ECLI:NL:RBAMS:2015:4907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
13/728088-15 en 13/421043-09 (VI)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen in verband met vuurwapenbezit en eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 april 2015 te Rotterdam werd aangehouden. De aanhouding volgde op een tip van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) die melding maakte van een machinegeweer in verband met een geplande liquidatie. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van een meervoudige poging tot moord en had een verleden met overtredingen van de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de politie voldoende grond had om tot aanhouding over te gaan, ondanks dat niet duidelijk was hoe het TCI de verdachte had geïdentificeerd. De rechtbank achtte de informatie van het TCI voldoende concreet en specifiek, en concludeerde dat de aanhouding rechtmatig was.

De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een geladen pistool en munitie van categorie III. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende aanleiding was voor de aanhouding, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte het wapen en de munitie voorhanden had en oordeelde dat het bewezen geachte feit strafbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. Tevens werd de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte voor een periode van 300 dagen toegewezen, omdat hij zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/728088-15 en 13/421043-09 (VI)
Datum uitspraak: 22 juni 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats 1] ,
thans gedetineerd in het [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 april 2015 te Rotterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een (geladen) pistool (merk: Smith & Wesson, type MP9, 9mm), en/of munitie van categorie III, te weten 13 patronen, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende aanleiding bestond om tot aanhouding van verdachte over te gaan, nu niet blijkt hoe men van de ‘ [verdachte] ’, over wie het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) getipt is, is gekomen bij verdachte. Daarbij is verdachte enige tijd door de politie gevolgd. Dit heeft geen bevestiging van de juistheid van de tip opgeleverd. Verdachte is desondanks op straat aangehouden door een arrestatieteam. Door deze aanhouding is verdachte vernederd en daarmee benadeeld. Het bij de aanhouding aangetroffen vuurwapen en munitie moet dan ook, overeenkomstig artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), worden uitgesloten van het bewijs.
4.2.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie de benodigde zorgvuldigheid heeft betracht en rechtmatig tot aanhouding van verdachte is overgegaan. Voorafgaand aan de aanhouding heeft de politie immers onderzoek gedaan naar het juiste verblijfadres van verdachte en was gebleken dat verdachte eerder was aangetroffen in een auto waarin zich eveneens een vuurwapen bevond en hij bovendien eerder was veroordeeld vanwege het medeplegen van een meervoudige poging tot moord.
4.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht de door het TCI doorgespeelde informatie voldoende concreet en specifiek om met recht tot aanhouding van verdachte over te kunnen gaan. Dat niet blijkt hoe het TCI heeft vastgesteld dat met de in de tip genoemde [verdachte] verdachte werd bedoeld, maakt dit niet anders. Dergelijk veredelingsonderzoek pleegt men uit oogpunt van bronbescherming niet kenbaar te maken en is, naar volgt uit wet en regelgeving omtrent de werkwijze van de TCI, doorgaans het resultaat van raadpleging van algemene politieinformatiesystemen en/of vertrouwelijke informatie en/of combinatie van beide. Er is geen reden om aan te nemen dat dit hier anders zou liggen. Hierbij komt dat de TCI-informatie betrekking heeft op een des te gevaarlijker vuurwapen, nu daarin wordt gesproken van een machinegeweer en dit wapen in verband wordt gebracht met een geplande liquidatie. In combinatie met het resultaat van voorafgaand aan de aanhouding verricht onderzoek, inhoudende dat verdachte eerder in verband is gebracht met overtreding van de Wet wapens en munitie (hierna: Wwm) en dat hij eerder is veroordeeld vanwege het medeplegen van een meervoudige poging tot moord, was er voor de politie voldoende grond om tot aanhouding over te gaan.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 6 april 2015 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een geladen pistool, merk: Smith & Wesson, type MP9, 9mm, en munitie van categorie III, te weten 13 patronen, voorhanden heeft gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de beslissingen

8.1.
Ten aanzien van de straf
8.1.1.
Eis Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.1.2.
