ECLI:NL:RBAMS:2015:2557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
4 mei 2015
Zaaknummer
C-13-557550 - HA ZA 14-61
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleggen met geleend geld; beroep op dwaling en schending zorgplicht afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisers gezamenlijk] en Delta Lloyd Bank N.V. en Bank Ten Cate & CIE N.V. De eisers, die hun vermogen hadden opgebouwd door te beleggen in vastgoed, vorderden onder andere de vernietiging van verschillende overeenkomsten op grond van dwaling en schending van de zorgplicht door de banken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers een hypothecair krediet hadden bij Delta Lloyd en dat zij op enig moment een effectenkredietovereenkomst hebben getekend. De eisers stelden dat zij gedwaald hadden bij het opvolgen van het advies van de banken, omdat zij niet op de hoogte waren van de risico's van beleggen met geleend geld en de strategie die hen werd voorgesteld niet kon renderen.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de banken voldoende informatie hadden verstrekt over de risico's van de beleggingen en dat de eisers zelf verantwoordelijk waren voor hun keuzes. De rechtbank concludeerde dat de banken niet tekortgeschoten waren in hun zorgplicht en dat de eisers niet voldoende hadden aangetoond dat zij gedwaald hadden. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde de eisers in de proceskosten, die zijn begroot op € 8.989,00.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van beleggers om zich bewust te zijn van de risico's van hun investeringen, vooral wanneer zij beleggen met geleend geld. De rechtbank bevestigde dat banken een zorgplicht hebben, maar dat deze niet onbeperkt is en afhankelijk is van de omstandigheden van de cliënt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/557550 / HA ZA 14-61
Vonnis van 13 mei 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M.A.D. Bol te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
BANK TEN CATE & CIE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers gezamenlijk] en Delta Lloyd en Bank Ten Cate worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van [eisers gezamenlijk] van 3 en 6 januari 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord van Delta Lloyd en Bank Ten Cate, met producties;
  • het tussenvonnis van 7 mei 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers gezamenlijk] heeft zijn vermogen opgebouwd door het beleggen en investeren in vastgoed.
2.2.
Sinds eind jaren 90 had [eisers gezamenlijk] een hypothecair krediet bij Delta Lloyd. [eisers gezamenlijk] heeft Delta Lloyd op enig moment gevraagd om zijn leningsmogelijkheden te vergroten, om snel over liquiditeiten te kunnen beschikken als dat nodig zou zijn. Delta Lloyd heeft toen als voorwaarde voor verhoging van het hypothecair krediet gesteld dat een beleggingsportefeuille zou moeten worden aangehouden. [eisers gezamenlijk] had op dat moment zijn beleggingen elders ondergebracht, maar wilde wel nadenken over een eventuele portefeuille.
2.3.
Op 3 september 2002 hebben [eisers gezamenlijk] en Delta Lloyd een effectenkredietovereenkomst getekend, waarin de voorwaarden waaronder Delta Lloyd een krediet verstrekt op basis van effectenbezit, zijn uiteengezet. [eisers gezamenlijk] heeft eveneens op 3 september 2002 een formulier ingevuld met vragen over zijn beleggingshorizon, beleggingsdoel, beleggingservaring en risicobereidheid. Uit het formulier volgde dat een gematigd offensief profiel paste bij [eisers gezamenlijk]. Voorts is op het formulier aangekruist dat [eisers gezamenlijk] het te beleggen geld niet nodig had voor pensioenopbouw of levensonderhoud en dat hij beschikte hij over toereikend onderpand en een groot vermogen. In 2003 werd het vermogen van [eisers gezamenlijk] volgens opgave van zijn adviseurs geschat op een bedrag tussen de EUR 74 en 81 miljoen.
2.4.
Per brief van 1 mei 2003 heeft Delta Lloyd aan [eisers gezamenlijk] naar aanleiding van zijn verzoek om een uitbreiding van de hypotheekfaciliteit een voorstel gezonden voor een belegging van EUR 1 miljoen in vermogensbeheer in 100% obligaties, waarbij wordt vermeld dat dit in afwijking is van het eerder door [eisers gezamenlijk] aangegeven gematigd offensief risicoprofiel, aangezien [eisers gezamenlijk] ook bij andere financiële partijen een effectenportefeuille had.
2.5.
