ECLI:NL:RBAMS:2015:6340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
13/684263-15 (feit 1, ter terechtzitting gesplitst)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal met geweld in trein

Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 mei 2015 in een trein van Hoorn naar Amsterdam. De verdachte, samen met mededaders, heeft het slachtoffer, [persoon 1], onder bedreiging van geweld gedwongen tot de afgifte van ongeveer 16 euro en heeft tevens een horloge van het slachtoffer gestolen. Tijdens de zitting op 1 september 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van Galen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is eerder veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, [persoon 1], toegewezen tot een bedrag van € 1.573,00, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de benadeelde partij verzekerd is van betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van afpersing en diefstal met geweld, vooral in het openbaar vervoer, en de gevolgen die dit heeft voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684263-15 (feit 1, ter terechtzitting gesplitst)
Datum uitspraak: 15 september 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres, te plaats 1] ,
gedetineerd in de [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Diependaal, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na afsplitsing van feit 2 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Amsterdam en/of Hoorn, in elk geval in Nederland, in de trein van Hoorn naar Amsterdam, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) 16 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [persoon 1] meermalen in zijn gezicht
heeft/hebben gestomt en/of geslagen en/of die [persoon 1] heeft/hebben vastgepakt en/of die [persoon 1] in een hoek heeft/hebben geduwd en/of heeft/hebben gezegd: "Opschieten we willen je geld anders slaan we je kapot" en/of meermalen; "je krijgt klappen" en/of "ik wil alles hebben", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Amsterdam en/of Hoorn, in elk geval in Nederland, in de trein van Hoorn naar Amsterdam, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn
mededader(s) dat horloge van de arm van die [persoon 1] heeft/hebben getrokken en/of heeft/hebben geroepen:"wij willen meer, wij willen nog meer" en/of die [persoon 1] hard bij diens keel heeft/hebben gegrepen en/of heeft/hebben gezegd dat die [persoon 1] moest gaan zitten en/of:"als je daar niet vandaan was gekomen had ik je dood geslagen" en/of "hij zit mij te fucken, moet ik hem weer slaan?", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 23 mei 2015 in Nederland, in de trein van Hoorn naar Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 16 euro, toebehorende aan die [persoon 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [persoon 1] meermalen in zijn gezicht hebben gestompt en geslagen en die [persoon 1] hebben vastgepakt en die [persoon 1] in een hoek hebben geduwd en hebben gezegd: "Opschieten we willen je geld anders slaan we je kapot" en meermalen: "Je krijgt klappen" en "Ik wil alles hebben";
en
op 23 mei 2015 in Nederland, in de trein van Hoorn naar Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een horloge, toebehorende aan [persoon 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders dat horloge van de arm van die [persoon 1] hebben getrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit, te weten afpersing en diefstal met geweld in vereniging, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, dat de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk zal worden toegewezen inclusief wettelijke rente en dat voorts de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. Zij hebben het slachtoffer, een onschuldige passagier, uit het niets in de trein door geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van geld en hebben twee horloges van het slachtoffer gestolen. Het slachtoffer heeft naast directe materiële schade, pijn en angst ondervonden en durfde enige tijd niet met de trein te reizen. Afpersing en diefstal met geweld zijn ernstige feiten en zorgen voor het ontstaan van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en hier in het bijzonder in het openbaar vervoer. Verdachte is blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 augustus 2015 meermalen ter zake gewelds- en vermogensdelicten veroordeeld, onder meer voor straatroof. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de spijtbetuiging van verdachte en het op 10 augustus 2015 opgemaakte reclasseringsadvies.
De rechtbank heeft bij de stafoplegging aansluiting gezocht bij de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor straatroof met geweld bij recidive, met als strafverzwarende omstandigheden dat de beroving in de trein heeft plaatsgevonden en door meerdere daders is gepleegd, waarbij het slachtoffer verwondingen aan hoofd en pols heeft opgelopen. Alles overwegende acht de rechtbank na te noemen straf dan ook passend en geboden.
Een gedeeltelijk voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman bepleit, acht de rechtbank, gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte, niet opportuun.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] , niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.573,00 (vijftienhonderd drieënzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 mei 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Bijzondere overwegingen
De rechtbank overweegt ten aanzien van het LG horloge dat voldoende is komen vast te staan dat – hoewel dat horloge niet in de tenlastelegging en derhalve in de bewezenverklaring is opgenomen – er sprake is van rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezen geachte feit. De rechtbank baseert zich hiervoor op het gegeven dat dit horloge reeds in de bij de aangifte gevoegde bijlage gestolen goederen van 24 mei 2015 is vermeld.
De rechtbank ziet, nu de benadeelde bij de voor het gestolen Sorna horloge opgevoerde kosten is uitgegaan van een gemiddelde prijs, geen reden tot matiging van de vordering ten aanzien van deze kosten, zoals door de raadsman is bepleit.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezen geachte feit en de impact die het op het slachtoffer heeft gehad, redelijk en billijk. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot matiging van deze schade dan ook af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 56, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Voortgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd in een spoortrein die in beweging is en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd in een spoortrein die in beweging is en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] , t.a.v. de gemachtigde
[persoon 2] , [naam B.V.] , [adres, te plaats 2] , toe tot een bedrag van € 1.573,00 (vijftienhonderd drieënzeventig euro), bestaande uit in totaal € 823,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 mei 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] , t.a.v. de gemachtigde [persoon 2] , [naam B.V.] , gevestigd te [plaats] , te betalen de som van € 1.573,00 (vijftienhonderd drieënzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 mei 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en A.M. Kengen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. van Rappard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2015.
De oudste rechter is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.