ECLI:NL:RBAMS:2015:4375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
-13-751270-15 15-3441 _
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Italië met betrekking tot mishandeling en weigering voor moreel en psychologisch geweld

Op 10 juli 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Criminal Court of Rome op 20 maart 2015. De opgeëiste persoon, geboren in Libië in 1983, wordt verdacht van herhaaldelijke daden van lichamelijk geweld tegen zijn levensgezel, waarbij hij haar op 5 oktober 2014 met een mes in het gezicht heeft verwond. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 26 juni 2015.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de in het EAB omschreven mishandelingen dubbel strafbaar zijn, zowel naar Italiaans als naar Nederlands recht. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de feiten van lichamelijk geweld, maar geweigerd voor de beschuldigingen van moreel en psychologisch geweld. De rechtbank oordeelde dat de omschrijving in het EAB onvoldoende aanknopingspunten biedt om deze gedragingen te kwalificeren onder het Nederlands recht. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht, in haar overwegingen betrokken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de overlevering voor de feiten van lichamelijk geweld wordt toegestaan, terwijl de overlevering voor moreel en psychologisch geweld wordt geweigerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751270-15
RK nummer: 15/3441
Datum uitspraak: 10 juli 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 mei 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2015 door the Criminal Court of Rome (Italië), Preliminary Investigations Judges Division, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Libië, op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres, te plaats],
gedetineerd in de [detentie adres]
,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2105. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige hechtenis (‘remand in custody order’). Dit bevel is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in bovengenoemde rechtbank, zo leidt de rechtbank af uit de aanduiding GIP (= Giudice per le Indagini Preliminari) in de referentie N. 51828/14 R.G. Notizie di Reato – 2567/14 RG GIP.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Italië strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
Een eveneens door de griffier gewaarmerkte fotokopie van een op verzoek van de rechtbank vervaardigde Nederlandse vertaling van het in het Italiaanstalige EAB omschreven feitencomplex wordt als bijlage 2 aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende omschrijving, zoals weergegeven in de op verzoek van de rechtbank vervaardigde Nederlandse vertaling van het in het Italiaanstalige EAB weergegeven feitencomplex:
[opgeëiste persoon] wordt verdacht van herhaaldelijke daden van lichamelijk, moreel en psychologisch geweld, ook in het bijzijn van minderjarigen, gepleegd tegen de vrouw met wie hij samenwoont die hij op 5 oktober 2014 bij de zoveelste gewelddaad met een mes in het gezicht raakte waarbij zij verwondingen opliep die beoordeeld werden als in 25 dagen te genezen, gedragingen onder de strafverhogende omstandigheid van futiele redenen.
Datum: september – oktober 2014
Plaats: Italië
Mate van betrokkenheid bij het plegen van de strafbare feiten: dader
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
Standpunt raadsmanDe overlevering moet worden geweigerd omdat de dubbele strafbaarheid ontbreekt.
Om de dubbele strafbaarheid te kunnen toetsen bevat de beschuldiging onvoldoende informatie.
Naar Nederlands recht moet vast staan dat in geval van mishandeling pijn en/of letsel is opgetreden. Hierover vermeldt de beschrijving van het feitencomplex in het EAB niets.
Een begrip als ‘morele mishandeling’ kent het Nederlands Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) niet, terwijl de mogelijkheid van ‘psychische mishandeling’ ter discussie staat.
Voor dit deel van het feitencomplex moet de overlevering worden geweigerd. De raadsman heeft ter ondersteuning van zijn standpunt verwezen naar een eerdere uitspraak van deze rechtbank: ECLI:NL:RBAMS:2006:BD4023.
Voor het incident op 5 oktober 2014 is overlevering evenmin mogelijk. Dit feit is volgens het EAB onlosmakelijk verbonden met de overige beweerde incidenten uit de pleegperiode, incidenten waarvoor de overlevering geweigerd moet worden.
Subsidiair kan de overlevering worden toegestaan voor het incident van 5 oktober 2014.
Meer subsidiair moet de overlevering worden geweigerd voor de strafverzwarende omstandigheden (‘
in het bijzijn van minderjarigen’en ‘
futiele redenen’) nu de Nederlandse strafwet hiervan geen equivalenten kent en de dubbele strafbaarheid voor deze elementen ontbreekt.
Standpunt officier van justitie
De overlevering is toelaatbaar en wel voor het hele feitencomplex. Het is evident dat het gevolg van ‘lichamelijk geweld’ pijn en/of letsel is.
Ook psychisch geweld is dubbel strafbaar naar Nederlands recht: de in artikel 285b Sr bedoelde ‘belaging’, waarop een gevangenisstraf staat gesteld van ten hoogste drie jaren.
De in het EAB beschreven handelingen en de omstandigheden waaronder zij plaatsvonden vallen onder de noemer ‘huiselijk geweld’.
Dat bepaalde kwalificatieve details niet strafbaar zouden zijn, zoals betoogd door de raadsman, is niet relevant voor het oordeel van de rechtbank.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt dat het verwijt dat de opgeëiste persoon jegens een ander ‘lichamelijk geweld’ heeft toegepast, meebrengt dat die persoon zeer waarschijnlijk pijn en/of letsel zal hebben ondervonden. De in het EAB omschreven reeks mishandelingen is dan ook dubbel strafbaar en de overlevering kan voor deze feiten worden toegestaan.
De uitspraak waarnaar de raadsman heeft verwezen, bevestigt de rechtbank alleen maar in dit oordeel, immers zij heeft in die bewuste uitspraak (van 15 december 2006) geoordeeld dat de overlevering alleen wordt geweigerd voor zover zij verzocht was voor gedragingen,
anders dan gericht op het toebrengen van lichamelijke pijn en letsel.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet waar het gaat om het verweten ‘morele en psychische geweld’. Onder omstandigheden zou dergelijk geweld naar Nederlands recht onder het belagings-artikel (artikel 285 Sr) kunnen vallen, maar om het op de door de officier van justitie voorgestelde wijze te kwalificeren biedt de omschrijving in het EAB onvoldoende aanknopingspunten.
Voor het plegen van ‘moreel en psychologisch (
sic) geweld’ (zoals omschreven in het EAB) zal de overlevering worden geweigerd.
Het feit van 5 oktober 2014 is zonder meer dubbel strafbaar.
De strafverhogende elementen die naar Italiaans recht van toepassing zijn, zijn kwalificatief van aard en vallen buiten het beoordelingskader van de overleveringsrechter.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het feitencomplex waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Italië als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feitencomplex levert naar Nederlands recht op:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
en (op 5 oktober 2015)
Poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van de mishandeling, in het EAB omschreven als ‘herhaaldelijke daden van lichamelijk geweld’ en ten aanzien van de ‘poging tot zware mishandeling, gepleegd op
5 oktober 2014 – feiten gepleegd jegens ‘de vrouw met wie hij samenwoont’ – zijnde feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd, is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor deze feiten te worden toegestaan.
Voor het overige moet zij worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 300, 302 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Criminal Court of Rome (Italië), Preliminary Investigations Judges Division, ten behoeve van het in Italië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, voorzover dit feit betreft de
‘herhaaldelijke daden van lichamelijk geweld’en de
‘poging tot zware mishandeling, gepleegd op 5 oktober 2014– alle gepleegd jegens ‘de vrouw met wie hij samenwoont’.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op
‘het plegen van moreel en psychologisch geweld’, waarvoor eveneens zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. S.A. Krenning, voorzitter,
mrs. M.E.B. Nyman en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.