In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 mei 2015, wordt een vordering ex artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering behandeld. De officier van justitie heeft op 12 maart 2015 verzocht om de in beslag genomen stukken ter beschikking te stellen in het kader van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten van Amerika. Dit verzoek betreft de heropening van het onderzoek, omdat niet is aangetoond dat voldaan is aan de eisen van artikel 6, lid 1, van het toepasselijke rechtshulpverdrag. De rechtbank heeft op 20 maart 2015 en 1 mei 2015 zittingen gehouden, waarbij de betrokkene, zijn raadsman mr. B.W. Newitt, en de officier van justitie zijn gehoord. Tijdens deze zittingen is vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest, met name omdat de strafbedreiging van het feit waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft, niet duidelijk is. De rechtbank kan niet nagaan of aan de eisen van het verdrag is voldaan, omdat het rechtshulpverzoek geen informatie bevat over de straf die op het feit is gesteld volgens de Amerikaanse wetgeving. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen, zodat de officier van justitie kan navragen welke straf op het feit is gesteld. Na ontvangst van deze informatie zal de rechtbank de partijen in staat stellen om een eindbeschikking te wijzen zonder een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en de oproeping van de betrokkene bevolen voor een nader te bepalen datum.