ECLI:NL:RBAMS:2015:6181

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
HA ZA 14-362
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aandeelhoudersbesluiten en emissie van aandelen in Slotervaartziekenhuis

In deze zaak vorderen de eisers gezamenlijk de nietigverklaring van bepaalde aandeelhoudersbesluiten en de vernietiging van een bestuursbesluit tot emissie van aandelen door Meromi Holding B.V. en Slotervaartziekenhuis B.V. De procedure is gestart na een reeks van gebeurtenissen die zijn begonnen met een investering van bijna € 26 miljoen in het Slotervaartziekenhuis door [naam 1] via Delta Onroerend Goed B.V. in 2006. Na het overlijden van [naam 1] in 2012, ontstonden er geschillen over de aandeelhoudersstructuur en de besluiten die door de bestuurders van Meromi en Slotervaartziekenhuis zijn genomen. De eisers stellen dat de besluiten tot emissie en statutenwijziging niet rechtsgeldig zijn genomen, onder andere vanwege een tegenstrijdig belang van de bestuurder [naam 6]. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn, omdat de bevoegdheid om vernietiging te vorderen is vervallen en er geen gronden zijn voor nietigheid van de besluiten. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt de eisers in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/562656 / HA ZA 14-362
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. G. te Winkel te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOTERVAARTZIEKENHUIS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. O.L.M. Heuts te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEROMI HOLDING B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
advocaat mr. I. Wassenaar te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELTA ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers gezamenlijk] (afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] ) en Slotervaartziekenhuis c.s. (afzonderlijk Slotervaartziekenhuis, Meromi en Delta) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • gelijkluidende dagvaardingen van 13 maart 2014, met producties
  • de conclusie van antwoord van Slotervaartziekenhuis, met producties
  • de conclusie van antwoord van Meromi, met producties
  • de conclusie van antwoord van Delta, met producties
  • het tussenvonnis van 27 augustus 2014, waarbij een comparitie is bepaald
  • het proces-verbaal van de op 2 december 2014 gehouden comparitie van partijen, met de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen,
  • het proces-verbaal van de op 14 april 2015 gehouden voortzetting van comparitie, met de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2006 heeft [naam 1] , via Delta, bijna € 26 miljoen geïnvesteerd in de noodlijdende stichting Slotervaartziekenhuis. Op 23 oktober 2006 is een nieuwe raad van bestuur aangetreden, waarvan [naam 2] , zakelijk partner van [naam 1] en de moeder van [eisers gezamenlijk] , voorzitter werd. Het bestuur bestond verder uit [naam 3] en [naam 4] . In juni 2007 is de stichting omgezet in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Het bestuur van de vennootschap bestond na de omzetting uit dezelfde personen als hiervoor vermeld.
2.2.
Op 28 december 2012 is [naam 1] overleden. [naam 5] , de broer van [naam 1] , is executeur-testamentair in diens nalatenschap. De begunstigden van de nalatenschap van [naam 1] zijn (onder meer) [naam 6] en [naam 7] (hierna: [namen 1, 5, 6 en 7 gezamenlijk] ), de zonen van [naam 5] .
2.3.
Op het moment van overlijden was [naam 1] [functie] van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) en Meromi. [naam 6] was [functie] van Delta.
2.4.
Na het overlijden van [naam 1] bestonden de navolgende aandeelhoudersverhoudingen:
2.5.
Sinds 21 januari 2013 is [naam 6] [functie] van Meromi en [bedrijf 1] .
2.6.
Bij besluit van 19 februari 2013 van de raad van commissarissen van Slotervaartziekenhuis is [naam 2] als [functie] van Slotervaartziekenhuis geschorst.
2.7.
Sinds 1 maart 2013 is [naam 7] enig [functie] van Delta.
2.8.
Op 13 maart 2013 heeft Meromi (daarbij vertegenwoordigd door haar [functie] [naam 6] ) als enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis (buiten vergadering) besloten om de statuten van Slotervaartziekenhuis te wijzigen (hierna: het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging) en om voor een bedrag van € 5 miljoen 6%-cumulatief preferente aandelen met een nominale waarde van € 1 elk uit te geven (hierna: het aandeelhoudersbesluit tot emissie). Bij notariële akte van 14 maart 2013 zijn de statuten dienovereenkomstig gewijzigd (hierna: de statutenwijziging) en zijn voormelde aandelen uitgegeven aan Delta (hierna: de emissie). De aandelen zijn volgestort door verrekening met voormelde vordering van Delta op Slotervaartziekenhuis voor € 5 miljoen. Als gevolg daarvan houdt Delta sedertdien 99,64% en Meromi 0,36% van de aandelen in Slotervaartziekenhuis.
