ECLI:NL:RBAMS:2015:6397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
13/706220-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag afkomstig uit misdrijf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had op of omstreeks 17 januari 2014 in Amsterdam een geldbedrag van ongeveer 3.600 euro voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. Tijdens de zittingen op 24 en 25 augustus en 21 september 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.C. Honig, gehoord. De rechtbank heeft de geldbedragen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, beoordeeld. De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van het geld, wat de rechtbank als onaannemelijk heeft bestempeld. De rechtbank concludeert dat het geld dat bij de verdachte is aangetroffen, afkomstig was uit een misdrijf en dat hij dit geld heeft witgewassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en heeft het in beslag genomen geldbedrag van 3.600 euro verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706220-14 (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres, te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 augustus en 21 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. U.E.A. Weitzel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.C. Honig naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 januari 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 3.600 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 3.600 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
4.1.1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
4.1.2
Na de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] in Beuningen op 17 januari 2014 en het aantreffen van een vuurwapen in de auto waarin [medeverdachte] zat, is in de woning aan de [adres, te plaats] een doorzoeking gestart op grond van de Wet wapens en munitie. In de woning is onder meer een bedrag van € 3.900,- aangetroffen, € 300,- in een broekzak op een stoel in de slaapkamer en € 3.600,- in een Louis Vuitton bakje in een kast in de slaapkamer.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het geldbedrag van € 3.600,- van misdrijf afkomstig is en dat sprake is van het medeplegen van witwassen. Zij voert hiertoe aan dat het geld zowel aan verdachte als aan medeverdachte [medeverdachte] toebehoort. [medeverdachte] verbleef regelmatig in de woning. Verdachte verklaart dat [medeverdachte] ook wel eens iets van het geld pakte en dus wist waar het lag, en dat het mogelijk ook wel deels van [medeverdachte] zou kunnen zijn. Beiden hebben een crimineel verleden. Verdachte ontving kennelijk een Wajong-uitkering en [medeverdachte] heeft geen legaal inkomen. Dat het geld, middellijk of onmiddellijk, van misdrijf afkomstig is acht zij aannemelijk, nu voor de herkomst van dit geld geen verifieerbare of geloofwaardige verklaring is gegeven.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Zij voert hiertoe aan dat het Openbaar Ministerie geen bewijs heeft geleverd dat het aangetroffen contante geldbedrag van € 3.600,- van misdrijf afkomstig is. Het enkele feit dat er een -relatief bescheiden- bedrag aan contant geld is aangetroffen levert nog geen witwassen op.
Daarbij heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat een deel van het geld zijn eigen spaargeld was en hij een ander deel van het geld van een oom heeft gekregen om een auto te kopen. Het feit dat verdachte een crimineel verleden heeft is onvoldoende om aan te tonen dat het geld van crimineel handelen afkomstig is.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Beoordelingskader
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. [1]
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te bevatten.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen en opgemerkt.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat in de woning van verdachte naast een grote hoeveelheid dure kleding en aankoopbonnen van dure goederen, een contant geldbedrag is aangetroffen van € 3.600,- in een doosje in de slaapkamerkast.
Verdachte heeft verklaard dat hij € 1.500,- aan spaargeld had liggen van de tijd voordat hij gedetineerd is geraakt en dat hij daarvan leeft. Hij is, zo verklaart verdachte bij de politie op 18 januari 2014, sinds september (de rechtbank begrijpt: september 2013) vrij. Tevens heeft hij verklaard dat hij nog geen werk heeft en een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, die nog niet is opgestart. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat verdachte geen legaal inkomen heeft.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen jegens verdachte gerechtvaardigd is.
Van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete min of meer verifieerbare verklaring geeft voor het geld die op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer € 400,- had liggen van vroeger en dat hij nog € 1.500,- had liggen aan spaargeld.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij € 1.500,- van een oom heeft gekregen, van wie hij de naam niet wil noemen. Dit was om een auto te kopen. Zelf had hij er € 1.500,- bijgelegd.
Nu verdachte over de herkomst van het geld wisselend verklaart en daarbij geen enkele informatie geeft waarmee zijn verklaring kan worden geverifieerd, acht de rechtbank deze verklaring van verdachte over de herkomst onaannemelijk en gaat daaraan dan ook voorbij.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven voor het geld dat hij voorhanden had die niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk kan worden bestempeld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat het geld dat op 17 januari 2014 bij verdachte thuis is aangetroffen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad en hij aldus dat geld heeft witgewassen.
4.5
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal doorzoeking met nummer [nummer] van 18 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 27 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 17 januari 2014 om 23.30 uur werd door mij, verbalisant, samen met genoemde opsporingsambtenaren, binnengetreden in perceel [adres, te plaats] . Op 17 januari 2014 is op grond van de Wet wapens en munitie een doorzoeking in de woning verricht. Op 18 januari 2014 om 00.14 uur is de doorzoeking op grond van de Wet wapens en munitie bevroren in verband met het aantreffen van een grote hoeveelheid contant geld van in totaal 3900 euro.
