4.3.1.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde
Op 21 maart 2013 heeft aangeefster [persoon 2], werkzaam als afdelingshoofd bij [bedrijf 1 B.V.] ([bedrijf 1 B.V.]), gevestigd te Amsterdam, namens [bedrijf 1 B.V.] aangifte gedaan.
Bij de heer [persoon 3] is op 28 februari 2013 per e-mail een orderbevestiging binnen gekomen van een bestelling van een Samsung N8000 Galaxi (lees: Galaxy) Note, ter waarde van € 682,95. Deze bestelling is gedaan door [verdachte] (lees: [verdachte]). Aan hem is uitgelegd dat de bestellingen via de leidinggevende gaan, waarop [verdachte] heeft gezegd dat het een kosteloze proeflevering betreft. Ik heb een gesprek met hem gehad, waarna hij heeft gezegd dat de bestelling is geannuleerd. Vervolgens blijkt dat er op 28 februari 2013 een factuur is gekomen voor eenzelfde Galaxy Note, van € 592,02 en op 1 maart 2013 een factuur voor speciale aflevering van € 234,68. Deze facturen zijn niet door het bedrijf voldaan. De Galaxy Note is in het bezit van [verdachte] en niet van het bedrijf. In de prullenbak naast het bureau van [verdachte] zijn twee facturen aangetroffen, betreffende de levering door het bedrijf [bedrijf 2 B.V.] van de Galaxy Note. [verdachte] heeft zich op 12 maart 2013 ziek gemeld.
[bedrijf 1 B.V.] verzamelt onder meer kuilbanden in bij boeren. Dit gebeurt met een vrachtwagen. De vrachtwagen weegt zelf zijn lading. Dit gebeurt volledig automatisch. Als de chauffeur terug is op het bedrijf levert hij zijn paperassen in bij de planning en via de administratie is er een automatische incasso bij de klant.
[verdachte] heeft afspraken gemaakt met de boeren over de betaling en is hierbij afgeweken van onze standaard werkwijze. [verdachte] heeft telefonisch contact gehad met de boeren en aan hen verteld dat indien zij contant betaalden of de overschrijving maakten, er een korting volgde. De overschrijving kunnen zij maken op Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1]. Dit nummer is niet van [bedrijf 1 B.V.], maar van [verdachte].
De chauffeurs van [bedrijf 1 B.V.] krijgen van [verdachte] een planning mee, waarop de te bezoeken adressen vermeld staan. Tevens zijn er begeleidingsbiljetten waarop de chauffeur de weging invult. Ook heeft de chauffeur een formulier automatische incasso bij zich. Als er vooraf gemaakte afspraken zijn over de betaling, dan belt de chauffeur het laadgewicht door aan [verdachte] en krijgt de chauffeur een bedrag te horen, dat vervolgens handmatig wordt ingevuld. De keuze voor de boer is dus of vooraf het valselijk opgemaakte factuurbedrag te voldoen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] of contante betaling, of een spoedoverschrijving na het moment van weging, dus voor de chauffeur weer vertrekt. Geen van beide wijzen zijn normaal bij [bedrijf 1 B.V.]. Normaal is dat de chauffeur de stukken inlevert en 5 dagen later volgt er een automatische incasso.
Door [verdachte] zijn dus formulieren valselijk opgemaakt. Hij heeft gebruik gemaakt van het logo en briefpapier van [bedrijf 1 B.V.] en hiervoor van niemand toestemming gekregen. Hij heeft dit gedaan om zichzelf financieel te bevoorrechten.
Chauffeurs hebben mij verteld dat zij van [verdachte] tevens hun bedrijfs-tankpas moesten afgeven. Ik vermoed dat hij onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de tankpassen.
Op 2 mei 2013 heeft aangeefster [persoon 2], een aanvullende aangifte namens [bedrijf 1 B.V.] gedaan.
[verdachte] was bij ons aangenomen als planner. Zijn takenpakket bestond uit het inplannen van de vrachtwagens van de chauffeurs, een stukje onderhoud van alleen de vrachtwagens en het bijhouden van de urenregistratie van de chauffeurs. Hij verzorgde verder de administratie van de banden. Dit houdt in dat hij in het systeem verwerkte door welke boeren banden bij ons waren ingeleverd.