2.9.
Bij besluit van 27 maart 2013 van de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ava) van Slotervaartziekenhuis (Delta en Meromi) is [naam 2] als [functie] van Slotervaartziekenhuis ontslagen.
2.10.
ING Bank N.V. (hierna: ING) heeft Slotervaartziekenhuis een krediet in rekening-courant verstrekt met een limiet van € 51 miljoen alsmede een investeringsfaciliteit van € 11 miljoen. Bij brief van 27 maart 2013 heeft ING de limiet van het rekening-courantkrediet verlaagd tot € 28 miljoen en in september 2013 tot € 19 miljoen.
2.11.
Bij beschikking van 4 juli 2013 heeft de Ondernemingskamer [eisers gezamenlijk] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Slotervaartziekenhuis, alsmede [eiser 1] en [eiser 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Meromi. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 11 april 2014 het door [eisers gezamenlijk] tegen de beschikking van de Ondernemingskamer ingestelde cassatieberoep verworpen.
2.12.
Op 16 oktober 2013 hebben Delta en Meromi enerzijds en MC Zuiderzee B.V. (hierna: MCZ) anderzijds een koopovereenkomst gesloten, waarbij Delta en Meromi de door hen gehouden aandelen in Slotervaartziekenhuis aan MCZ hebben verkocht voor
een koopprijs van € 5.165.250,48 respectievelijk € 3.050.000,--. Tevens verkocht Delta aan MCZ haar (onder 2.1 en 2.8 bedoelde) vordering op Slotervaartziekenhuis voor een koopsom van € 20.740.787,00.
Ingevolge artikel 13 van de koopovereenkomst had Meromi tot en met 18 november 2013 de bevoegdheid de overeenkomst zonder opgaaf van redenen te ontbinden (nadien uiteindelijk verlengd tot en met 11 december 2013).
2.13.
Bij beschikking van 18 oktober 2013 heeft de Ondernemingskamer, voor zover thans van belang:
  • een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [bedrijf 1] en Meromi over de periode vanaf 28 december 2012,
  • een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten,
  • bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding [naam 6] geschorst als [functie] van [bedrijf 1] en Meromi,
  • een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot [functie] van [bedrijf 1] en Meromi en
  • bepaald dat alle aandelen die de [namen 1, 5, 6 en 7 gezamenlijk] houden in het kapitaal van [bedrijf 1] en alle aandelen die Delta en [bedrijf 1] houden in het kapitaal van Meromi, telkens minus één aandeel, ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken beheerder.
2.14.
Bij beschikking van 25 oktober 2013 heeft de Ondernemingskamer mr. W.J.M. van Andel (hierna: mr. Van Andel) aangewezen als onderzoeker om het bij de beschikking van
18 oktober 2013 aanbevolen onderzoek te verrichten en mr. C.M. Insinger (hierna: mr. Insinger) en mr. E.M. Soerjatin aangewezen als bestuurder onderscheidenlijk beheerder van aandelen als bedoeld in de beschikking van 18 oktober 2013.
2.15.
KPMG Corporate Finance (hierna: KPMG) heeft op verzoek van mr. Insinger op 18 november 2013 een update gemaakt van een over 1 januari tot en met maart 2013 op verzoek van [naam 2] uitgevoerde maar niet voltooide waardeanalyse van de aandelen Slotervaartziekenhuis. Voor het geval geen winstuitkering in de zorg wordt mogelijk gemaakt per 1 januari 2015, schat KPMG de waarde van de aandelen tussen € 0,3 en € 1,3 miljoen. KPMG heeft geen zelfstandig onderzoek ingesteld en is afgegaan op door het Slotervaartziekenhuis verstrekte gegevens.
2.16.
Mr. Insinger heeft op 29 november 2013 Rebel Strategy & Finance B.V. (hierna: Rebel) verzocht een onafhankelijke opinie te geven over de vraag of Slotervaartziekenhuis in staat is om op korte termijn haar financiële verplichtingen te blijven nakomen voor het geval dat de koopovereenkomst wordt ontbonden. Rebel concludeert in haar rapport van
5 december 2013 dat het Slotervaartziekenhuis een sterk verhoogd risico loopt op liquiditeitsproblemen en een faillissement.
2.17.
