soms verdiende hij 100.000 euro. Het geld zou altijd contant zijn uitbetaald, onder meer door de Nederlandse regering, de Nederlandse politie en de Duitse politie. Verdachte stelt dat daar steeds belasting over is betaald.
Uit de stukken blijkt het volgende:
- Uit onderzoek door de politie blijkt dat bij de Dienst Regionale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Landelijke Eenheid van politie, Interpol en Europol niemand heeft gehoord van de IUCC en geen van hen met deze organisatie samenwerkt;
- Verdachte is bij de belastingdienst niet bekend;
- Verdachte heeft geen bank- of spaarrekening in Nederland;
- Uit onderzoek blijkt dat verdachte weliswaar een rekening heeft bij een bank in Bosnië, doch uit het rekeningoverzicht blijkt niet dat verdachte premies heeft ontvangen.
In het dossier bevindt zich een e-mail (alsmede een vertaling uit het Duits) van [persoon 2] van het Zollfahndungsamt Frankfurt van 24 april 2014, waarin is vermeld dat verdachte al enige jaren vertrouwenspersoon is voor deze dienst. Hierin wordt echter niet gesproken over betaling van premies. Eveneens bevinden zich twee stukken in het dossier van het IUCC (gedateerd 30 januari 2014 en 1 februari 2014), waaruit - in samenhang bezien - kan worden opgemaakt dat verdachte actief is als agent van het IUCC en voor zijn werk premies betaald kunnen worden. Verdachte weigert echter aan te geven van wie hij premies heeft ontvangen, wanneer dat is geweest of hoeveel dat is geweest en waar hij belasting heeft betaald. De bewering van verdachte dat hij zijn geld op legale wijze heeft verdiend is derhalve niet concreet en verifieerbaar.
De raadsvrouw heeft ter zitting een voorwaardelijk verzoek gedaan getuigen te horen. De rechtbank acht het horen van getuigen niet noodzakelijk, nu verdachte herhaaldelijk ervan blijk heeft gegeven geen inzicht te willen geven in de concrete herkomst van zijn geld. Het (voorwaardelijke) verzoek wijst de rechtbank om die reden af.
Verdachte heeft verklaard dat het bedrag van € 60.000,- bestond uit geld dat hij heeft gewonnen in het casino. Dat verdachte in 2009 een bedrag van € 49.450,- heeft gewonnen in het Holland Casino staat vast. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit geld in een zak op de kast heeft bewaard en dat hij daar niet meer aangekomen is. Hij heeft echter ook verklaard kort voor zijn aanhouding € 15.000,- te hebben gewonnen in een casino in Aken en een deel van dit geld te hebben bewaard bij het eerder in het Holland Casino gewonnen geld.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig om de volgende redenen.
Tussen de biljetten bevinden zich vier coupures van 500 euro en 12 coupures van 200 euro. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort coupures in het gewone betaalverkeer niet worden gebruikt, maar juist wel in het criminele circuit. Door de officier van justitie is bovendien gesteld - en door of namens verdachte niet bestreden - dat het Holland Casino, gezien het eigen anti-witwasbeleid, deze coupures niet snel zal verstrekken.
Het bedrag dat in de plastic zak is aangetroffen is hoger dan het door verdachte in 2009 gewonnen bedrag. Verdachte zou dit bedrag hebben aangevuld met € 15.000,- dat hij kort voor zijn aanhouding op 23 januari 2014 had gewonnen in een casino in Aken. Verdachte heeft echter niet verklaard in welk casino hij het geld zou hebben gewonnen, noch wanneer hij dit heeft gewonnen. Bovendien heeft hij dit pas op de terechtzitting van 24 augustus 2015 verklaard. Verdachte heeft geen enkel verifieerbaar gegeven verschaft op punten die eenvoudig te achterhalen moeten zijn en van belang zijn om aan zijn stelling een begin van geloofwaardigheid te geven, bijvoorbeeld gegevens over het casino dat hij heeft bezocht en over de datum waarop hij daar is geweest. Onder deze omstandigheden hecht de rechtbank geen geloof aan de stelling dat verdachte vlak voor zijn aanhouding een bedrag van € 15.000,- heeft gewonnen en dat een deel van dit geld bij het andere geld is gevoegd.
Slotsom met betrekking tot het geld van verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld onaannemelijk en gaat daaraan dan ook voorbij. Nu verdachte geen concrete min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven voor het geld dat hij voorhanden had die niet als hoogst onwaarschijnlijk kan worden bestempeld, acht de rechtbank bewezen dat het geld dat op 23 januari 2014 bij hem thuis is aangetroffen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad en dat hij aldus dat geld heeft witgewassen.
In de woning aan het adres [adres, te plaats 2] , is tevens een grote hoeveelheid sieraden met een geschatte waarde van € 58.455,- aangetroffen. Met betrekking tot de sieraden heeft verdachte verklaard dat deze van [medeverdachte 4] zijn, met uitzondering van een paar sieraden, te weten een paar oorbellen met smaragd (goednummer 4702691) en een ring met smaragd (goednummer 4702699). Deze heeft verdachte van zijn moeder geërfd, [medeverdachte 4] mocht deze gebruiken maar zij heeft deze niet gekregen. [medeverdachte 4] , ter terechtzitting als getuige hierover gehoord, heeft bevestigd dat deze twee sieraden van verdachte zijn en dat de overige sieraden van haar zijn.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat de sieraden van [medeverdachte 4] zijn, niet op voorhand ongeloofwaardig, gegeven haar verklaringen daaromtrent. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te brengen waaruit de feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid waaruit zou moeten blijken dat het niet anders kan dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hier is het Openbaar Ministerie naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van deze sieraden.