Ik heb afspraken omtrent de betalingen gemaakt met het bedrijf [bedrijf 2 B.V.] waar de tablet is besteld. Het bedrag van € 682,95 zal op korte termijn door [bedrijf 1 B.V.] worden voldaan. De tablet is op 28 februari 2013 bij ons aan het bedrijf geleverd.
Op 11 maart 2013 heeft een van onze chauffeurs zijn begeleidingsbrief en dagstaat bij ons ingeleverd. De volgende dag wilde de vervanger van [verdachte] de documenten invoeren en miste hij de automatische incassobrief. Ik heb met de betreffende chauffeur gesproken en hij zei tegen mij dat er contant betaald zou zijn en dat hij alleen iets af moest geven. Dit behoort tot het takenpakket van [verdachte], waarop ik vermoedde dat er gefraudeerd was. Ik heb contact gezocht met de boer waar de kuilbanden waren opgehaald. Deze boer stuurde mij een factuur van zijn contante betaling en ik zag dat hierop een verkeerd rekeningnummer stond, oftewel het privé bankrekeningnummer van [verdachte]. Wij werken nooit met contante betalingen. Alles gaat via het automatische betalingsverkeer via de bank.
Door dit voorval ben ik verder gaan zoeken in alle dagstaten van onze chauffeurs en erachter gekomen dat deze werkwijze meerdere malen is voorgekomen. Ik merkte dat bij bepaalde chauffeurs er wel inzamelingen op de dagstaat stonden, maar dat deze niet in het systeem waren verwerkt. Ik heb 59 situaties gezien waarin het niet klopt met ons systeem. Ik heb van een aantal de feitelijke bedragen kunnen achterhalen, maar van een aantal ook de geschatte bedragen. Het totale bedrag wat mogelijk door [verdachte] is gefraudeerd is € 44.514,91. Dit bedrag kan alleen maar hoger worden, omdat ik nog niet alles heb kunnen nakijken. Ik heb een aantal facturen van de boeren terug gehad, waarop ik zie dat er contant betaald is of via de bank naar het rekeningnummer van [verdachte].
Verder heeft [verdachte] vanuit ons bedrijf de opdracht gekregen om een bedrijfsauto te laten keuren. Dat ging om een Citroën met het kenteken [kenteken 1]. Na de keuring heeft [verdachte] met een nagemaakte factuurbon bij onze administratie contant geld opgehaald om zogenaamd de Citroën dealer te betalen. Het geld is dan ook uitgegeven door de administratie aan [verdachte]. Later ben ik echter gebeld door deze dealer dat er nog een openstaande rekening zou zijn voor de keuring van deze auto. Ik heb de garage uitgelegd dat een werknemer van ons met contant geld zou hebben betaald, maar dat is volgens de Citroën dealer niet gebeurd.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 8 april 2014.
Ik heb bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] bij de Rabobank. Ik heb 9 maanden bij het bedrijf [bedrijf 1 B.V.] gewerkt. Mijn functie was transportplanner en inkoop en onderhoud van de voertuigen. Mijn werkzaamheden waren onder meer het inplannen van transporten en inkopen van banden.
Tablet
De Samsung N8000 Galaxi (Galaxy) Note ter waarde van € 682,95, waarvan op 28 februari 2013 bij de heer [persoon 3] een bevestiging is binnen gekomen, heb ik besteld. Ik heb de tablet in ontvangst genomen en ben dus in het bezit geweest van deze tablet, maar ik heb deze later verkocht. Ik heb de tablet besteld bij het bedrijf [bedrijf 2 B.V.]. Ik heb veel internetverkeer met dit bedrijf gehad in verband met de juiste keuze van de tablet.
Tankpassen
Ik heb wel eens gebruik gemaakt van de tankpassen van het bedrijf [bedrijf 1 B.V.]. Ik beheerde de tankpassen niet. De vrachtwagens hadden een eigen tankpas, welke op kenteken van de vrachtwagen stond. Ik maakte privé wel eens gebruik van de tankpassen om te tanken als mijn tank leeg was. Het klopt dat de chauffeur van een vrachtwagen de tankpas aan mij moest afgeven.
