ECLI:NL:RBAMS:2015:4326

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
13-751287-15 15-3359
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Polen toegestaan na beoordeling van de verdediging en procesgang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 mei 2015, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 24 september 2014 door het Circuit Court of Toruń, Polen, was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1990, was veroordeeld tot een vrijheidsbeperkende straf van 14 maanden, die later was omgezet in een gevangenisstraf van 210 dagen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of hij in de gelegenheid is geweest zijn verdediging te voeren.

Tijdens de zitting op 9 juni 2015 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. I.V. Nagelmaker, voerde aan dat de opgeëiste persoon recht had op een verzetprocedure en dat hij niet op de hoogte was gesteld van de zittingen. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, betoogde echter dat de opgeëiste persoon op vijf van de tien zittingen aanwezig was geweest en dat hij dus in staat was geweest zich te verdedigen. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon zelf verantwoordelijk was voor zijn afwezigheid bij de zittingen.

De rechtbank concludeerde dat het EAB op goede gronden was uitgevaardigd en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar was. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. A.C. Enkelaar, en de rechters mrs. S. van Eunen en H.E. Spruit, en werd uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751287/15
RK nummer: 15-3359
Datum uitspraak: 23 juni 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 mei 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 september 2014 door the Circuit Court of Toruń, Polen, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 juni 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. I.V. Nagelmaker, advocaat te Lelystad en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis (judgment), gewezen door the District Court of Iława en gedateerd 30 november 2011.
Zaaksnummer II K 1112-10.
Bij voornoemd vonnis is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een vrijheidsbeperkende straf van 14 maanden, bestaande uit een werkstraf van 30 uur per maand. Bij vonnis van the District Court of Grudziadz van 23 april 2012 is deze straf omgezet in een gevangenisstraf van 210 dagen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 210 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 208 dagen.
Dit eerstgenoemde vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Standpunt raadsvrouwHet vonnis van 30 november 2011 is een verstekvonnis, de opgeëiste persoon heeft recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep als bedoeld in artikel 12 OLW. Niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdediging heeft kunnen voeren en hij is niet aanwezig geweest op de zitting waarop het vonnis werd uitgesproken. Niet is na te gaan of en hoe de opgeëiste persoon voor die zitting is opgeroepen.
Van de zitting waarop de beslissing tot omzetting is genomen, is de opgeëiste persoon nooit op de hoogte gesteld. Ook voor deze procedure geldt de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. Ik kan op basis van de stukken uit het EAB niet vaststellen dat hij daarvoor ooit is opgeroepen. Er is geen toezegging dat de omzetting opnieuw wordt behandeld in aanwezigheid van de opgeëiste persoon. De overlevering moet worden geweigerd. Subsidiair dienen vragen in het kader van artikel 12 OLW te worden gesteld aan de uitvaardigende autoriteit.
Het vonnis hield een taakstraf in. Dat is geen vrijheidsstraf met een duur van tenminste vier maanden, zoals vermeld in het eerste lid van artikel 2 OLW. Het EAB had dan ook niet mogen worden afgegeven. Ook om deze reden moet de overlevering worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
De ratio achter de bepaling van artikel 12 OLW is de vaststelling of iemand in de gelegenheid is geweest zijn verdediging te voeren bij het bepalen van de schuldvraag. Uit de aanvullende informatie van The Regional Court in Toruń blijkt dat de opgeëiste persoon op een aantal zittingen aanwezig is geweest en wel op vijf zittingen van de tien. Hij heeft dus de gelegenheid gehad om zich tegen de beschuldiging te verdedigen. Dat hij er op enig moment van af heeft gezien om naar de zittingen te gaan en ook niet aanwezig is geweest bij de uitspraak, maakt niet dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW nu met succes kan worden ingeroepen.
Artikel 12 OLW heeft geen betrekking op een omzettingszitting, zoals al vele keren door uw rechtbank is vastgesteld.
Het EAB is uitgevaardigd in verband met de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 210 dagen en is op goede gronden uitgevaardigd. De taakstraf is na de omzetting niet meer aan de orde.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt.
Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest ter terechtzitting op vijf behandelingen van zijn strafzaak. Hij is dan ook in de gelegenheid geweest zijn verdediging te voeren en zich tegen de beschuldiging te verweren. Dat hij niet aanwezig is geweest bij alle zittingen waaronder de zitting waarop de uitspraak bekend werd gemaakt, is hem zelf toe te rekenen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet aan de orde.
De beslissing waarbij een voorwaardelijke veroordeling of een taakstraf wordt omgezet in een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf valt niet onder het begrip ‘vonnis’ als bedoeld in artikel 12 OLW en de zitting naar aanleiding waarvan die beslissing werd genomen is niet een ‘behandeling ter terechtzitting’ als bedoeld in die bepaling. De door de raadsvrouw beoogde weigeringsgrond is niet van toepassing op de omzettingsprocedure.
Gelet op het voorgaande wordt het aanhoudingsverzoek afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB is uitgevaardigd in verband met de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 210 dagen waarvan nog 208 dagen resteren. Daarmee is het op goede gronden uitgevaardigd en in overeenstemming met artikel 2, eerste lid OLW. De taakstraf is na de omzetting niet meer aan de orde.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld, waarbij zij verwijst naar de inhoud van een brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 28 mei 2015.
Het feit levert naar Nederlands recht zowel
medeplegen van mishandelingals
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personenop
.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 300 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Circuit Court of Toruń, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en H.E. Spruit, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.