Per brief van 10 september 2003 heeft Delta Lloyd vervolgens aan [eisers gezamenlijk] twee zogenaamde garantieproducten (met een kapitaalgarantie op de einddatum) voorgesteld en toegelicht, evenals de mogelijkheid om naar eigen wens een obligatieportefeuille op te bouwen. In de brief wordt vermeld dat uitgangspunt voor het voorstel de volgende wensen van [eisers gezamenlijk] zijn:
  • Garantieproduct
  • In stand houden van het vermogen
  • Indien mogelijk een tussentijdse coupon.
2.6.
Omstreeks 27 oktober 2003 heeft [eisers gezamenlijk] met Delta Lloyd een kredietovereenkomst gesloten, voor een lening in rekening-courant van EUR 3.642.868,-- tegen een variabel rentetarief, alsmede een effectenkredietovereenkomst en een vermogensbeheerovereenkomst. Het in beheer gegeven vermogen bedroeg
EUR 4.750.000,--, en zou volgens het obligatieprofiel worden belegd.
2.7.
Naar aanleiding van een gesprek van een medewerker van Delta Lloyd met [eisers gezamenlijk] heeft Delta Lloyd [eisers gezamenlijk] op 10 maart 2004 een brief gestuurd, luidende onder meer als volgt:
“Wij bedanken u hierbij vriendelijk voor het plezierige onderhoud dat wij met u hadden op 2 maart j.l. Tijdens dit gesprek zijn onder meer onderstaande onderwerpen aan de orde geweest.
  • Wij hebben u een toelichting gegeven op de invulling van uw portefeuille zoals die tot nu toe heeft plaatsgevonden en de diverse aangekochte obligaties in detail toegelicht.
  • De obligatieportefeuille is momenteel tot circa 50% van het afgesproken vermogen ingevuld. Voor de overige 50% blijven wij zoeken naar obligaties cq obligatie gerelateerde producten als cdo’s, die binnen uw portefeuille passen. U gaf aan dat u er geen probleem mee heeft dat de invulfase tot circa de zomer 2004 duurt.
  • Wij hebben uw keuze besproken om de opbouw van de portefeuille te financieren met geleend geld, dat op zich al risicoverhogend is vanwege het leverage effect op het eigen vermogen en bovendien de uitvoering van het normaal door ons gehanteerde beleggingsbeleid bemoeilijkt. Als voorbeeld hebben wij besproken niet naar hele korte leningen te kunnen ruilen omdat het effectief rendement daarvan doorgaans onder de financieringsrente ligt. Ook hebben we u gewezen op het risico van de rente-mismatch dat u loopt. Afgesproken is het huidige- en vastgestelde beleid voort te zetten.
  • Wij hebben u een toelichting gegeven op de verschillende producten die momenteel op de markt worden geïntroduceerd. Daarbij zijn wij in het bijzonder ingegaan op de mogelijkheden van hedgefunds. Wij zullen u, zodra zich hiervoor een mogelijkheid aanbiedt, uitnodigen voor een presentatie over hedgefunds.
(…)”
2.8.
Op 25 augustus 2004 is tussen [eisers gezamenlijk] en Delta Lloyd voor het bedrag van
EUR 4.750.000,-- een nieuwe vermogensbeheerovereenkomst tot stand gekomen. Overeengekomen werd het vermogen defensief te beleggen, door maximaal 30% te beleggen in aandelen en de rest in obligaties of liquiditeit. Ook is overeengekomen om een beperkt percentage van het te beleggen bedrag te beleggen in opties, termijncontracten en alternatieve beleggingsvormen zoals hedgefunds. Delta Lloyd heeft [eisers gezamenlijk] uitleg gegeven over hedgefunds, waarover meermalen is gesproken (antw., 4.21, 4.24).
2.9.
Naar aanleiding van een bespreking op 17 november 2005 heeft Delta Lloyd aan [eisers gezamenlijk] per brief van 29 november 2005 een voorstel gedaan voor het te volgen beleggingsbeleid:
“(…)
Tijdens bovengenoemde afspraak hebben we de beleggingsresultaten van het afgelopen jaar met u besproken en gezamenlijk vastgesteld dat ondermeer de huidige rentestand en de bijbehorende koersontwikkelingen voor achterblijvende resultaten in uw obligatieportefeuille zorgen. Temeer een punt van aandacht daar ons beleggingsdoel is een meeropbrengst te realiseren ten opzichte van uw rentelast. Een rentelast die overigens wordt veroorzaakt door de financiering van uw beleggingsportefeuille met vreemd vermogen. Onderstaand voorstel voor rendementsverhoging is enerzijds gebaseerd op uw risicoprofiel, zijnde defensief, en anderzijds een door u aangegeven verlenging van uw beleggingshorizon (>10 jaar). Met name dit laatste punt zorgt voor een verhoging van uw risicoprofiel dat zich vertaalt in meer risicobereidheid.