Factuur Citroën dealer:
Ik heb een Citroën C5 met het kenteken [kenteken 1] in onderhoud gehad. Ik heb tweemaal met de auto gereden. Het klopt dat ik op 1 november 2013 een factuur van de Citroën dealer op naam van [bedrijf 1 B.V.] en [verdachte] heb ingeleverd bij [bedrijf 1 B.V.], omdat die factuur betaald moest worden in verband met onderhoud.
U vraagt mij waarom op de ingeleverde factuur een bedrag van € 821,06 staat en op de factuur van de Citroën dealer een bedrag van € 666,50. Ik heb die facturen vervalst.
Boeren:
Ik heb contact gehad met klanten van [bedrijf 1 B.V.] omtrent betalingen. Ik had contact met boeren welke rubberen banden kwijt wilden. Er werden daarvoor afspraken gemaakt.
Dat waren tariefmatige afspraken. Men betaalde via automatische incasso en boeren die dit anders wilden, die konden dit dan doen. De boeren waren verantwoordelijk voor het afvoeren van allerlei soorten rubber en transportbanden. [bedrijf 1 B.V.] haalde dat rubber op en de boer betaalde [bedrijf 1 B.V.] zeg maar € 1.500,00 voor dat ophalen en verwerken van dat rubber. Ik bood dan aan om het zwart op te laten halen, Ik liet dat dan doen voor zeg maar € 1.000,00. Ik bedoel dat deze bedragen in dit geval fictief zijn.
Ik maakte de facturen op van de boerenklanten van [bedrijf 1 B.V.]. Ik denk dat ik een stuk of twintig facturen heb opgemaakt. Het aantal weet ik niet meer. Ik heb gefraudeerd met de facturen door fictieve facturen op te maken en zo zijn er onverklaarbare bedragen op mijn rekeningoverzicht terecht gekomen. Ik haalde het geld aan het einde van de dag van mijn rekening. Ik denk dat ik in totaal € 40.000,00 euro van de klanten (boeren) van [bedrijf 1 B.V.] heb ontvangen, maar het zou ook meer kunnen zijn. Ik heb de facturen van de klanten van [bedrijf 1 B.V.] vervalst door middel van mijn eigen bankrekeningnummer op de factuur te noteren. De chauffeurs inden het contante geld en gaven het dan aan mij.
Nadere overwegingDe rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder navolgende onder 5 bewezen verklaarde sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359 lid 3 Sv.
De verklaring van getuige [persoon 1], zoals afgelegd op 25 april 2014.
Ik ben directeur en eigenaar van [bedrijf 1 B.V.] en ik heb de heer [verdachte] ([verdachte]) geen toestemming gegeven om handelingen te doen, zoals vervalsen van facturen en bestellen van een tablet. Ik heb een persoonlijk gesprek gehad met [verdachte] en de heer [persoon 3]. In dit gesprek is afgesproken dat [verdachte] de order van de tablet zou annuleren.
De heer [verdachte] en ik hebben geen afspraken gemaakt over het gebruik van een tankpas van het bedrijf. Zijn laatste loon is niet uitbetaald. Er zijn geen afspraken gemaakt over verrekening van de kosten van de bestelde tablet.
[verdachte] heeft voor een periode van ongeveer 9 maanden bij [bedrijf 1 B.V.] gewerkt als transportplanner. Dit was van juli 2012 tot maart 2013. In maart 2013 is hij ontslagen.
[verdachte] had geen bevoegdheid om prijsafspraken te maken. Ook had hij geen bevoegdheid ten aanzien van de debiteuren en crediteurenadministratie. Ik heb van de heer [verdachte] geen betalingen ontvangen, cash of op mijn bank. De rekening van de Citroën garage is betaald door [bedrijf 1 B.V.]. De tablet is betaald door [bedrijf 1 B.V.], maar niet in ons bezit.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde
De verklaring van getuige [persoon 4], zoals afgelegd op 27 juni 2014.
Ik ben ongeveer een jaar chauffeur op een vrachtwagen geweest bij de firma [bedrijf 1 B.V.]. Ik haalde banden op voor [bedrijf 1 B.V.]. Dit werd berekend per gewicht. Op de vrachtwagen zit een weeginstallatie.
