ECLI:NL:RBAMS:2015:4131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
13/741055-14 + 23/002015-11 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en schuldigverklaring wapenbezit na schietpartij in Amsterdam met beroep op noodweer

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de rechtbank Amsterdam op 30 juni 2015 uitspraak gedaan naar aanleiding van een schietpartij op 14 februari 2014 in de Pretoriusstraat te Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld, maar de rechtbank sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat het opzet ontbrak, aangezien de verdachte handelde in een noodweersituatie. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte zich verdedigde tegen een directe en wederrechtelijke aanranding door [persoon 1], die een vuurwapen had. De rechtbank erkende de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de dreiging van geweld door [persoon 1]. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een wapen, maar de rechtbank legde geen straf op, omdat het gebruik van het wapen in de context van noodweer plaatsvond. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering was gebaseerd. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen pepperspray onttrokken moest worden aan het verkeer, omdat het wapen in strijd met de wet was gebruikt. De uitspraak benadrukt de nuances van noodweer en de beoordeling van geweld in zelfverdediging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741055-14 + 23/002015-11 (TUL)
Datum uitspraak: 30 juni 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Sondermeijer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft afgevuurd en/of geschoten;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schotwond buik: maag en/of darm en/of buikletsel en/of blijvend ontsierende littekens), heeft toegebracht, door opzettelijk met een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van voornoemde [persoon 1] af te vuren en/of te schieten;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [persoon 1] is toegegaan warana hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met een
vuurwapen een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft/hebben afgevuurd en/of geschoten;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Pretoriusstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 2] en/of [persoon 1], welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen de licha(a)m(en) van voornoemde [persoon 2] en/of [persoon 1] en/of het spuiten van traangas in de richting van voornoemde [persoon 2] en/of [persoon 1];
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad een busje pepperspray/traangas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. primair, 1. subsidiair en 1. meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde, in alle varianten, bij verdachte het opzet, ook in de zin van voorwaardelijk opzet, heeft ontbroken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het [persoon 1] is geweest die niet alleen het vuurwapen naar de confrontatie heeft meegenomen, maar dat hij er eveneens niet voor terug is gedeinsd dit vuurwapen te gebruiken door op [persoon 3] te schieten. Nergens is uit gebleken dat verdachte vervolgens gericht op [persoon 1] heeft geschoten. Verdachte heeft - ook ter terechtzitting - verklaard dat hij enkel het pistool (dat op enig moment op de grond naast hem lag) heeft gepakt om te voorkomen dat [persoon 1] het nogmaals zou gebruiken. Toen [persoon 1] hem aanviel en bovenop hem ging zitten, is het pistool, in zijn hand, plots afgegaan. In een dergelijke situatie kan niet worden gesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het wapen in zijn hand zou afgaan, met alle mogelijke gevolgen van dien. De rechtbank acht aannemelijk dat het afgaan van het wapen is veroorzaakt door het handelen van [persoon 1].
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 14 februari 2014 te Amsterdam, met een ander, op de openbare weg, de Pretoriusstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 2] en [persoon 1], welk geweld bestond uit het meermalen slaan tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] en het spuiten van traangas in de richting van voornoemde [persoon 2] en [persoon 1];
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
op 14 februari 2014 te Amsterdam, voorhanden heeft gehad een busje pepperspray, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met verstikkende, weerloosmakende en traanverwekkende stoffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder 2. bewezene niet strafbaar is, omdat verdachte een beroep op noodweer toekomt. De rechtbank slaat acht op het feit dat [persoon 2] en [persoon 1] direct en op agressieve wijze de confrontatie aangingen met [persoon 3], de broer van verdachte, en verdachte. Hierna werd bij [persoon 3] de vrees gewekt dat [persoon 1] een vuurwapen had meegebracht, waarna hij hem twee vuistslagen gaf op zijn kaak. De rechtbank is van oordeel dat [persoon 3] deze vrees redelijkerwijs mocht bekomen, nu uit het dossier is gebleken dat [persoon 1] zijn hand in zijn (rechter)zak hield, ondanks het feit er tussen de groepen over en weer werd getrokken. Bovendien gaf [persoon 1] te kennen dat hij een wapen bij zich had, door te dreigen met de woorden: “Moet ik hem trekken…moet ik hem trekken.” Vervolgens werd door [persoon 1] inderdaad een vuurwapen ter hand genomen en heeft hij op [persoon 3] geschoten, waarna verdachte met het busje pepperspray in de richting van [persoon 1] en [persoon 2] begon te spuiten. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft verweerd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waartegen hij zich mocht verdedigen. Het feit dat hij hierbij gebruik heeft gemaakt van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie, maakt dit niet anders, nu verdachte dit wapen, te weten een busje pepperspray, ter hand heeft genomen slechts nadat [persoon 1] had geschoten met een vuurwapen. Onder zulke omstandigheden valt het gebruik van een busje pepperspray niet aan te merken als een disproportioneel verdedigingsmiddel.
