2.3.Het strafbesluit van 20 januari 2010 luidt voor zover hier van belang als volgt:
“(…)
Op 18 december 2009 is het voornemen tot het opleggen van de straf van plaatsing in een lagere salarisschaal aan u uitgereikt (…). Ik verwijs naar dit voornemen en beschouw de inhoud hiervan als herhaald en ingelast.
Sinds 1 januari 2001 bent u aangesteld bij de meldkamer van politie Flevoland. U bent werkzaam als senior medewerker meldkamer en heeft de rang van brigadier. Op 27 juli 2009 werd de groepschef van de meldkamer aangesproken door een collega. Deze collega gaf aan dat u op 21 juli 2009 een burger had uitgescholden. Deze melding vormde grond om de voicelogging van de meldkamer uit te luisteren. De groepschef heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapportage. Op basis van deze rapportage heeft de plaatsvervangend divisiechef ondersteuning op 14 augustus 2009 besloten aan u buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging te verlenen. Tevens werd in dit besluit aangegeven dat de divisieleiding zich zou gaan beraden over uw aanstelling. Dit besluit is op 17 augustus 2009 aan u uitgereikt. U erkende dat u fout had gehandeld en bood aan uw excuses te maken aan de burger die u onheus te woord had gestaan.
I Resultaten disciplinair onderzoek
Op 2 september 2009 heeft de plaatsvervangend divisiechef ondersteuning besloten een disciplinair onderzoek tegen u in te stellen. Op 15 september 2009 is de aanzegging van het disciplinair onderzoek aan u uitgereikt.
Verhoor 24 september 2009
Op 24 september 2009 bent u als betrokkene gehoord. U verklaarde dat u op 21 juli 2009 een burger had uitgescholden. U verklaarde dat dit niet professioneel was geweest. De burger in kwestie, een verwarde man, had al vaker via 112 naar de meldkamer gebeld. U had de 112-centrale in Driebergen inmiddels gemeld dat sprake was van 112-misbruik. De verwarde man schold meerdere malen medewerkers van de meldkamer, waaronder u, uit. Verder verklaarde u dat uw vader in mei 2009 was overleden en dat u ten gevolge daarvan minder goed in uw vel zat. U verklaarde dat u de man had uitgescholden omdat u wilde bereiken dat de man niet meer zou bellen. Dit was volgens u ook gelukt, aangezien de man niet meer had gebeld nadat u hem had uitgescholden. U kon het zich niet herinneren dat u tijdens of na de dienst op uw gedrag was aangesproken door collega’s.
Verhoor getuige [getuige 1]
Op 28 september 2009 werd als getuige gehoord, collega [getuige 1]. Zij verklaarde dat zij op 21 juli 2009 samen met u en getuige [getuige 2] een ochtenddienst had op de meldkamer. Tevens was aanwezig [getuige 3] van de meldkamer brandweer. Zij verklaarde dat zij het voorval later had besproken met [getuige 3] en dat laatstgenoemde had aangegeven dat het goed was dat [getuige 1] u na het voorval had aangesproken. [getuige 1] verklaarde verder dat in de overdrachtsmap een aantekening zat waaruit bleek dat een man op 20 juli 2009 herhaaldelijk nodeloos naar 112 had gebeld. U had naar aanleiding daarvan een melding misbruik-112 gemaakt. Op 21 juli 2009 belde de verwarde man vrijwel vanaf het begin van de dienst naar de meldkamer. Omstreeks 10.13 uur kreeg u de verwarde man wederom aan de lijn. Tijdens dit gesprek werd de man door u onheus bejegend. Getuige [getuige 1] verklaarde tot slot dat zij u na het incident had aangesproken op uw gedrag.
Verhoor getuige [getuige 2]
Op 1 oktober 2009 werd als getuige gehoord, collega [getuige 2]. Hij verklaarde dat hij op 21 juli
2009 met getuige [getuige 1] en u een ochtenddienst had. Hij verklaarde dat het uw en zijn laatste
dienst was voor uw beider vakantie. Hij verklaarde verder dat hij van het incident niets had
meegekregen.