Bij beschikking van 11 december 2013 heeft de Ondernemingskamer overeenkomstig een daartoe strekkend verzoekschrift van Delta, voor het geval voor een besluit tot verkoop van de door Meromi gehouden aandelen in Slotervaartziekenhuis dan wel voor het besluit tot uitvoering van zodanige verkoop de toestemming of anderszins een besluit van de ava van Meromi vereist is, dit vereiste vooralsnog voor de duur van de procedure buiten werking gesteld.
2.18.
Mr. Insinger heeft in de avond van 11 december 2013 op basis van informatie ontleend aan contacten met Achmea, ING, Slotervaartziekenhuis, de koper, Rebel en [naam 2] en, bij het ontbreken van een alternatief plan van [naam 2] , besloten om de koopovereenkomst niet te ontbinden. Mr. Insinger heeft in een memo van januari 2014 een toelichting op dat besluit gegeven aan de aandeelhouders van Meromi en [bedrijf 1] . Deze memo luidt als volgt, voor zover hier relevant:
“(…)In lijn met de OK beschikking, zoals ik die interpreteer, heb ik mij na de uitspraak van woensdag 11 december ingespannen om de betrokken partijen tot een stand still tot 1 Februari 2014 te bewegen. Doel was het kopen van tijd en rust voor de uitwerking van een mogelijk alternatief plan zonder daarbij onverantwoorde risico’s te nemen ten aanzien van de continuïteit van het Slotervaartziekenhuis. Delta OG en MC Zuiderzee weigerden echter mee te werken en het bestuur van SLV eveneens. ING deelde mee dat een stand still uitsluitend in overweging zou worden genomen als die door alle betrokken partijen zou worden ondersteund en onder de voorwaarde dat ING een recente liquiditeitsprognose zou ontvangen.
Ik moest dus in de loop van de dag van 11 december vaststellen dat het stand still scenario niet haalbaar was. Ik heb vervolgens in bijzijn van mijn adviseurs en een notulist diverse gesprekken met belanghebbenden gevoerd. (…)
Ik heb Rebel op 11 december gevraagd om opnieuw de liquiditeitsprognose te analyseren met, waar mogelijk, inachtneming van informatie blijkend uit de door de accountant gecontroleerde jaarrekening 2012, liquiditeitsprognose zoals die door [naam 2] is aangeleverd en die optimistischer is dan de liquiditeitsprognose van het Slotervaartziekenhuis (…), de brief van Achmea d.d. 3 december waarin zij aangeeft dat zij haar betalingen heeft opgeschort en de ING positie in de verschillende scenario’s.
Vraag van bestuurder: Stel dat ING morgen (12 december) haar RC faciliteit intrekt, leidt dat tot een direct betalingsprobleem in december en een insolventierisico per december? Antwoord Rebel: ja omdat in december 6 miljoen betaald moet worden aan salarissen en daarnaast de leveranciers betaald moeten worden die cruciaal zijn voor de continuïteit van de zorg. Is dat een onvoorwaardelijk antwoord? Nee, want stel de apotheek wordt van de een op andere dag verkocht of ze vinden een andere financier, dan kunnen ze dat wel betalen. Er is echter hoe dan ook een groot insolventierisico. (…) Stel dat er een stand-still situatie is tot 1-2-2014. Wanneer ontstaat er dan een mogelijk betalingsprobleem? Antwoord: Dan zullen de salarissen van februari niet betaald kunnen worden. Er is een groot risico dat andere crediteuren hun posities gaan terugdraaien als Achmea en ING dat doen, aldus Rebel.
(…) mijn conclusie luidde uiteindelijk dat het antwoord op de vraag of sprake was van een noodsituatie voor het Slotervaartziekenhuis doorslaggevend moest zijn voor de beslissing op 11 december om de Koopovereenkomst al dan niet te ontbinden. (…)
Ik heb in mijn afwegingen betrokken dat de minderheidsaandeelhouders mogelijk een schadevordering zouden kunnen instellen tegen Delta mocht later blijken dat de door Meromi te ontvangen koopsom voor haar aandelen in het Slotervaart te laag was en Delta oneigenlijke druk mocht hebben uitgeoefend. Hierbij heb ik eveneens meegewogen dat Delta voldoende verhaal lijkt te bieden voor haar schuldeisers. (…)
ING heeft gemeld dat wanneer de Koopovereenkomst geen doorgang zou vinden zij helaas gedwongen zou zijn om haar dagelijks opzegbare rekening courant per donderdag 12 december in te trekken. Gebaseerd op de brief van ING van 3 december jl. stelde ik in mijn afwegingen vast dat een RC faciliteit van EUR 14 mln. wel beschikbaar zou zijn wanneer de Koopovereenkomst doorgang zou vinden.