Te nemen acties en voorstellen:
Wijziging van het huidige risicoprofiel te weten defensief naar gematigd defensief.
Renterisico van het geleende geld beperken door te spreiden over verschillende looptijden.
Een deel van de aandelenbeleggingen te verzekeren door middel van de aankoop van put opties.
(…)”
2.10.
Per brief van 24 mei 2006 heeft Delta Lloyd aan [eisers gezamenlijk] een voorstel gedaan voor door [eisers gezamenlijk] gewenste wijzigingen van zijn beleggingsportefeuille:
“Tijdens bovengenoemd onderhoud heeft u aangegeven de bij ons in beheer zijnde beleggingsportefeuille zowel qua omvang als qua samenstelling ingrijpend te willen wijzigen. Dit houdt onder meer verband met uw aangescherpte rendementverwachtingen en de behaalde resultaten in uw (defensieve) profiel. Daarbij heeft u aangegeven met een selectie van de reeds aanwezige hedgefunds de portefeuille te willen continueren. (…)”
Hiermee koos [eisers gezamenlijk] voor een overstap van vermogensbeheer met een defensief profiel naar vermogensadvies met een offensief profiel.
Het ging in het bijzonder om drie hedgefunds: 5% Deutsche Bank Maxima Alpha Bomoral Index 2010, Attica Long Short Selector Fund en Orange Investment Partnership A (antw., 4.26).
2.11.
Per brief van 10 november 2006 heeft Delta Lloyd aan [eisers gezamenlijk] bevestigd dat het risicoprofiel op verzoek van [eisers gezamenlijk] is omgezet naar gematigd offensief.
2.12.
Op 2 juli 2007 is de beleggingsportefeuille van [eisers gezamenlijk] weer onder vermogensbeheer door Delta Lloyd gebracht. De portefeuille had op dat moment een waarde van EUR 2,5 miljoen en er zou gematigd offensief worden belegd. In de overeenkomst is een uiteenzetting over hedgefunds opgenomen (art. 2.2.1; antw., 4.33).
2.13.
Per 6 januari 2010 is op verzoek van [eisers gezamenlijk] het beleggingsprofiel gewijzigd in defensief.
2.14.
Bij overeenkomst van 3 juni 2010 zijn de rechten en verplichtingen uit de met [eisers gezamenlijk] gesloten beleggingsovereenkomsten overgegaan van Delta Lloyd op Bank Ten Cate. Op 14 december 2010 is tussen Bank Ten Cate en [eisers gezamenlijk] een vermogensbeheerovereenkomst tot stand gekomen voor een bedrag van ongeveer EUR 1 miljoen. Op 4 oktober 2012 heeft [eisers gezamenlijk] de vermogensbeheerovereenkomst met Bank Ten Cate beëindigd.
2.15.