Verhoor getuige [getuige 4]
Op 7 oktober 2009 werd als getuige gehoord, collega [getuige 4]. Hij verklaarde
dat hij gedurende langere periode met u heeft samengewerkt en dat u, mits u goed in uw vel
zit, één van de beste centralisten bent die hij kent. Hij verklaarde dat u plotseling een woedeaanval kan krijgen op het moment dat zaken niet lopen zoals u wilt en dat u in het verleden aan [getuige 4] gevraagd heeft u aan te spreken indien u dreigde te ontploffen.
Verhoor getuige [getuige 5]
Op 9 oktober 2009 werd als getuige gehoord uw leidinggevende, [getuige 5]. Hij verklaarde dat u, op het moment dat hij groepschef werd, in een ontwikkelingstraject zat om door te groeien naar senior medewerker meldkamer. Hij verklaarde dat u erom bekend staat dat u kunt ontploffen. Hij had gehoopt dat u na het overlijden van uw vader wat milder zou worden, maar merkte dat u na enige tijd weer terugviel in uw oude gedrag. Hij verklaarde dat u alles in u heeft om een goede senior medewerker te zijn. Wel had hij met u meerdere gesprekken gehad over uw houding en gedrag. Op 27 juli 2009 was [getuige 5] door collega [getuige 1] op de hoogte gebracht van het incident van 21juli 2009.
Uitluisteren CD-rom
Op 13 oktober 2009 heeft een medewerker van de afdeling BVI de CD-rom met voiceloggings uitgeluisterd. Op de CD-rom bevinden zich dertien gesprekken.
In de eerste drie gesprekken met de verwarde man verwijst collega [getuige 1] de man naar diverse instanties binnen de gezondheidszorg, omdat de man aangeeft last te hebben van stemmen in zijn hoofd. In het vierde gesprek scheldt de verwarde man u uit voor “mother fucker”. In het vijfde gesprek is te horen dat u de 112-centrale in Driebergen vraagt om misbruik-112 in kennis te stellen. In het zesde gesprek tussen [getuige 1] en de verwarde man geeft [getuige 1] aan de verbinding te verbreken. In het zevende gesprek geeft de 112-centrale in Driebergen aan dat misbruik-112 in kennis is gesteld. Tevens wordt gemeld dat collega’s van een ander korps bij de verwarde man op bezoek zijn geweest en hem gewaarschuwd hebben. In het achtste en negende gesprek geeft [getuige 1] aan de verbinding te verbreken. In het tiende gesprek scheldt de verwarde man [getuige 1] uit voor “mother fucker”. In het elfde gesprek geeft de verwarde man u aan dat hij stemmen in zijn hoofd hoort en vraagt u waar hij moet klagen. U vertelt de verwarde man dat deze bij de plaatselijke politie moet zijn. Vervolgens geeft de verwarde man aan dat de dokter tegen hem heeft gezegd dat hij uitgeprocedeerd is. U reageert daarop met de opmerking dat de man dan het land uit moet gaan. Vervolgens wordt u uitgescholden voor “mother fucker” en “klootzak”. Daarop geeft u aan dat de man een proces-verbaal zal krijgen voor het misbruik van het alarmnummer 112. De verwarde man zegt daarop nog iets over stemmen in zijn hoofd. U reageert als volgt:
“Ga terug naar je Egyptische woestijn, stomme stink Marokkaan of wat dan ook wat je bent. Val ons niet lastig zoek het fijn uit. Dit land is veel te gastvrij voor sukkels en uitzuigers zoals jij. Ga een vliegtuig pakken en stort fijn neer, dag”. In het twaalfde gesprek scheldt de verwarde man u uit voor “klootzak” en “bastaard”. U reageert als volgt:
“Ga op je mat liggen en bidden naar het oosten naar Mekka om vergeving te vragen, doeg”. In het dertiende gesprek scheldt de verwarde man u uit voor “bastaard” en “klootzak”. U geeft aan dat de man één minuut heeft. De man meldt dat hij stemmen hoort en vraagt u wat hij moet doen. U reageert met de opmerking “zelfmoord plegen”. De man scheldt u wederom een aantal keren uit, waarop u aangeeft dat de man had gevraagd wat hij moet doen en dat u daar antwoord op had gegeven. U herhaalt hierbij dat de man zelfmoord moet plegen. Vervolgens zegt u:
“Ik ben je nou spuug en spuugzat vuile moslim. Ik ga nu de politie naar je toesturen en die schoppen je die woning uit. Kan je direct naar Schiphol, kan je direct naar je thuisland”.
