6.5.Verweerder heeft voorts op goede gronden geoordeeld dat sprake is van een vermoeden dat verzoeker in relatie staat tot de strafbare feiten gepleegd door [betrokkene] als bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet Bibob. De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat de lening van [betrokkene] aan verzoeker op zichzelf reeds is aan te merken als het verschaffen van vermogen als bedoeld in voornoemd artikel. Daarbij komt dat uit de adviezen van het LBB blijkt dat [betrokkene] ook enige mate van zeggenschap dan wel belang in de bedrijfsvoering van café [bedrijf] heeft. In de in rechtsoverweging 6.3.1 genoemde documenten staat café [bedrijf] met zoveel woorden genoemd. Hiertoe acht de voorzieningenrechter van belang de volgende twee tapverslagen van telefoongesprekken tussen verzoeker en [betrokkene] .
13 september 2010 om 11.17 uur:
‘ [betrokkene] zegt ben ik weer, denk spreek even met je af, want ik wou een paar dingen met je doornemen. Jan zegt is goed, maar jij belt steeds niet, dus ik wacht op jou. [betrokkene] zegt ja ik heb je gister gebeld en vanochtend een paar keer. Ik zit zo krap met mijn tijd. Jan zegt jij komt donderdag terug? [betrokkene] zegt donderdagochtend vroeg, heel vroeg terug, we kunnen donderdagochtend afspreken, ben om zes uur terug ofzo. Jan zeg is goed, geef mij donderdag een belletje. [betrokkene] zegt neem die papieren effe allemaal als je wil, jij hebt die berekening van je boekhouder he? Jan zegt ik heb berekening van de boekhouder, heb ik alles opgeschreven en ik heb opgeschreven ja ik heb alles opgeschreven gewoon. [betrokkene] zegt oke goed, kunnen we effe de boel uitrekenen. Jan zegt is goed, of je komt bij me langs of ik kom bij jou langs. [betrokkene] zegt is goed, gewoon rustig zitten, kunnen we even uitrekenen met z’n tweetjes en dan weten we waar jij staat en waar ik sta, weet je? Jan zegt is goed pik’.
3 september 2010 om 14.20 uur:
‘jan is nu thuis jan gaat met een uurtje de deur uit [betrokkene] vraagt of het druk is vanmiddag jan zegt vanmiddag was lekker het restaurant was goed gisteren was ook heel goed goeie kok jan neemt [betrokkene] wel een keer mee overdag [betrokkene] zegt dat hij het morgenochtend even gaat ophalen voor jan Zien elkaar daarna jan zegt ok toppie er zegt dat hij niet weet hoe het zit met hoe heet dat, of ze tijd hebben en anders komt ze naar hem toe en dan brengt ie ze wel bij hem langs (…) [betrokkene] zit er ook bovenop de laatste tijd omdat [betrokkene] niet meer drinkt [betrokkene] zegt die auto’s ook als je weet wat er allemaal openstaat, [betrokkene] zegt ik kom net bij mijn vriend uit zwolle vandaan als je weet wat er allemaal openstaat het is verschrikkelijk man, verschrikkelijke bedragen man, ik ben nu links en rechts aan het binnen hengelen, het is belachelijk wat er allemaal openstaat’.
Van belang is ook dat de boekhouding van café [bedrijf] wordt gedaan door [betrokkene 1] , de levenspartner van [betrokkene] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit verband [betrokkene] enige invloed in de onderneming van verzoeker niet worden ontzegd. Tot slot is van belang de in een omslagmap met opschrift ‘The News Cafe’ door [betrokkene 1] ondertekende aangetroffen schuldbekentenis met betrekking tot een geldlening tussen verzoeker en [betrokkene 1] van € 158.000,-, gedateerd op 6 mei 2006.
7. De voorzieningenrechter komt, gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, vooralsnog tot de conclusie dat verzoeker in relatie staat tot strafbare feiten die verband houden met handel in drugs en witwassen. Aangezien dergelijke delicten er naar hun aard op zijn gericht op geld waardeerbare voordelen voort te brengen, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat ernstig gevaar bestaat dat de aan verzoeker verleende exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten. Hetgeen door verzoekers overigens nog is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Nu verweerder de intrekking van de exploitatievergunning reeds op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob kon baseren behoeft de grondslag artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob geen bespreking.
8. Verzoekers hebben aangevoerd dat het bestreden besluit voor hen onevenredig zware gevolgen met zich brengt, nu zij niet alleen niet langer zelf café [bedrijf] kunnen exploiteren, maar dat zij het café ook niet kunnen verkopen en voorts dat zij niet langer in de horeca werkzaam kunnen zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden gezegd dat verweerder in het licht van al het voorgaande het belang van het bestrijden van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob niet zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van verzoekers bij behoud van hun exploitatievergunning. Van strijd met artikel 3:4 van de Awb is dan ook geen sprake.
9. Gelet op al het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verweerder de exploitatievergunning van verzoekers mocht intrekken op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob. Gelet hierop behoeft de intrekking van de Drank- en Horecawetvergunning in deze procedure geen bespreking meer.
10. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt, ondanks het gestelde spoedeisend belang, afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling dan wel een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.