4.4.Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het bewijsverweer van de verdediging.
Op 18 juli 2014 heeft verdachte te Amstelveen als bestuurder van een witte bedrijfsauto op de Laan Nieuwer-Amstel gereden. Verdachte is een beginnend bestuurder en werkzaam als beroepschauffeur. Verdachte kwam uit de richting van de Burgemeester A. Colijnweg en reed in de richting van de Handweg. Op de kruising van de Laan Nieuwer-Amstel met de Badlaan heeft een aanrijding plaats gevonden met een vrouw op een snorfiets en de passagier van deze snorfiets. Verdachte heeft niet gezien dat de snorfiets, gezien verdachtes rijrichting komend van links, vanaf de Badlaan, deze kruising was opgereden, met als gevolg dat verdachte tegen voornoemde snorfiets is aangebotst.
[persoon 2] reed met haar snorfiets, met haar zoontje [persoon 1] als passagier achterop, op het fietspad van de Badlaan. Toen zij de kruising naderde reed zij met een snelheid van ongeveer 25 kilometer per uur. Zij zag dat het verkeerslicht voor haar op groen stond. Op het moment dat zij de kruising dicht was genaderd zag zij dat het verkeerslicht op geel sprong. Ze kon niet meer stoppen en reed vervolgens de kruising op. Op het moment dat zij de kruising bijna was overgestoken, zag zij vanuit haar rechter ooghoek iets wits aankomen en voelde zij dat de achterzijde van haar snorfiets werd geraakt. Tengevolge van de aanrijding heeft haar zoontje zijn rechter enkel gebroken. Blijkens de verklaring van de geneeskundige duurt de genezing van deze fractuur drie maanden.
De verklaring van [persoon 2] wordt ondersteund door de getuige [getuige 1] . Hij fietste naar het verkeerslicht toe om de Laan Nieuwer-Amstel over te steken en zag dat het verkeerslicht op oranje stond. Hij zag dat hij werd gepasseerd door een snorfiets en dat de bestuurster van de snorfiets door het oranje verkeerslicht reed. Daarna zag hij dat de vrouw door een auto werd geschept.
De verklaring van [persoon 2] en de getuige worden ondersteund door de bevindingen van opsporingsambtenaar [verbalisant] van de afdeling verkeersongevallenanalyse van de politie Amsterdam:
Het kruispunt op de Laan Nieuwer-Amstel met de oversteekplaats van de Badlaan was voorzien van een verkeersregelinstallatie welke voertuigafhankelijk kan regelen;
Een voertuigafhankelijke verkeerslichtenregeling heeft als belangrijkste eigenschap dat de regeling zich aan kan passen aan het verkeersaanbod op de kruising;
Om zich aan te kunnen passen aan het verkeersaanbod maakt het verkeersregeltoestel gebruik van detectoren om te ‘zien’ of er verkeer op het kruispunt aanwezig is. Op het kruispunt van het ongeval werd gebruik gemaakt van detectielussen;
Een van de voorwaarden voor een verkeersregeltoestel is dat de lampen van conflicterende richtingen nooit groen licht uitstralen. Dit is beveiligd door het regeltoestel;
Uit de logging en ontruimingsmatrix, alsmede uit de verklaring van de betrokkenen en getuigen is gebleken dat de verkeersregelinstallatie aan het regelen was op het moment van het ongeval en vertoonde deze geen storingen;
De bestuurder van de auto reed over richting 11 en de detectielussen voor de rijstrook van deze richting waren genummerd (van veraf tot dichtbij): 1103, 1102, 1101;
De bestuurder van de snorfiets reed over richting 23 en de detectielussen voor deze rijstrook waren genummerd (van veraf tot dichtbij): 2303, 2302, 2301;
De ontruimingstijd in een verkeerslichtenregeling kan worden beschouwd als een veiligheidsmarge. Dit is de tijd dat twee conflicterende richtingen tegelijkertijd rood licht uitstralen.