II Voornemen tot strafoplegging
Gelet op de resultaten van het disciplinair onderzoek is u op 18 december 2009 het voornemen tot het opleggen van de straf van plaatsing in een lagere salarisschaal uitgereikt.
III Zienswijze en verantwoording
Overeenkomstig artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 79 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), heb ik u in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden en uw zienswijze te geven op mijn voornemen.
Namens u is op 29 december 2010 een schriftelijke zienswijze ingediend. Deze werd door mij ontvangen op 7 januari 2010. De zienswijze is te laat ingediend. Ik heb echter besloten deze wel bij de definitieve besluitvorming te betrekken.
In de zienswijze wordt namens u opgemerkt dat u een uitstekende staat van dienst heeft en dat u pas in het afgelopen jaar bent aangesproken op uw houding en gedrag. Verder wordt aangegeven dat u lang in onzekerheid heeft verkeerd. Met betrekking tot het incident van 21 juli 2009 wordt namens u aangegeven dat u op dat moment in een zeer vervelende privésituatie verkeerde. Verder wordt gesteld dat u twee maal voor hetzelfde feit wordt gestraft (terugplaatsing in schaal en overplaatsing), hetgeen juridisch niet houdbaar is. Verder wordt namens u gewezen op het feit dat uit het besluit tot buitengewoon verlof verlening een diffamerende werking is uitgegaan, hetgeen betekent dat u feitelijk al gestraft bent.
IV Overwegingen
Ik ben tot de conclusie gekomen dat u dat heeft gedaan of nagelaten wat een goed politieambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen en dat u zich, aldus handelende, schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, als bedoeld in artikel 76 van het Barp.
Concreet verwijt ik u dat u op 21 juli 2009 een verwarde man, die via de 112-centrale in contact werd gebracht met de meldkamer, tijdens drie telefoongesprekken heeft geschoffeerd en onheus heeft bejegend. Dit gebeurde in het bijzijn van twee collega’s en een collega van de brandweer. Ik verwijt u de volgende opmerkingen:
1.
“Ga terug naar je Egyptische woestijn, stomme stink Marokkaan of wat dan ook wat je bent. Val ons niet lastig zoek het fijn uit. Dit land is veel te gastvrij voor sukkels en uitzuigers zoals jij Ga een vliegtuig pakken en stort fijn neer, dag”.
2.
“Ga op je mat liggen en bidden naar het oosten naar Mekka om vergeving te vragen, doeg”.
3. Het advies aan de man om zelfmoord te plegen. Gevolgd door:
“Ik ben je nou spuug en spuugzat vuile moslim. Ik ga nu de politie naar je toesturen en die schoppen je die woning uit. Kan je direct naar Schiphol, kan je direct naar je thuisland”.
Dat u in de uitvoering van uw werkzaamheden gehinderd werd door de man staat vast. Dat u probeerde te bewerkstelligen dat de man niet weer nodeloos zou bellen valt dan ook te begrijpen. Dit betekent echter niet dat het u vrij stond de man te bejegenen op de wijze zoals u heeft gedaan. Met de u verweten opmerkingen heeft u de fatsoensnormen op grove wijze geschonden, heeft u het in u gestelde vertrouwen beschaamd en het aanzien van de politie in het algemeen en die van politie Flevoland in het bijzonder, ernstig in diskrediet gebracht. Het spreekt voor zich dat het geven van het advies “ zelfmoord plegen” aan een verward persoon uiterst laakbaar is.