Ik moest van [verdachte] contant geld ophalen bij de boeren. Ik kreeg van [verdachte] te horen dat de boeren korting kregen als zij contant afrekenden voor het ophalen van de banden. Aan het einde van de rit leverde ik het contante geld bij [verdachte] in. Hij vertelde mij dat hij het geld naar de bank zou brengen. In het begin was het tijdens een rit soms een combinatie van contante betalingen en betalingen op rekening. Later werden er steeds meer contante betalingen per rit. Het is ook gebeurd dat er direct per telebankieren het factuurbedrag werd betaald. Dan moest ik wachten op een belletje van [verdachte] dat de betaling was ontvangen. Daarna kon ik mijn rit vervolgen. Als ik later was, [verdachte] werkte tot 17:00 uur, dan kwam hij mij tegemoet rijden en nam het contante geld van mij over. Hij vertelde mij dan dat hij het af zou storten bij de nachtkluis.
De verklaring van getuige [persoon 5], zoals afgelegd op 6 augustus 2014.
Ik ben ruim 4 jaar chauffeur op een vrachtwagencombinatie bij de firma [bedrijf 1 B.V.]. Ik ken de heer [verdachte] via het werk als planner bij de firma [bedrijf 1 B.V.]. Hij was mijn leidinggevende en gaf door naar welke klanten ik moest om banden op te halen.
Ik haalde de banden bij de boeren op. De prijs werd bepaald door middel van gewicht. Het bedrag werd dan door mij op een bankmachtiging ingevuld en dat werd dan automatisch afgeschreven. [verdachte] kwam op een gegeven moment met het verhaal dat vanuit de LTO ervaringen waren met boeren die niet of te laat betaalden. Daarom moest ik de boeren contant laten betalen of een directe overboeking laten doen. In het geval van een directe overboeking moest ik contact met hem opnemen om te controleren of het geld was gestort.
Het contante geld wat betaald werd door de boeren moest ik bij binnenkomst op het bedrijf direct afgeven aan [verdachte]. Ik kreeg geen bewijs dat ik het geld had afgegeven. Als ik op zaterdag reed of later binnen was, [verdachte] werkte tot 17:00 uur, dan moest ik telefonisch doorgeven hoe laat ik op de zaak zou zijn. Dan was [verdachte] op de aangegeven tijd bij de firma [bedrijf 1 B.V.]. Dit heeft volgens mij een half jaar, driekwart jaar geduurd.
Ik heb een keer problemen gehad met een boer na directe overboeking. Ik heb dit gemaild naar [persoon 2] en [verdachte]. Hierin heb ik ook gevraagd of het in het vervolg vooraf gemeld kan worden aan de boeren als zij contant of via directe overboeking moesten betalen. [verdachte] werd hierdoor boos op mij en zei dat ik dat beter direct aan hem had kunnen zeggen. Van [persoon 2] kreeg ik een e-mail terug waarin de werkwijze bevestigd werd.
Nadere bewijsoverweging
Over de e-mail van chauffeur [persoon 5] en de daarop volgende reactie van [persoon 2] heeft de raadsman naar voren gebracht dat het hem bevreemdt dat mevrouw [persoon 2] daaromtrent niet als getuige is gehoord en dat de verklaring van mevrouw [persoon 2], dat sprake was van een misverstand, niet overtuigt. De rechtbank passeert dit bewijsverweer van de raadsman en stelt vast dat de e-mails van chauffeur [persoon 5] en [persoon 2] aan het dossier zijn toegevoegden dat mevrouw [persoon 2] in een daarop volgende e-mail van 28 augustus 2014 heeft uitgelegd dat zij de vraag van de chauffeur abusievelijk heeft geïnterpreteerd als een klacht over de automatische incasso.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring van [naam 19], zoals afgelegd op 5 september 2013.
Begin januari 2013 zijn chauffeurs van het bedrijf [bedrijf 1 B.V.] bij ons boerenbedrijf te [plaats] langs gekomen. Nadat zij de banden hadden verzameld hebben wij contant € 921,25 betaald. Op de factuur is door de chauffeur geschreven: “Voldaan [persoon 4], als bewijs van ontvangst voor het geld.
De verklaring van getuige [naam 9], wonende te [plaats], zoals afgelegd op 20 november 2013.
Ik heb tijdens een inleveractie autobanden afgegeven aan [bedrijf 1 B.V.]. Ik heb contant betaald aan de chauffeur voor het afvoeren van de banden. De chauffeur vertelde, na het laden van de autobanden, dat er contant betaald moest worden. Ik heb rond de € 2.000,00 betaald aan de chauffeur van [bedrijf 1 B.V.] en hiervan een ontvangstbevestigingontvangen.