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte via zijn vader van de politie had vernomen dat hij op een dodenlijst staat. Verdachte heeft het wapen dan ook voorhanden gehad om zich te kunnen beschermen. Daarom bestaat er geen aanleiding om af te wijken van het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunt dat van drie maanden uitgaat. Daarbij heeft de verdediging de rechtbank in overweging gegeven verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact en/of een taakstraf op te leggen, aangezien verdachte een positieve draai aan zijn leven heeft gegeven.
8.1.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op de openbare weg een geladen pistool voorhanden gehad, terwijl hij in een proeftijd liep in het kader van zijn vervroegde invrijheidstelling terzake van zes jaren gevangenisstraf die zijn opgelegd vanwege het medeplegen van een meervoudige poging tot moord, waarbij, ook door verdachte, met vuurwapens is geschoten op een auto met inzittenden.
Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de omgeving mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Dat verdachte het wapen bij zich droeg ter bescherming, zoals door de verdediging is gesteld, is geen reden voor strafvermindering, maar juist een aanwijzing dat verdachte bereid was het wapen daadwerkelijk te gebruiken als hij daarvoor aanleiding zou (menen te) zien. Dit onderstreept des te meer de gevaarzettendheid die van het bezit van vuurwapens uitgaat.
8.2.
Ten aanzien van het beslag
8.2.1.
Vordering Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 550,05 en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen geldbedragen van € 3.423,- en € 1.650,-.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen geldbedragen kunnen worden teruggegeven aan de beslagenen.
8.2.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het geldbedrag van € 550,05, omdat dit geldbedrag aan verdachte kennelijk toebehoort en geen relatie is vastgesteld met een strafbaar feit De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de overige geldbedragen, nu deze in de woning [adres, te plaats 2] zijn aangetroffen en vooralsnog onduidelijk is aan wie het geld toebehoort; verdachte heeft daar niet als enige verbleven.
8.3.
Ten aanzien van de herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.)
8.3.1.
Vordering Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de herroeping van de v.i. voor een periode van 300 dagen, met afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering herroeping v.i. geheel moet worden afgewezen, nu deze niet onverwijld is gedaan.
8.3.3.
Oordeel rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis met parketnummer 13/421043-09 van 30 juni 2010 van de rechtbank Amsterdam is veroordeelde veroordeeld tot gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Veroordeelde is bij besluit met v.i. zaaknummer 99-000133-43 van 30 september 2013 op grond van artikel 15, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder, onder meer, de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De v.i. is verleend per 25 oktober 2013 met een proeftijd van 730 dagen.
Verdachte is aangehouden op 6 april 2015 en de vordering herroeping v.i. (730 dagen) is gedaan op 28 april 2015. De rechtbank merkt de vordering herroeping v.i. aan als onverwijld gedaan.
Ter zitting heeft de officier de vordering aangepast in die zin dat zij herroeping van 300 dagen vordert.
De rechtbank zal de vordering tot herroeping v.i. toewijzen voor zover betreffende 300 dagen, nu gebleken is dat veroordeelde zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, en ook overigens is voldaan aan de bij de wet gestelde voorwaarden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 Sr en de artikelen 26 en 55 van de Wwm.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
waarde
1 Geld Nederlands 550,05
-
4955727 11x50 en 1x0,05 WAZA [nummer]
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Goednummer : PL1300-2015076100-4955724
Categorie omschrijving : Geld
Object : Euro
Land : Nederland
Waarde : EUR 3423.00
Goednummer : PL1300-2015076100-4960890
Categorie omschrijving : Geld
Object : Euro
Aantal/eenheid : 33x50 euro
Land : Nederland
Inhoud : 33 x 50 euro = totaal 1.650,- euro,
komende uit sealbag 4955740
Wijst toe de vordering tot herroeping v.i.onder parketnummer 13/421043-09 en gelast dat
een deel van300 dagendat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog wordt ondergaan, met afwijzing van de vordering voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en W.A.J.P. van den Reek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2015.