Per brief van 7 augustus 2013 heeft de raadsman van [eisers gezamenlijk] Bank Ten Cate aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van de waardedaling van zijn effectenportefeuille.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat -
I. Primair: te verklaren voor recht dat [eisers gezamenlijk] terecht is overgegaan tot vernietiging wegens dwaling van de hypothecaire kredietovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen, de vermogensbeheerovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen, de effectenkredietovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen en de adviesovereenkomst, althans deze te vernietigen bij rechterlijke uitspraak en te bepalen dat Delta Lloyd en Bank Ten Cate deswege schadeplichtig zijn;
II. Subsidiair: te verklaren voor recht dat Delta Lloyd en Bank Ten Cate jegens [eisers gezamenlijk] tekort geschoten zijn in de nakoming van de hypothecaire kredietovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen, de vermogensbeheerovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen, de effectenkredietovereenkomst van 27 oktober 2003 met bijlagen en de adviesovereenkomst en deze te ontbinden en hen te verplichten om aan [eisers gezamenlijk] te betalen, op grond van ongedaanmakingsverplichtingen althans bij wege van schadevergoeding, een bedrag nader op te maken bij staat;
III. Althans meer subsidiair: te verklaren voor recht dat Delta Lloyd en Bank Ten Cate jegens [eisers gezamenlijk] onrechtmatig hebben gehandeld en hen te veroordelen de schade te voldoen die hierna nader op te maken bij staat wordt gevorderd;
En voorts:
IV. Delta Lloyd en Bank Ten Cate te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 599.563,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. Delta Lloyd en Bank Ten Cate te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers gezamenlijk] geleden schade zoals bedoeld onder I, II en III van dit petitum, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. Delta Lloyd en Bank Ten Cate te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers gezamenlijk] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Hij heeft gedwaald bij het opvolgen van het advies van Delta Lloyd, omdat hij de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan als hij had geweten dat de strategie van met een defensief risicoprofiel beleggen met geleend geld niet kon renderen. Door dit advies te geven heeft de bank voorts in strijd met de zorgplicht, derhalve onrechtmatig, gehandeld. Ook is de bank toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst nu zij, toen bleek dat het beoogde rendement niet werd behaald, heeft nagelaten te waarschuwen voor de risico’s van meer offensieve beleggingen. Ten slotte geldt dat de hedgefunds waarin [eisers gezamenlijk] onder meer belegde, en waarvan de investeringen in rook zijn opgegaan, niet pasten in een defensief risicoprofiel. Het gaat om de hedgefunds 5% Deutsche Bank Maxima Alpha Bomoral Index 2010 (aangekocht voor € 287.070) en Attica Long Short Selector Fund (aangekocht voor € 312.493), die ten onder zijn gegaan, waardoor deze beleggingen waardeloos zijn geworden. [eisers gezamenlijk] vordert aldus primair vergoeding van een bedrag van € 599.563 (de aankoopwaarde van de beide hedgefunds, dagv. 59), dan wel subsidiair vergoeding van een bedrag van € 454.017,49, berekend aan de hand van een benchmark (dagv. 22, 61). [eisers gezamenlijk] noemt ook rendementsverliezen, waardedaling van andere beleggingen en teveel betaalde rente, als posten, nader op te maken bij staat.
3.3.
Delta Lloyd en Bank Ten Cate voeren gezamenlijk verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat Delta Lloyd en Bank Ten Cate samen verweer voeren en [eisers gezamenlijk] in zijn vorderingen ook geen onderscheid maakt, zullen zij hierna worden aangeduid als de bank, waarmee op hen beide wordt gedoeld.
4.2.
Aan het beroep op dwaling legt [eisers gezamenlijk] ten grondslag dat hij de overeenkomsten van 27 oktober 2003 is aangegaan onder invloed van dwaling, omdat (toen reeds vast stond dat) hetgeen hij hiermee beoogde, namelijk het terugverdienen van de rente door het geleende geld op defensieve wijze te beleggen, anders dan de bank hem voorhield, niet bereikt kon worden. Ter onderbouwing van deze stelling wijst [eisers gezamenlijk] op het feit dat zijn beleggingen in obligaties geen opbrengst bleken te genereren die uitsteeg boven de rente die hij op de lening betaalde.
4.3.
Voorzover [eisers gezamenlijk] stelt dat hij heeft gedwaald omtrent de effectiviteit van de strategie van het beleggen met geleend geld en omtrent de risico’s die aan bepaalde beleggingen verbonden waren, en dat hij de overeenkomsten niet was aangegaan als hij zich daarvan beter bewust was geweest, geldt dat de gestelde onjuiste mededeling van de bank, of het zwijgen waar de bank moest spreken, tegenover de betwisting door de bank onvoldoende is toegelicht, dan wel dat een dwaling op dit punt voor zijn rekening moet blijven. Uit de door de bank overgelegde stukken, waarvan de inhoud niet is weersproken, blijkt dat de bank [eisers gezamenlijk] meerdere malen heeft gewezen, zowel tijdens besprekingen als in naderhand verzonden brieven, op de complicerende factor van het feit dat de portefeuille geleend vermogen betrof en op de kenmerken en risico’s van beleggingen in hedgefunds. Het lag tegenover de betwisting door de bank op de weg van [eisers gezamenlijk] concreet uit te leggen welke mededeling door de bank onjuist is geweest, dan wel welk zwijgen van de bank ongeoorloofd is geweest, hetgeen hij heeft nagelaten. Gezien de gemotiveerde betwisting door de bank is de stelling van [eisers gezamenlijk], dat de gekozen strategie bij voorbaat kansloos was en in strijd met zijn wensen (en dat dit kenbaar was), onvoldoende toegelicht. [eisers gezamenlijk] heeft voorts onvoldoende uitgelegd dat en waarom de aan hem verstrekte uitleg over de hedgefunds onjuist, onvolledig of misleidend zou zijn of anderszins onvoldoende voor een goed inzicht in de beleggingskeuze die hij zou maken.