De verklaring van getuige [persoon 6], wonende te [plaats], zoals afgelegd op 1 november 2013.
Ik heb kuilbanden afgestaan aan een chauffeur van [bedrijf 1 B.V.]. Ik heb hiervoor contant betaald, ongeveer € 1.000,00. Ik ben op een gegeven moment gebeld door een medewerker van [bedrijf 1 B.V.]. Hij vroeg aan mij of ze van de week langs konden komen om de kuilbanden op te halen. Hij vroeg mij hoe ik wilde betalen. Ik wilde via de bank een overschrijving maken. De medewerker van [bedrijf 1 B.V.] vertelde mij dat het beter was om contant te betalen, omdat ze zoveel problemen hadden met boeren en slecht betalen. Tevens vertelde hij mij dat als ik contant zou betalen ik € 150,00 korting zou krijgen. Ik heb hiervan een betalingsbewijsgehad.
Een proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2014, inhoudende een onderzoek naar aanleiding van de verkregen kopiefacturen van het bedrijf [bedrijf 1 B.V.].
- Een factuur van 1 oktober 2012, contant voldaan, ten name van de heer [naam 4] te [plaats], factuurbedrag € 936,76;
- Een factuur van 20 oktober 2012, contant voldaan, ten name van [naam 5] te [plaats], factuurbedrag € 212,34;
- Een factuur van 27 oktober 2012, contant voldaan, ten name van [naam 6] te [plaats], factuurbedrag € 834,64;
- Een factuur van 8 november 2012, contant afgerekend, ten name van [naam 7] te [plaats], factuurbedrag € 2.249,22;
- Een factuur van 15 november 2012, contante betaling, ten name van [naam 8] te [plaats], factuurbedrag 865,46;
- Een factuur van 3 januari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 11] te [plaats], factuurbedrag € 280,89;
- Een factuur van 3 januari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 12] te [plaats], factuurbedrag € 484,17;
- Een factuur van 3 januari 2013, contant voldaan, ten name van [bedrijf 4 VOF] te [plaats], factuurbedrag € 770,85
- Een factuur van 3 januari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 13] te [plaats], factuurbedrag € 921,95;
- Een factuur van 14 januari 2013, contant betaald, ten name van[naam 14] te [plaats], factuurbedrag € 501,16;
- Een factuur van 14 januari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 15] te [plaats], factuurbedrag € 675,72;
- Een factuur van 16 januari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 17] te [plaats], factuurbedrag € 301,54;
- Een factuur van 15 februari 2013, contant voldaan, ten name van [naam 18] te [plaats], factuurbedrag € 255,42.
Ten aanzien van het onder 2 en 5 ten laste gelegde
De verklaring van getuige [naam 16], wonende te [plaats], zoals afgelegd op 31 oktober 2013.
Ik heb destijds banden afgevoerd bij het bedrijf [bedrijf 1 B.V.]. Het gaat per gewicht. Ik schat zo ongeveer 1000 banden. Wij deden dit via [bedrijf 1 B.V.], omdat zij een LTO actie hadden. Er is meteen betaald aan [bedrijf 1 B.V.]. Ik moest gelijk geld overmaken naar het rekeningnummer [rekeningnummer 1]. De man van [bedrijf 1 B.V.] bleef bij mij wachten tot de transactie via de bank goed gegaan was. De medewerker kreeg op een gegeven moment een telefoontje. Ik denk dat hij akkoord kreeg voor de ontvangst van de betaling. Hij heeft toen een bon afgetekend en ik heb een ontvangstbevestiging gehad. Ik heb via de bank € 1.094,12 overgemaakt aan [bedrijf 1 B.V.].
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2014, inhoudende een onderzoek naar aanleiding van de verkregen kopiefacturen van het bedrijf [bedrijf 1 B.V.].