Bij uitvoering van de Koopovereenkomst zou de continuering van de relatie met de grootste zorgverzekeraar redelijkerwijs gewaarborgd zijn. Ik heb dit zo goed als mogelijk vastgesteld aan de hand van correspondentie van en met Achmea en gesprekken met Achmea en MC groep. In mijn afwegingen heb ik vanzelfsprekend eveneens de steun van directie, ondernemingsraad, cliëntenraad en artsen van het Slotervaartziekenhuis voor de beoogde transactie met MC groep betrokken.
De argumenten van [naam 2] dat er voldoende tijd zou zijn om alternatieve plannen uit te werken en de voorspelling dat de belangrijke contractspartijen die tijd uiteindelijk ook het Slotervaartziekenhuis zouden gunnen, heb ik gewogen en uiteindelijk als onvoldoende realistisch van de hand gewezen. (…)”
2.19.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft [eisers gezamenlijk] bij exploot op 12 december 2013 ten laste van Delta conservatoire beslagen doen leggen op de aandelen die Delta houdt in het kapitaal van Slotervaartziekenhuis en op de vordering die Delta heeft op MCZ tot betaling van de koopprijs van de aandelen in Slotervaartziekenhuis van € 5.165.205,48.
2.20.
Bij vonnis van 20 december 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland de hiervoor genoemde conservatoire beslagen opgeheven. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat volstrekt ongewis is of het doorgaan van de verkoop tot schade aan de zijde van [eisers gezamenlijk] heeft geleid of zal leiden. De voorzieningenrechter concludeert dat de kans op een faillissement na ontbinding van de koopovereenkomst groter lijkt dan de kans op een profijtelijker deal.
2.21.
Bij notariële akte van 31 december 2013 hebben Meromi en Delta de door hen gehouden aandelen in Slotervaartziekenhuis overgedragen aan MCZ.
2.22.
Mr. Van Andel heeft op 28 maart 2014 het verslag van de uitkomst van het (bij beschikking van de Ondernemingskamer van 18 oktober 2013 bevolen) onderzoek ter griffie van het gerechtshof Amsterdam gedeponeerd.
2.23.
Bij dagvaarding van 25 april 2014 heeft [eisers gezamenlijk] op grond van artikel 2:343 BW de overname (door [bedrijf 2] , [naam 5] respectievelijk Delta en [bedrijf 1] ) van zijn aandelen in [bedrijf 1] respectievelijk Meromi gevorderd tegen een door een deskundige vast te stellen prijs.
2.24.
Bij verzoekschrift van 27 mei 2014 heeft [eisers gezamenlijk] de Ondernemingskamer (onder meer) verzocht wanbeleid bij [bedrijf 1] en Meromi vast te stellen.
2.25.
Op verzoek van Meromi heeft Mazars Berenschot Corporate Finance B.V. (hierna: Mazars) een waardering van 100% van de aandelen in Slotervaartziekenhuis per 31 december 2012 en per 31 december 2013 uitgevoerd. De conclusie van Mazars in haar rapport van 27 oktober 2014 is dat de aandeelhouderswaarde van Slotervaartziekenhuis op 31 december 2012 negatief is en op 31 december 2013 nihil.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, kort weergegeven:
1. nietigverklaring dan wel vernietiging van:
a. het besluit van het bestuur van Meromi om namens Meromi als enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis het aandeelhoudersbesluit tot emissie te nemen (hierna: het bestuursbesluit tot emissie);
b. het besluit van het bestuur van Meromi om namens Meromi als enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging te nemen (hierna: het bestuursbesluit tot statutenwijziging);
2. nietigverklaring dan wel vernietiging van:
a. het aandeelhoudersbesluit tot emissie;
b. het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging;
c. althans te verklaren voor recht dat de aandeelhoudersbesluiten tot emissie en tot statutenwijziging niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen bij gebreke van een rechtsgeldig besluit daartoe van het bestuur van Meromi en mitsdien non-existent zijn;
3. te verklaren voor recht dat de emissie en de statutenwijziging bij gebreke van rechtsgeldig daartoe genomen aandeelhoudersbesluiten niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en mitsdien non-existent zijn;
4. hoofdelijke veroordeling van Slotervaartziekenhuis c.s. in de kosten van dit geding, inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de gevorderde vernietiging van het bestuursbesluit tot emissie, het bestuursbesluit tot statutenwijziging en het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging (hiervoor onder 3.1.1.a., 3.1.1.b. en 3.1.2.b.)