De roodlichtnegatie wil zeggen activatie en de-activatie van de koplus (vlak voor de stopstreep), terwijl het bijbehorende verkeerslicht op dat moment rood licht uitstraalde. Op een dergelijk moment rijdt er een voertuig door rood;
Voor richting 11 was de vaste geeltijd 3 seconden en de ontruimingstijd van richting 23 (rood) naar 11 (groen) 3 seconden;
Voor richting 23 was de vaste geeltijd 3 seconden en de ontruimingstijd van richting 11 (rood) naar 23 (groen) 2 seconden;
Op 18 juli 2014 te 12:48 uur was er een melding van het ongeval bij de meldkamer van de politie gedaan;
Bij het bestuderen van de faselog heeft de opsporingsambtenaar zich geconcentreerd op de koplussen van de rijstroken waarover de bij het ongeval betrokken personen hadden gereden. Dit waren de nummers 1101 en 2301 uit het faselog D11.1 en D 23.1;
In de tijd tussen 12:30 en 12:48 uur vond er één rood licht negatie plaats op de richting van de auto (richting 11) en tientallen rood licht negaties op de richting van de snorfiets (richting 23);
De rood licht negatie in de faselog van richting 11 was om 12:46:06 uur, waarbij het verkeerslicht tenminste 10 seconden op rood stond;
De detectie op richting 23 (koplus 2301) in de geelfase was om 12:46:05;
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de auto bij rood licht en de bestuurder van de snorfiets bij groen/geel licht de stopstreep passeerde en het kruispunt op reed.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de verkeersregelinstallatie op het moment van de aanrijding niet goed zou hebben gewerkt. Uit de verklaringen van verdachte, de bestuurster van de snorfiets en de getuige volgt dat de verkeerslichten in werking waren. Bovendien komen de verklaringen van de bestuurder van de snorfiets en de getuige overeen met de bevindingen uit het proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie. De enkele opmerking van de raadsman dat er wel eens iets mis zou kunnen gaan met het functioneren van een verkeersregelinstallatie biedt onvoldoende tegenwicht, te minder nu uit voornoemd proces-verbaal duidelijk is geworden dat er geen onregelmatigheden of storingen naar voren zijn gekomen omtrent de werking van de verkeersinstallatie.
4.4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak zowel primair als subsidiair is ten laste gelegd dat sprake is van een strafrechtelijk verwijtbare verkeersgedraging. Verdachte is door rood licht gereden en heeft niet gezien dat een snorfietser met een passagier achterop voornoemde kruising was opgereden. Deze verkeersgedraging dient als een ernstige verkeersovertreding te worden aangemerkt. In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van de verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld, maar bij het bepalen van het antwoord op de vraag of verdachte hierbij zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, zoals vereist bij toepassing van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, dient de rechtbank de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak te beoordelen.
De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat uit het voornoemde proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie is gebleken dat de verkeersregelinstallatie op het kruispunt van de Laan Nieuwe-Amstel en de Badlaan naar behoren werkte. Ten aanzien van de weg en de weersgesteldheid waren er geen omstandigheden aanwezig die de oorzaak, gevolgen of toedracht van het ongeval zouden kunnen hebben beïnvloed. Het kruispunt was gelegen binnen de bebouwde kom en de wettelijk toegestane maximum snelheid ter plaatse was 50 km/u voor de personenauto en 25 km/u voor de snorfiets. Niet is gebleken dat deze snelheden zijn overschreden.
Gelet op de in rubriek 4.4.1. opgesomde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte niet is gestopt voor een voor hem rood uitstralend verkeerslicht, terwijl het verkeerslicht op dat moment tenminste 10 seconden op rood stond. Verdachte heeft een van links komende snorfietser met passagier niet gezien en is daardoor onvoldoende opmerkzaam geweest als bestuurder van zijn auto. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van méér dan een moment van onachtzaamheid en dat verdachte daarmee aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld en daarmee schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.