Het beroep op dwaling moet verder bij gebrek aan belang worden afgewezen. [eisers gezamenlijk] heeft niet uitgelegd welk belang hij heeft bij vernietiging van de overeenkomsten, anders dan de vergoeding van schade (beleggingsverliezen), waartoe een beroep op dwaling niet kan leiden. Een beroep op dwaling kan er niet toe leiden dat de koop van effecten door [eisers gezamenlijk] (dan wel door de bank namens hem en voor zijn rekening) wordt teruggedraaid. Deze kooptransacties zijn immers niet tussen partijen, maar tussen [eisers gezamenlijk] en derden aangegaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat het betoog van [eisers gezamenlijk] zich niet richt tegen de door de bank in rekening gebrachte beheer- of advieskosten. Het gevorderde onder I moet dan ook worden afgewezen.
4.4.
[eisers gezamenlijk] stelt ter onderbouwing van het gevorderde onder II tot en met V dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden, omdat zij [eisers gezamenlijk] niet goed heeft geïnformeerd en omdat de bank de van [eisers gezamenlijk] verkregen gegevens niet deskundig en inhoudelijk heeft beoordeeld en omdat de bank niet voldoende gegevens en documentatie heeft gestuurd. Naar vaste rechtspraak rust op banken als bij uitstek deskundige instellingen, op grond van hun maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht jegens hun particuliere cliënten. Deze zorgplicht strekt tot bescherming van de (potentiële) cliënt tegen eigen lichtvaardigheid of ondeskundigheid en vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de verhouding tussen financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen. De omvang en reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de aard van de door de bank verleende dienst en van de overige omstandigheden van het geval, waaronder de financiële positie en deskundigheid van de cliënt en het doel van de beleggingen (aldus HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799 en HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4914). In het onderhavige geval rustte deze bijzondere zorgplicht op de bank uit hoofde van de door [eisers gezamenlijk] met haar gesloten krediet- en vermogensbeheerovereenkomsten. De zorgplicht bevat een plicht voor de bank om vooraf naar behoren onderzoek te doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en de doelstelling van haar cliënt. De zorgplicht kan ook een waarschuwingsplicht bevatten, afhankelijk van de doelstellingen, risicobereidheid, financiële positie, deskundigheid en ervaring van de cliënt. Zowel handelen in strijd met de onderzoeksplicht als handelen in strijd met de informatieplicht resulteert in een schending van de zorgplicht ten opzichte van de betreffende cliënt. De verwijten die [eisers gezamenlijk] aan de bank maakt zullen in dit kader worden behandeld.
4.5.
Als niet (in de vereiste concrete zin) betwist is komen vast te staan dat [eisers gezamenlijk] bij aanvang van de vermogensbeheerovereenkomst heeft aangegeven dat hij ook bij een of meer andere financiële instellingen belegde en dat hij bekend was met verliezen op beleggingen. Op 3 september 2002 heeft [eisers gezamenlijk] een formulier ingevuld met vragen over zijn beleggingshorizon, beleggingsdoel, beleggingservaring en risicobereidheid, waarbij [eisers gezamenlijk] heeft aangegeven dat hij het te beleggen geld niet nodig had voor pensioenopbouw of levensonderhoud en dat hij beschikte over toereikend onderpand en een groot vermogen. Voorts staat als door de bank onvoldoende weersproken gesteld tussen partijen vast dat het belegde vermogen in de portefeuille bestond uit geleend geld, hetgeen een eigen keuze van [eisers gezamenlijk] was, en dat het beleggingsdoel was om een meeropbrengst te realiseren ten opzichte van de rentelast. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de bank heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en de doelstelling van [eisers gezamenlijk]. [eisers gezamenlijk] heeft niet uitgelegd waar de bank nog meer naar had kunnen of moeten kijken.
4.6.