4.1.
[eisers gezamenlijk] stelt hiertoe samengevat dat Meromi, Delta en (het bestuur en de meerderheidsaandeelhouder van) [bedrijf 1] hebben samengespannen en de emissie bewust achter de rug van [eisers gezamenlijk] om hebben voorbereid en uitgevoerd. Voorafgaand aan het aandeelhoudersbesluit tot emissie heeft overleg plaatsgevonden tussen Meromi, Delta en [bedrijf 1] . Meromi heeft dan ook voorafgaand aan de aandeelhoudersbesluiten overwogen deze besluiten te nemen en uiteindelijk ook besloten deze besluiten te nemen. Aldus is sprake van impliciete bestuursbesluiten van Meromi om in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis de aandeelhoudersbesluiten te nemen. Bij het nemen van die bestuursbesluiten had [naam 6] een tegenstrijdig belang, aangezien hij op dat moment enig [functie] van Meromi en [bedrijf 1] was, terwijl hij tot 1 maart 2013 [functie] van Delta was, waarna hij werd opgevolgd door [naam 7] , en zowel [naam 6] als [naam 7] ook aandeelhoudersbelangen hadden in [bedrijf 1] en indirect in Delta en Meromi. De besluiten zijn derhalve vernietigbaar op grond van artikel
2:15 lid 1 sub a (tegenstrijdig belang) en sub b (strijd met redelijkheid en billijkheid) BW, aldus [eisers gezamenlijk]
4.2.
Slotervaartziekenhuis c.s. heeft aangevoerd dat, voor zover de impliciete bestuursbesluiten al kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 2:15 BW, de bevoegdheid om vernietiging te vorderen van die besluiten en het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging is vervallen op grond van artikel 2:15 lid 5 BW.
4.3.
Dit verweer slaagt. Ingevolge artikel 2:15 lid 5 BW vervalt de bevoegdheid om vernietiging van een besluit te vorderen één jaar na het einde van de dag waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij de belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen of daarvan is verwittigd. Nu de besluiten op 13 maart 2013 zijn genomen en als onweersproken vast staat dat [eisers gezamenlijk] (in ieder geval) op 12 juni 2013 (de datum waarop zijn enquêteverzoek is ingediend) kennis had genomen van deze besluiten, verviel de bevoegdheid om vernietiging van deze besluiten te vorderen derhalve uiterlijk op 13 juni 2014. De onderhavige dagvaarding is weliswaar uitgebracht op 13 maart 2014, maar daarin is uitsluitend de vernietiging gevorderd van het aandeelhoudersbesluit tot emissie. Eerst bij akte wijziging van eis van 2 december 2014 is vernietiging van de overige besluiten gevorderd en dus te laat. Voor een analoge toepassing van de stuitingsregels bij verjaring, zoals [eisers gezamenlijk] heeft bepleit, is hier geen plaats. Verder heeft [eisers gezamenlijk] onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW zich tegen een beroep op de vervaltermijn verzet. De gevorderde vernietiging van voormelde besluiten zal derhalve worden afgewezen.
de gevorderde nietigverklaring van het bestuursbesluit tot emissie, het bestuursbesluit tot statutenwijziging en het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging (hiervoor onder 3.1.1.a., 3.1.1.b. en 3.1.2.b.)
4.4.
[eisers gezamenlijk] stelt (zie hiervoor onder 4.1) dat [naam 6] bij het nemen van de bestuursbesluiten tot emissie en tot statutenwijziging een evident tegenstrijdig belang had. Nu [naam 6] als enig [functie] van Meromi bij het nemen van de bestuursbesluiten geconflicteerd was, had hij de bestuursbesluiten op grond van artikel 2:239 lid 6 BW, bij gebreke van een raad van commissarissen, door de ava van Meromi moeten laten nemen. Nu dit niet is gebeurd, zijn de bestuursbesluiten door het verkeerde orgaan genomen en zijn zij derhalve nietig op grond van artikel 2:14 lid 1 BW.
Het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging is volgens [eisers gezamenlijk] nietig bij gebreke van een rechtsgeldig bestuursbesluit in combinatie met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW.
4.5.
