Op 11 augustus 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 26 juni 2015, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 juni 2015 was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge. De opgeëiste persoon, geboren in 1963 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag, heeft de Nederlandse nationaliteit en is verdacht van betrokkenheid bij strafbare feiten die onder de Belgische wetgeving vallen, waaronder moord en doodslag.
Tijdens de openbare zitting op 28 juli 2015 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen besproken. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat het EAB ongenoegzaam was, omdat het inhoudelijk gelijk zou zijn aan een eerder EAB van twee jaar geleden. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet, omdat het voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal worden teruggebracht om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de overlevering moest worden toegestaan. De rechtbank weigerde echter de afgifte van in beslag genomen voorwerpen aan de Belgische autoriteiten, omdat er geen relevante stukken over dit beslag beschikbaar waren. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.