Met betrekking tot de informatieplicht geldt dat de bank heeft aangevoerd dat zij [eisers gezamenlijk] op de risico’s verbonden aan het beleggen van geleend geld, met de desbetreffende strategie en de desbetreffende effecten, heeft gewezen en dat hij deze risico’s begreep en wilde aanvaarden. [eisers gezamenlijk] heeft tegenover de stellingen van de bank niet uitgelegd welke informatie hij in welke fases nog meer had willen of moeten hebben en dat en waarom de mededelingen van de bank voor hem niet voldoende duidelijk waren. Het had op de weg van [eisers gezamenlijk] gelegen om, gezien de gemotiveerde stellingen van de bank, nader toe te lichten dat en waarom de strategie bij voorbaat kansloos was, de bank dit behoorde in te zien en hem nader moest waarschuwen, hetgeen hij heeft nagelaten. Aan [eisers gezamenlijk] kan worden toegegeven dat een zeer defensieve strategie bij een belegging met geleend geld (en beheerkosten en een rente van ruim 4%) naar stellige verwachting niet rendabel zou zijn geweest, maar de bank heeft onvoldoende weersproken naar voren gebracht dat [eisers gezamenlijk], nadat de bank hem voldoende had voorgelicht, heeft willen kiezen voor een meer aanvallende strategie waarin de nu gewraakte hedgefunds een rol zouden spelen. De omstandigheid dat de beheerkosten bij de gekozen beleggingsstrategie hoog zijn geweest, kan [eisers gezamenlijk] bij deze stand van zaken niet baten. De bank heeft onvoldoende weersproken naar voren gebracht dat [eisers gezamenlijk] in staat was de door haar verstrekte inlichtingen te begrijpen en dat hij over een groot vermogen beschikte waardoor hij in staat was eventuele verliezen op te vangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bank met het verstrekken van de informatie ook voldaan aan haar waarschuwingsplicht, omdat deze eindigt waar de klant de voor hem inzichtelijke risico’s heeft aanvaard of de bank daarop redelijkerwijs mocht vertrouwen.
4.7.
De zorgplicht van een bank kan onder omstandigheden inhouden dat een bank zijn cliënt niet alleen moet waarschuwen voor aan een bepaald product verbonden risico’s, maar hem dit ook moet ontraden. Vaste jurisprudentie is dat dit slechts geldt in gevallen van bijzondere risico’s welke voor de betreffende cliënt niet te voorzien zijn. Van een dergelijke situatie was geen sprake. Van [eisers gezamenlijk] mocht verwacht worden dat hij zich bewust was van de rente die hij betaalde op de lening en van het feit dat hij deze lening op enig moment moest terugbetalen. Het risico dat hij nam was dat de belegging niet voldoende zou renderen om zijn rentelasten te kunnen compenseren of zelfs zodanig in waarde zou kunnen dalen dat [eisers gezamenlijk] de lening uit andere middelen zou moeten terugbetalen. Niet (voldoende gemotiveerd) gesteld is voorts dat dit een risico was dat hij niet heeft begrepen of, gezien het vermogen van [eisers gezamenlijk], niet zou kunnen dragen. De bank voert daarnaast onvoldoende weersproken aan dat zij tijdig heeft aangeraden om de risicovolle beleggingen te verkopen (antw., 4.36) en dat [eisers gezamenlijk] toch de koers heeft gekozen die tot de verliezen op de hedgefunds heeft geleid.
4.8.
[eisers gezamenlijk] verwijt de bank voorts dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de overige op haar rustende verplichtingen. Hij stelt hiertoe dat er hiaten zitten in de periodieke overzichten en dat de bank onvoldoende gegevens en documentatie heeft gestuurd. Gezien het aantal overzichten, gespreksnotities en bevestigingsbrieven die de bank bij conclusie van antwoord heeft overgelegd, waarop [eisers gezamenlijk] niet is ingegaan, is dit betoog naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Ook de stelling van [eisers gezamenlijk] dat de bank is tekortgeschoten omdat de posities in de portefeuille in strijd waren met het defensieve profiel, wat hiervan ook zij, levert geen tekortkoming aan de zijde van de bank op, nu het naar de bank onweersproken stelt [eisers gezamenlijk] zelf is geweest die, nadat de bank hem voldoende had voorgelicht, heeft verzocht om een meer offensief profiel, teneinde meer rendement te behalen.
4.9.
Ook de vorderingen onder II tot en met V moeten gezien het voorgaande worden afgewezen.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eisers gezamenlijk] worden afgewezen. [eisers gezamenlijk] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de bank worden begroot op:
- griffierecht 3.829,00
- salaris advocaat
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.989,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd en Bank Ten Cate tot op heden begroot op € 8.989,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.*