In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de rechtbank Amsterdam op 30 juni 2015 uitspraak gedaan naar aanleiding van een schietpartij op 14 februari 2014 in de Pretoriusstraat te Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld, maar de rechtbank sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat het opzet ontbrak, aangezien de verdachte handelde in een noodweersituatie. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte zich verdedigde tegen een directe en wederrechtelijke aanranding door [persoon 1], die een vuurwapen had. De rechtbank erkende de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de dreiging van geweld door [persoon 1]. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een wapen, maar de rechtbank legde geen straf op, omdat het gebruik van het wapen in de context van noodweer plaatsvond. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering was gebaseerd. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen pepperspray onttrokken moest worden aan het verkeer, omdat het wapen in strijd met de wet was gebruikt. De uitspraak benadrukt de nuances van noodweer en de beoordeling van geweld in zelfverdediging.