ECLI:NL:RBAMS:2015:3962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
C-13-583537 - HA ZA 15-286
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor voeging in civiele procedure over schadeloosstelling na onteigening van effecten

In deze civiele procedure, aangespannen door Stichting Beheer SNS Reaal tegen SNS Reaal N.V., gaat het om de vraag of de door SNS uitgegeven Core Tier 1 capital securities als achtergestelde vorderingen moeten worden aangemerkt. De procedure is ontstaan naar aanleiding van een besluit van de Minister van 1 februari 2013, waarbij effecten van SNS onteigend zijn. De Minister heeft de rechthebbenden, waaronder Stichting Beheer, een aanbod tot schadeloosstelling gedaan van € 0,-- per effect. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft eerder geoordeeld dat de vorderingen van Stichting Beheer achtergesteld zijn, maar Stichting Beheer is van mening dat dit niet het geval is en heeft daarom deze procedure gestart.

De Staat der Nederlanden heeft verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van SNS in deze procedure, om zijn belangen te beschermen in het kader van de vaststelling van de schadeloosstelling. Stichting Beheer heeft verweer gevoerd tegen deze voeging, stellende dat de Staat als rechtsopvolger van Stichting Beheer de vorderingsrechten kan uitoefenen. De rechtbank heeft in haar vonnis van 1 juli 2015 geoordeeld dat de Staat zich mag voegen aan de zijde van SNS, omdat hij belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft tevens Stichting Beheer veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De zaak zal verder worden behandeld, waarbij SNS en de Staat inhoudelijk zullen reageren op de vordering van Stichting Beheer. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak op 12 augustus 2015 weer op de rol zal komen voor het nemen van de conclusie van antwoord door SNS en de Staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/583537 / HA ZA 15-286
Vonnis in incident van 1 juli 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEHEER SNS REAAL,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I. Spinath,
tegen
de naamloze vennootschap
SNS REAAL N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.J. de Kluiver,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.G.J. de Haan.
Partijen zullen hierna Stichting Beheer, SNS en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de incidentele conclusie tot voeging,
  • de incidentele conclusie van antwoord van Stichting Beheer,
  • de incidentele conclusie van antwoord van SNS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De Staat vordert dat hem wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van SNS te voegen. Stichting Beheer voert verweer. SNS refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
In de hoofdzaak vordert Stichting Beheer een verklaring voor recht dat - kort gezegd - de in de door SNS aan Stichting Beheer uitgegeven
Core Tier 1 capital securities(hierna: de obligaties) belichaamde vorderingen geen achtergestelde maar concurrente vorderingen zijn. De Staat legt aan zijn incidentele vordering tot voeging ten grondslag dat hij er in verband met de vaststelling (door de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam) van de door hem te betalen schadeloosstelling terzake de onteigening van de obligaties, belang bij heeft dat vastgesteld wordt dat het gaat om achtergestelde vorderingen.
2.3.
Stichting Beheer voert als verweer dat de Staat door de onteigening rechtsopvolger is geworden van Stichting Beheer, zodat de Staat de vorderingsrechten van Stichting Beheer jegens SNS kan uitoefenen. De Staat heeft derhalve belang bij een oordeel in het voordeel van Stichting Beheer en derhalve moet de vordering om toegelaten te worden tot voeging aan de zijde van SNS worden afgewezen, aldus Stichting Beheer.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen.
2.5.
Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768). Tussen partijen is niet in geschil dat de werkelijke waarde van de onteigende obligaties lager is indien het achtergestelde vorderingen zijn dan indien het concurrente vorderingen zijn. Zowel Stichting Beheer als de Staat gaan er bovendien vanuit dat de door de Staat aan Stichting Beheer te betalen schadeloosstelling hoger zal zijn als in deze procedure vast komt te staan dat de door de obligaties belichaamde vorderingen geen achtergestelde vorderingen zijn. Dat is een nadeel voor de Staat, dat zich voordoet als SNS in het ongelijk wordt gesteld. Dat de Staat door de onteigening als rechtsopvolger van Stichting Beheer zelf schuldeiser van SNS is geworden, is onvoldoende om dat nadeel weg te nemen. Wat partijen verder nog aanvoeren behoeft daarom geen behandeling. De vordering van de Staat tot voeging aan de zijde van SNS is zodoende toewijsbaar.
2.6.
Stichting Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden beschouwd. De rechtbank begroot deze kosten op € 452,00 aan de zijde van de Staat en op nihil aan de zijde van SNS.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat de Staat toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van SNS te voegen,
3.2.
veroordeelt Stichting Beheer in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 452,00 en aan de zijde van SNS tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 augustus 2015voor het nemen van de conclusie van antwoord door SNS en de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M. James-Pater, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.*