Niet is gesteld of gebleken dat de u verweten gedragingen u niet kunnen worden toegerekend. Hierbij heb ik betrokken dat geen sprake is geweest van één gesprek waarin u uw geduld verloor, maar dat er sprake was van drie afzonderlijke gesprekken. Het feit dat u op dat moment in een vervelende privésituatie verkeerde leidt niet tot een andere conclusie. Op 24 september 2009 heeft u immers ook verklaard dat u de man had uitgescholden omdat u wilde bereiken dat de man niet meer zou bellen.
Overigens kan ik u niet volgen in uw stelling dat u gedurende uw dienstverband niet eerder bent aangesproken op uw houding en gedrag. Gebleken is dat u gedurende uw dienstverband vaker op negatieve wijze de aandacht heeft gevestigd op uw houding en gedrag en dat u daar ook op bent aangesproken. Het incident op 21 juli 2009 en uw functioneren in het verleden vormden voor het bevoegd gezag aanleiding zich te beraden over uw aanstelling. Tevens diende het disciplinair onderzoek naar uw handelen op 21 juli 2009 te worden afgerond. Dat u enige tijd in onzekerheid heeft verkeerd valt te betreuren, maar hierbij dient te worden opgemerkt dat dit voortvloeit uit uw eigen gedragingen en dat het vanzelfsprekend is dat bij het nemen van beslissingen als hier aan de orde de nodige zorgvuldigheid in acht dient te worden genomen.
Zoals u weet heb ik overwogen aan u ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor de dienst, anders dan door ziels of lichaamsgebreken. Ik meen echter dat het opleggen van een straf, naast het treffen van een bijkomende maatregel, meer op zijn plaats is. De bijkomende maatregel zal bestaan uit een overplaatsing met alle daaruit voortvloeiende rechtspositionele gevolgen en zal separaat aan u bekend worden gemaakt. Ik deel uw standpunt, dat het opleggen van een straf en het treffen van een maatregel juridisch niet houdbaar is, niet. Uit jurisprudentie volgt dat het mogelijk is naast het opleggen van een straf een ordemaatregel te treffen [
in voetnoot: zie bijvoorbeeld LJN: BH5416, Centrale Raad van Beroep (…)].
Voor de goede orde merk ik nog op dat bij de belangenafweging ten aanzien van de zwaarte van de straf rekening is gehouden met de bijkomende maatregel van overplaatsing en het diffamerende effect daarvan. Wellicht ten overvloede merk ik hierbij op dat het feit dat u sinds 14 augustus 2009 geen werkzaamheden meer heeft verricht, er niet toe leidt dat de op te leggen straf lager uitvalt. Het verlenen van buitengewoon verlof betrof een ordemaatregel welke noodzakelijk bleek ten gevolge van uw optreden. Dat hiervan een diffamerend effect is uitgegaan is aan uw eigen toedoen te wijten. Alle feiten en omstandigheden in overweging nemend, meen ik dan ook dat, met betrekking tot het incident van 21 juli 2009, de straf van plaatsing in een lagere salarisschaal als passend kan worden beschouwd.
V Besluit tot strafoplegging
Gelet op de aard en omvang van de u verweten gedragingen besluit ik u de straf van plaatsing in een lagere salarisschaal op te leggen, als bedoeld in artikel 77, eerste lid onder i, van het Barp. U bent op dit moment geplaatst in salarisschaal 8, salarisnummer 13 (€ 3347,- peildatum 1 januari 2010). Ik ben voornemens u te plaatsen in salarisschaal 7, salarisnummer 12 (€ 2941,- peildatum 1 januari 2010). Deze straf treedt in werking op het moment dat dit besluit aan u bekend wordt gemaakt.”