Slotervaartziekenhuis c.s. heeft de vordering gemotiveerd weersproken.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op een tegenstrijdig belang op grond van artikel 2:239 lid 6 BW blijkens de parlementaire geschiedenis in beginsel tot vernietigbaarheid leidt en dat ten aanzien daarvan de vervaltermijn is verstreken, zoals hiervoor is overwogen.
Van nietigheid kan sprake zijn, indien een besluit ten onrechte is genomen door een ander orgaan dan het normaal bevoegde orgaan of als het ten onrechte niet is genomen door het normaal bevoegde orgaan, zoals Lennarts in Tekst & Commentaar aantekening 7 bij artikel 2:239 BW schrijft. Aangezien in het onderhavige geval geen sprake is van enig besluit dat is genomen door een verkeerd orgaan, kan van nietigheid geen sprake zijn. De besluiten zijn immers juist genomen door het bestuur. Dit brengt mee dat de vordering tot nietigverklaring van voornoemde bestuursbesluiten zal worden afgewezen.
4.7.
Ook de vordering tot nietigverklaring van het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging moet worden afgewezen. De rechtbank stelt voorop dat [eisers gezamenlijk] geen gronden voor nietigheid als bedoeld in artikel 2:14 lid 1 BW (strijd met de wet of statuten) heeft gesteld. Voorts geldt dat, anders dan [eisers gezamenlijk] betoogt, het bestuursbesluit tot statutenwijziging onaantastbaar is (zie 4.3 en 4.6). Daarbij komt dat een eventueel tegenstrijdig belang de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur van Meromi (bij het nemen van het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging) niet aantast (zie ook artikel 17 van de statuten van Meromi, waarin is bepaald dat de vennootschap ook in geval van een tegenstrijdig belang wordt vertegenwoordigd door het bestuur). Evenmin is sprake van de situatie dat de vennootschap (Meromi) niet meer gebonden wenst te zijn aan de rechtshandeling waarbij zij aldus vertegenwoordigd werd (het aandeelhoudersbesluit tot statutenwijziging). Het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW faalt dan ook.
de gevorderde verklaring voor recht (hiervoor onder 3.1.2.c.)
4.8.
Op grond van het hiervoor overwogene zal de gevorderde verklaring voor recht eveneens worden afgewezen.
de gevorderde nietigverklaring van het aandeelhoudersbesluit tot emissie (3.1.2.a.)
4.9.
Ook deze vordering zal worden afgewezen op dezelfde gronden (mutatis mutandis) als hiervoor in 4.7. vermeld.
de gevorderde vernietiging van het aandeelhoudersbesluit tot emissie (3.1.2.a.) en de verklaring voor recht (3.1.3.)
4.10.
[eisers gezamenlijk] stelt hiertoe dat het aandeelhoudersbesluit tot emissie vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW. In de onderhavige zaak was sprake van een joint-venture tussen de aandeelhouders van Meromi. [bedrijf 1] , [eiser 3] en Delta namen deel in het aandelenkapitaal van Meromi, waarbij [namen 1, 5, 6 en 7 gezamenlijk] uiteindelijk 51% en [eisers gezamenlijk] uiteindelijk 49% van de aandelen in Meromi en dus indirect in Slotervaartziekenhuis hielden. In een dergelijke structuur legt de norm van artikel 2:8 BW een bijzondere zorgplicht op aan het bestuur van Meromi om zich, mede in het vennootschappelijk belang, rekenschap te geven van de continuering van evenwichtige verhoudingen tussen haar aandeelhouders. Gelet op deze bijzondere zorgplicht had het op de weg van Meromi gelegen haar minderheidsaandeelhouders te raadplegen of op zijn minst te informeren over het voorgenomen ingrijpende aandeelhoudersbesluit tot emissie. Als gevolg van dit besluit zou Meromi als aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis immers zo goed als volledig verwateren. [eiser 3] is echter op geen enkele wijze betrokken in de besluitvorming omtrent de emissie, waardoor hij in zijn belangen is geschaad. Bovendien werd Meromi bij het nemen van het aandeelhoudersbesluit tot emissie vertegenwoordigd door een bestuurder met een evident tegenstrijdig belang (zie hiervoor onder 4.1.), waarvan Delta en Slotervaartziekenhuis volledig op de hoogte waren.
Het aandeelhoudersbesluit tot emissie is vernietigbaar, bij gebreke van een rechtsgeldig bestuursbesluit in combinatie met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW. Zou hieraan wel rechtsgevolg verbonden worden, dan zou dat bovendien misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW opleveren doordat de emissie tot doel had [eisers gezamenlijk] te schaden door hen vrijwel volledig te doen verwateren, aldus steeds [eisers gezamenlijk]
4.11.