Verdachte dient dan ook ter zake van het onder 2. bewezen geachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het onder 3. bewezen geachte is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 3. bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 200,- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 (vier) dagen. Voorts heeft de officier van justitie afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] gevorderd. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de items met nummer 18, 19, 22 en 24 dienen te worden onttrokken aan het verkeer en dat de overige items kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Geen straf
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en overweegt daartoe het volgende.
Door de rechtbank is bewezen verklaard dat verdachte een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft dit wapen ook gebruikt, maar niet anders dan in een noodweersituatie, waarin met een vuurwapen werd geschoten. Onder alle omstandigheden van dit geval acht de rechtbank de straf voor het onder 3. bewezenverklaarde feit, zoals geëist door de officier van justitie, dan ook niet passend. Op grond van het hiervoor overwogene zal geen straf aan verdachte worden opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [persoon 1] wordt afgewezen omdat verdachte ten aanzien van het feit op grond waarvan de benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd, is vrijgesproken.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
18 1.00 STX Traangas
pepperspray
4704003,
dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 2. en 3. bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
19 1.00 STK Munitie
4703998
22 1.00 STK Munitie
4703997
24 1.00 STK Munitie
4704046,
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Deze voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen en hebben betrekking op het onder 1. ten laste gelegde, waar verdachte van is vrijgesproken. Echter, een ander, te weten [persoon 1], is in de zaak met parketnummer 13/684126-14 veroordeeld voor het feit, dat met behulp van deze voorwerpen is begaan.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 23/002015-11
Bij de stukken bevindt zich de op 25 februari 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/002015-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 mei 2012 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met bevel dat een gedeelte van deze straf, groot 2 maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een mededeling voorwaardelijke veroordeling waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op
30 mei 2012 aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Echter, nu verdachte deels is vrijgesproken, deels ontslagen van alle rechtsvervolging en aan verdachte ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde feit geen straf zal worden opgelegd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel afwijzen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. primair,1. subsidiair en onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Verklaart het onder 3. bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde feit geen straf wordt opgelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
18 1.00 STX Traangas
pepperspray
4704003
19 1.00 STK Munitie
4703998
22 1.00 STK Munitie
4703997
24 1.00 STK Munitie
4704046
Gelast de teruggave aan [verdachte]van:
1 1.00 STK Jas
NORTHFACE
4703832
2 1.00 STK Joggingpak
ADIDAS
4703834
3 1.00 STK Broek
4703843
4 1.00 STK Shirt K1:wit
4703844
5 2.00 STK Schoeisel K1:zwart
4703845
6 1.00 STK Broek K1:Blaauw
4703 846
Gelast de teruggave aan [persoon 4]van:
7 1.00 STK Jas
CANADA GOOSE
4703848
8 1.00 STK Vest K1:blaauw
4703851
9 1.00 STK Schoeisel Kl: grijs
Nl KE
4703850
10 1.00 STK Trui Kl: grijs
4703853
11 1.0.0 STK Shirt Kl: roze
4703854
12 1.00 STX Broek
4703855
13 1.00 STK Broek
4703856
Gelast de teruggave aan [persoon 3]van:
29 1.00 PR Laarzen
4703840
30 1.00 STK Sportkleding K1:Grijs
NORTH FACE jasje
4703862
31 1.00 STK Trui
4703841
32 1.00 STK Broek
4703842
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
14 1.00 STK Sjaal Kl: blauw
4703858
15 1.00 STX Muts
CHOCOMEL
470360
16 1.00 STK Vest K1:bruin
4703861
17 1.00 STK Jas
REPLAY
4703863
20 1.00 STK Aansteker
4703999
21 1.00 STK Lippenbalsem
LABELLO
4704002
23 1.00 STK Jas
OUTDOOR
4704048
25 1.00 STK Telefoontoestel K1:grijs
NOKIA
4704700
26 1.00 STK Niet te definiëren goederen
SANDISK Geheugenkaart
4704703
27 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY Bold 9700
4703814
28 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG SIII
4703812
Wijst afde vordering van de benadeelde partij
[persoon 1].
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, zoals opgelegd in de zaak met parketnummer 23/002015-11.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en A.M. Kengen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2015.