- Een factuur van 13 november 2012, bijgeschreven op Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1], ten name van [bedrijf 3 VOF] te [plaats], factuurbedrag € 1.548,80;
- Een factuur van 17 november 2012, bijgeschreven op Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1], ten name van [naam 1] te [plaats], factuurbedrag € 2.057,00;
- Een factuur van 31 januari 2013, telebankieren naar Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1], ten name van [naam 2] te [plaats], factuurbedrag € 471,43;
- Een factuur van 11 maart 2013, telebankieren naar Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1], ten name van [naam 3] te [plaats], factuurbedrag
€ 874,83.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2013, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
Ik heb telefonisch contact gehad met een medewerker van [bedrijf 6 B.V.] te [plaats], genaamd [persoon 7]. Hij verklaarde mij dat er een factuur in de administratie zat voor de firma [bedrijf 1 B.V.], met nummer 1320156, factuurbedrag € 666,50. Hij verklaarde dat het niet mogelijk is dat er twee facturen onder hetzelfde factuurnummer zijn opgemaakt.
Een factuur van [bedrijf 6 B.V.] te [plaats], van 1 november 2013, met inkoopordernr. 1320156/74329, kenteken [kenteken 1], ten name van [bedrijf 1 B.V.] [verdachte], factuurbedrag € 821,06.
De verklaring van getuige [persoon 8], zoals afgelegd op 3 juli 2014.
Ik ben administrateur bij de firma [bedrijf 1 B.V.] en beheer tevens de kas. Ik ken de heer [verdachte] als planner van de firma [bedrijf 1 B.V.]. Hij kwam op enig moment naar mij toe met een verhaal over de reparatie van een van onze bedrijfsauto’s. [verdachte] vroeg mij of ik hem cash geld kon geven, zodat hij de Citroën dealer kon betalen. Ik zou dan de factuur krijgen om het verschil in de kas te kunnen verklaren.
In eerste instantie zou het gaan om een bedrag van € 800,00. Ik heb hem dat contant gegeven om de Citroën dealer mee te betalen. Hij heeft voor de ontvangst van dit bedrag getekend. Ik heb de heer [verdachte] diverse malen gevraagd om de factuur.
Na enige tijd kwam de heer [verdachte] met een factuur waarop een factuurbedrag van ruim 900 euro. Hij zei mij dat ik dan nog wel het verschil uit de kas aan hem moest geven, omdat hij het verschil zelf had betaald.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde
Het alternatieve scenario van verdachte
Ten aanzien van het door de verdediging voorgestelde alternatieve scenario dat verdachte - kort gezegd - van de directeur en/of andere medewerkers van [bedrijf 1 B.V.] de opdracht heeft gekregen om facturen te vervalsen en banden zwart op te kopen bij de boeren en de opbrengst hiervan af te staan aan de directeur, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie op 8 april 2014 en bij de rechter-commissaris op 10 april 2014 verklaard dat de ten laste gelegde feiten waarvan hij wordt beschuldigd op zich kloppen, maar dat hij in opdracht handelde van de directeur van [bedrijf 1 B.V.]. Hij gaf de contante geldbedragen – deels - aan de directeur. De op zijn rekening overgeschreven geldbedragen nam hij direct na overschrijving contant op om deze vervolgens – deels - aan de directeur te geven.
In reactie hierop heeft het Openbaar Ministerie de directeur, medewerkers en chauffeurs van [bedrijf 1 B.V.] als getuige gehoord.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. De verklaring van verdachte dat hij in opdracht van het bedrijf [bedrijf 1 B.V.] handelde acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede nu dit alternatieve scenario op geen enkel punt nader is onderbouwd en niet wordt ondersteund door enige verklaring of ander bewijsmiddel uit het dossier. De rechtbank vindt ook geen steun voor dit gestelde alternatieve scenario in de omstandigheid dat verdachte, direct nadat de betalingen op zijn rekening werden bijgeschreven, deze bedragen contant opnam om, naar zijn zeggen, die dan aan de directeur te geven. Uit de rekeningoverzichten van verdachte in het dossierblijkt immers dat verdachte ook andere bedragen van enige omvang die op zijn rekening werden bijgeschreven, zoals zijn salaris, vrijwel direct daarna contant opnam. Kennelijk wenste verdachte om hem moverende redenen geen saldo van enige serieuze omvang op zijn bankrekening te hebben.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De tablet en de tankpas(sen)
Door de verdediging is naar voren gebracht dat geen sprake is van verduistering.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte meer dan zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft overschreden. Verdachte heeft zonder toestemming van zijn werkgever een tablet besteld, in ontvangst genomen, de beschikking over deze tablet gehad en deze tablet verkocht, alsmede zonder toestemming van zijn werkgever één of meer tankpassen gebruikt, welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft gehad. Hiermee is voldaan aan alle bestanddelen van een gekwalificeerde verduistering.
