In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Piet Huis Jachthavenbedrijf B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer. De zaak betreft de overschrijving en locatiewijziging van een bestaande ligplaatsvergunning voor een vaartuig voor niet-permanente bewoning. De vergunninghouder had een ligplaatsvergunning aangevraagd voor een vaartuig met specifieke afmetingen en verzocht om de ligplaatslocatie te wijzigen. De gemeente verleende de vergunning onder voorwaarden, waaronder de eis van schriftelijke toestemming voor het afmeren van het vaartuig en de mogelijkheid om de vergunning na twee jaar in te trekken indien deze niet werd gebruikt. Eiseres, de jachthavenondernemer, heeft bezwaar gemaakt tegen deze voorwaarden en stelde dat deze in strijd waren met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om deze voorwaarden te stellen en dat er geen strijd was met de genoemde beginselen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom de voorwaarden waren opgelegd en dat de termijn van twee jaar niet onredelijk was. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van bestuursorganen om voorwaarden te stellen aan vergunningen en de noodzaak van zorgvuldige belangenafwegingen.