Slotervaartziekenhuis c.s. heeft aangevoerd dat [eisers gezamenlijk]
geen belang in de zin van artikel 3:303 BW heeft bij zijn vorderingen.
4.12.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3:303 BW komt zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toe. Dit artikel is ook buiten het vermogensrecht van overeenkomstige toepassing (artikel 3:326 BW). In het algemeen mag van het bestaan van een voldoende belang worden uitgegaan. Dat laat onverlet dat het, tegenover een voldoende gemotiveerde betwisting, aan de eisende partij is concrete feiten en omstandigheden te stellen – en zo nodig te bewijzen – waaruit het bestaan van een voldoende belang kan volgen.
4.13.
[eisers gezamenlijk] stelt dat zijn belang bij de onderhavige vorderingen is gelegen in (i) het ongedaan maken van de verkoop van de aandelen in Slotervaartziekenhuis aan MCZ en/of (ii) het verkrijgen van schadevergoeding van [naam 6] als [functie] van Meromi, en van Delta en Slotervaartziekenhuis. [eisers gezamenlijk] heeft door de gehele gang van zaken aanzienlijke schade geleden. Betwist wordt dat Slotervaartziekenhuis eind 2012 in financiële problemen verkeerde. Het rapport van Mazars bevat een aantal feitelijke onjuistheden, onder meer door uit te gaan van een hoog faillissementsrisico en een hoge schuldenlast van € 60,6 miljoen. Bovendien is de jaarrekening van Slotervaartziekenhuis over 2013 nog niet gepubliceerd, waardoor de stand van het vreemd vermogen niet duidelijk is. De waardering van Mazars deugt derhalve niet en is veel te laag. Slotervaartziekenhuis is aantoonbaar voor tientallen miljoenen te weinig verkocht. Derhalve heeft [eisers gezamenlijk] wel degelijk belang bij deze vorderingen, aldus [eisers gezamenlijk]
ad (i)
4.14.
De rechtbank stelt voorop dat Meromi bij de levering van de 18.000 gewone aandelen Slotervaartziekenhuis aan MCZ is vertegenwoordigd door mr. Insinger, de door de Ondernemingskamer benoemde onafhankelijke bestuurder. Voorafgaand daaraan heeft mr. Insinger, met inachtneming van de beschikking van de Ondernemingskamer van 11 december 2013 en op basis van een afweging van de betrokken belangen, waaronder het belang van [eisers gezamenlijk] , besloten de koopovereenkomst gestand te doen/niet te ontbinden. MCZ is derhalve, zo heeft [eisers gezamenlijk] niet betwist, rechtsgeldig eigenaar geworden van de voorheen door Meromi gehouden aandelen in Slotervaartziekenhuis. Dat betekent dat, zelfs indien de emissie van de 5 miljoen cumulatief preferente aandelen ongedaan zou worden gemaakt, Meromi daarmee nog niet haar aandelen in Slotervaartziekenhuis terugkrijgt (en [eisers gezamenlijk] evenmin hun indirecte belang in Slotervaartziekenhuis). In zoverre ontbreekt derhalve een belang van [eisers gezamenlijk] bij zijn vorderingen, althans heeft hij dit onvoldoende toegelicht.
ad (ii)
4.15.
[eisers gezamenlijk] stelt voorts belang te hebben bij aantasting van de emissie althans het aandeelhoudersbesluit daartoe, met het oog op het verkrijgen van schadevergoeding van [naam 6] , Delta en Slotervaartziekenhuis. Hij stelt daartoe dat Meromi, door de emissie en de daarop gevolgde gang van zaken, niet meer beschikt over de aandelen in Slotervaartziekenhuis en daarvoor tientallen miljoenen te weinig heeft ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen in deze procedure niet strekken tot vaststelling van onrechtmatig handelen (dan wel een andere grond voor aansprakelijkheid) van voormelde partijen ( [naam 6] is zelfs geen partij in deze procedure). Slotervaartziekenhuis c.s. heeft gemotiveerd gesteld dat ook zonder aantasting van de emissie en de daaraan voorafgegane besluiten, een eventuele vordering tot vergoeding van (afgeleide) schade geldend kan worden gemaakt. [eisers gezamenlijk] heeft daartegenover niet toegelicht waarom hij met het oog op het verkrijgen van schadevergoeding van voormelde partijen, belang heeft bij aantasting van (het aandeelhoudersbesluit tot) de emissie.