Voor zover zou moeten worden uitgegaan van de stelling van de verdediging dat verdachte de aankoop van de tablet heeft besproken met zijn werkgever en dat deze was bedoeld voor zijn werkzaamheden bij [bedrijf 1 B.V.], is door zowel het afdelingshoofd van het bedrijf als de directeur verklaard dat verdachte de bestelling van de tablet moest annuleren. Ook de verklaring van verdachte bij de politie dat hij tijdens zijn ontslag uitgebreid over deze bestelling heeft gesproken met de directeur en dat de onkosten van deze tablet zijn ingehouden op zijn salaris, is gemotiveerd weersproken door de directeur en het afdelingshoofd. Beiden hebben verklaard dat er verschillende brieven zijn gestuurd naar verdachte om afspraken te maken, maar dat verdachte nooit op een afspraak is verschenen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De (contante) geldbedragen
Door de officier van justitie en de raadsman is aangevoerd dat verdachte het geld van de boeren door eigen misdrijf (oplichting dan wel valsheid in geschrift) heeft verkregen en dat om die reden geen veroordeling voor verduistering kan volgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte als transportplanner bij [bedrijf 1 B.V.] verantwoordelijk was voor het afvoeren van de banden van de boeren door vrachtwagenchauffeurs van [bedrijf 1 B.V.]. Verdachte heeft met de boeren afspraken gemaakt over de wijze van betaling en is daarbij afgeweken van de standaard werkwijze van [bedrijf 1 B.V.]. Verdachte heeft telefonisch contact opgenomen met de boeren en verteld dat, indien zij contant of direct via de bank betaalden, er een korting volgde. De girale betalingen konden de boeren maken op de bankrekening van verdachte en de contante betalingen geschiedden aan de chauffeurs van [bedrijf 1 B.V.]. De boeren kregen zoals gebruikelijk een factuur cq. betalingsbewijs van de chauffeurs en daar was door verdachte op vermeld of het bedrag contant of via telebankieren moest worden voldaan. Deze facturen heeft verdachte vervalst. In het geval de boeren contant betaalden ontvingen zij een factuur waaruit bleek dat zij hadden gekozen voor een contante betaling van de chauffeur en in het geval de boeren via telebankieren wilden betalen ontvingen zij een factuur met daarop de bankrekening van verdachte.
Voor wat betreft de contante geldbedragen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich deze uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als planner heeft toegeëigend. Op het moment immers dat de boeren contant afrekenden met de chauffeurs van [bedrijf 1 B.V.], behoorde dat geld toe aan het bedrijf [bedrijf 1 B.V.]. Verdachte heeft vervolgens deze contante geldbedragen van de chauffeurs ontvangen en de feitelijke wegneemhandeling vond plaats op het moment dat verdachte deze geldbedragen niet heeft afgedragen aan het bedrijf [bedrijf 1 B.V.]. Op dat moment is verdachte als heer en meester over deze geldbedragen gaan beschikken en heeft hij zich deze geldbedragen zonder toestemming van [bedrijf 1 B.V.] toegeëigend. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking.
De (girale) geldbedragen
De rechtbank is ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde oplichting van oordeel dat verdachte door het aanwenden van een oplichtingsmiddel, te weten een listige kunstgreep, de in de bewijsmiddelen genoemde boeren heeft bewogen tot een gedraging, te weten het afgeven van een geldbedrag. In het geval dat deze personen en bedrijven hadden geweten dat het op de vervalste facturen vermelde bankrekening niet toebehoorde aan [bedrijf 1 B.V.], maar aan verdachte, dan ligt het in de rede dat de boeren deze geldbedragen niet hadden overgemaakt op de bankrekening van verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 3 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde
Voor zover de officier van justitie en de raadsman andere standpunten hebben aangevoerd, hoeven deze - gelet op het vorenstaande - niet verder te worden besproken of worden ze door de feiten en omstandigheden, zoals hiervoor weergegeven in de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, weerlegd.