Op 18 januari 2014 om 1.06 uur is de doorzoeking door de rechter-commissaris geopend.
Een proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 28 januari 2014, inhoudende een verslag van binnentreden en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Op 18 januari 2014 heeft mr. J. Edgar, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam doorzoeking tot inbeslagneming verricht in de woning op het adres [adres, te plaats] .
De rechter-commissaris nam in beslag hetgeen is vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, met terhandstelling daarvan aan de (hulp)officier van justitie.
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Datum 17-01-2014/18-01-2014
Nr. 06: ruimte 2: in broekzak op stoel € 300,-
Nr. 07: ruimte 2: in Louis Vuittonbakje in kast: € 3.600,-
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer [nummer] van 18 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , Persoonsdossier verdachte [verdachte] , pag. 18 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zou aanstaande maandag beginnen in een autogarage in Purmerend. Ik heb een Wajonguitkering, hij is nog niet opgestart.
Hoe ik rond kom? Ik heb nog wat geld thuis liggen van vroeger. Ik heb tot nu toe ongeveer 400 euro opgemaakt. Verder daarnaast heb ik nog iets van 1500 euro thuis liggen aan spaargeld. Hoezo witwassen? Eigenlijk had ik maar 1500 euro. U zegt dat u rond 4000 euro heeft aangetroffen. Ik wist niet dat het zoveel was. Ik weet van mezelf dat ik 1500 euro heb. Die 1500 euro zijn van mij, de rest weet ik niet.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
omstreeks 17 januari 2014, te Amsterdam, een geldbedrag, te weten een geldbedrag van 3.600 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 weken, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft zij gevorderd dat het geldbedrag van € 3.600,- en het Louis Vuittonbakje waar het geld in zat, zullen worden verbeurd verklaard. De overige inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. De handelwijze van verdachte vormt een aantasting van de legale economie en is, vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 31 juli 2015, betreffende verdachte, blijkt dat verdachte zich in het verleden meermalen heeft schuldig gemaakt aan verschillende vormen van criminaliteit. De rechtbank houdt hier ten nadele van verdachte rekening mee.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank na te noemen straf passend.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die zijn opgenomen in de beslaglijst, welke als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 3.600,-, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat geldbedrag het bewezen geachte is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat van de overige in beslag genomen voorwerpen de teruggave dient te worden gelast aan de verdachte aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van de bewezen geachte feiten.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Verklaart verbeurd:
een geldbedrag van € 3.600,- (drieduizendzeshonderd euro) (4690007)
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan:
1. Geld Euro (4689994)
(6x50 euro)
2 1.00 STK Fust Kleur :BRUIN (4690007)
LOUIS VUITTON
4 1.00 STK Computer (4686932)
HP 8740W; notebook
5 1.00 STK Jas Kleur: blauw (4689282)
CANADA GOOSE
6 2.00 STK Schoenen Kleur: zwart (4689371)
LANVIN
7 1.00 STK Doos Kleur: blauw (4689375)
LANVIN
8 2.00 STK Schoenen (4687486)
GUCCI
9 1.00 STK Schoenen Kleur: grijs (4689345)
LANVIN
10 1.00 STK Doos Kleur: blauw (4689347)
LANVIN
11 2.00 STK Schoenen Kleur: zwart (4689388)
LANVIN
12 1.00 STK Doos Kleur: blauw (4689390)
LANVIN
13 2.00 STK Schoenen Kleur: blauw (4689382)
LANVIN
14 1.00 STK Doos Kleur: blauw (4689384)
LANVIN
15 1.00 STK Broek Kleur: blauw (4689328)
D&G
16 1.00 STK Bon Kleur: blauw (4689329)
D&G
17 1.00 STK Overhemd Kleur: blauw (4689317)
HUGO BOSS
18 1.00 STK Shirt Kleur: grijs (4689301)
GUCCI
19 1.00 STK Bon Kleur: zwart (4689977)
D&G
20 1.00 STK Kassabon (4689979)
SHOEBALOO
21 1.00 STK Bon (4689980)
ING
22 1.00 STK Bon (4689983)
EXACT
23 1.00 STK Kassabon (4689984)
GUCCI
24 1.00 STK Kassabon (4689572)
SHOEBALOO
25 1.00 STK Kassabon (4689573)
MEDIA MARKT
26 1.00 STK Bon (4689574)
GWK TRAVELEX
27 1.00 STK Kassabon (4689576)
INTERNAT. SENZA
28 1.00 STK Kassabon (4689577)
LOUIS VUITTON
29 1.00 STK Horloge (4791893)
AUDEMARS PIGUET royal oak
30 Geld buitenlands (4694377)
bam 380; csd 1510
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
25 september 2015.

Voetnoten