Voor zover al moet worden geoordeeld dat [eisers gezamenlijk] met het oog op het verkrijgen van schadevergoeding belang heeft bij de vorderingen onder 3.1.2.a. en 3.1.3., dan geldt (naar analogie van HR 17 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760) dat de mogelijkheid van schade aannemelijk moet zijn. Met inachtneming van het hiervoor onder 4.12. geformuleerde uitgangspunt, brengt dit mee dat [eisers gezamenlijk] in het onderhavige geval moet stellen en – zo nodig bewijzen – dat de aandelen van Meromi in Slotervaartziekenhuis ten tijde van de emissie en/of de daarop gevolgde verkoop aan MCZ meer waard waren dan de € 3.050.000,-- die Meromi ervoor heeft gekregen.
4.16.
Slotervaartziekenhuis c.s. betwist dat Meromi en haar (indirecte) aandeelhouders zijn benadeeld door de emissie en de daarop gevolgde verkoop van de aandelen. Verwezen is naar het rapport van KPMG, waarin de waarde van de aandelen Slotervaartziekenhuis over de periode 1 januari tot en met maart 2013 is bepaald op tussen de € 0,3 en € 1,3 miljoen en naar het rapport van Mazars, waarin de waarde van die aandelen op 31 december 2012 is vastgesteld op - € 7.306,-- en op 31 december 2013 op nihil. Verder had Slotervaartziekenhuis blijkens het rapport van Mazars op 31 december 2012 een schuldpositie van € 66,2 miljoen, waaronder een schuld van € 34,6 miljoen aan ING. Voor zover [eisers gezamenlijk] bezwaren heeft gemaakt tegen de waardering door Mazars, geldt dat die bezwaren reeds in haar definitieve rapport zijn meegewogen (maar niet gehonoreerd), aldus steeds Slotervaartziekenhuis c.s.
4.17.
De rechtbank overweegt dat het tegen deze achtergrond op de weg van [eisers gezamenlijk] had gelegen om de met deskundigenrapporten onderbouwde stellingen van Slotervaartziekenhuis c.s. op zijn beurt gemotiveerd te weerspreken, bijvoorbeeld door het overleggen van een contra-expertise waaruit zou blijken dat de aandelen van Meromi in Slotervaartziekenhuis ten tijde van de emissie en/of de verkoop aan MCZ meer waard waren dan € 3.050.000,--. [eisers gezamenlijk] heeft dit echter nagelaten.
Verder is van belang dat het besluit om de koopovereenkomst met MCZ niet te ontbinden is genomen door mr. Insinger, de door de Ondernemingskamer benoemde onafhankelijke bestuurder van Meromi, die geen tegenstrijdig belang had, en dat dit besluit is genomen na een grondig onderzoek naar de transactie en de toestand van Slotervaartziekenhuis, zoals blijkt uit haar memo van januari 2014 (zie hiervoor onder 2.18.).
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van schade in dit geding niet aannemelijk is geworden en dat ook in zoverre een belang van [eisers gezamenlijk] bij zijn vorderingen ontbreekt.
slotsom
4.18.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers gezamenlijk] worden afgewezen. Daarbij merkt de rechtbank op dat hetgeen in 4.14. toe en met 4.17. is overwogen ook een zelfstandige grond voor afwijzing van de vorderingen onder 3.1.1.a., 3.1.1.b., 3.1.2.b. en 3.1.2.c. vormt, zodat hetgeen in 4.1. tot en met 4.9. is overwogen in zoverre ten overvloede is.
4.19.
[eisers gezamenlijk] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.20.
De kosten aan de zijde van Slotervaartziekenhuis worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.964,00
De gevorderde wettelijke rente vanaf de veertiende dag over de proceskosten is eveneens toewijsbaar zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.21.
De kosten aan de zijde van Meromi worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.964,00
De gevorderde wettelijke rente vanaf de veertiende dag over de proceskosten is toewijsbaar zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.22.
De kosten aan de zijde van Delta worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.964,00
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar zoals hierna in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers gezamenlijk] af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten aan de zijde van Slotervaartziekenhuis, tot op heden begroot op € 1.964,00, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling alsmede te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nasalaris met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten aan de zijde van Meromi, tot op heden begroot op € 1.964,00, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling alsmede te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
5.4.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten aan de zijde van Delta, tot op heden begroot op € 1.964,00, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW, te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, mr. L. Biller en mr. M.E.M. James-Pater, in aanwezigheid van mr. J.P. van der Stouwe, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.*