4.2Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank zal feit 1 als laatste bespreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt dat uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 27 januari 2013 tussen 19.00 uur en 22.00 uur heeft ingebroken bij de [bedrijf 1] en dat hij onder andere twee kluizen heeft weggenomen. Uit de tapgesprekken en de verklaring van verdachte blijkt dat [medeverdachte 2] en verdachte hem daarbij hebben geholpen. In een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte wordt gesproken over een zware tori en dat verdachte met de auto voor de deur moet komen omdat [medeverdachte 1] niet zover kan lopen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto vlakbij de [bedrijf 1] heeft geparkeerd omdat [medeverdachte 1] iets op moest halen en dat verdachte een tas bij de deur heeft opgehaald en in de auto heeft gezet. Medeverdachte [medeverdachte 2] was er ook bij. Ze waren met z’n drieën. Verdachte wist niet dat het om een inbraak ging, aldus verdachte, maar hij heeft wel een tas aangepakt en in de auto gezet. Gelet op de inhoud van de tapgesprekken en het feit dat er uit het pand een zware kluis is weggenomen, acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte dit niet wist. De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte heeft geholpen een kluis (en niet een tas) in de auto te tillen. Dit geldt te meer nu [medeverdachte 1] deze kluis niet in zijn eentje kon tillen en daarbij hulp nodig had.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking nu verdachte mee heeft geholpen met het tillen van de kluizen, hij de auto voorgereden heeft bij de [bedrijf 1] en deze auto noodzakelijk was om de (zware) kluizen mee te vervoeren. Verdachte had daarmee een essentiële rol bij de inbraak in de [bedrijf 1]. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak als ten laste gelegd onder 2.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft van 18 tot 20 december 2012 een Mini met kenteken [kenteken 1] gehuurd bij een autoverhuurbedrijf. Op 20 december 2012 heeft verdachte deze Mini echter niet teruggebracht. Op telefoontjes en (aangetekende) brieven door het autoverhuurbedrijf is door verdachte niet gereageerd. Op 16 januari 2013 werd verdachte aangehouden en is de autosleutel van voornoemde Mini bij hem aangetroffen.
Dat verdachte niet het oogmerk had zich de gehuurde auto toe te eigenen, maar dat hij alleen nalatig is geweest deze niet terug te brengen, zoals de raadsman heeft bepleit, volgt de rechtbank niet en dit valt ook niet uit verdachtes eigen verklaring af te leiden. Verdachte had de Mini voor 3 dagen gehuurd en bijna vier weken langer onder zich gehouden dan was afgesproken. Niet valt in te zien dat verdachte enkel nalatig is geweest deze Mini terug te brengen. Daar komt bij dat het autoverhuurbedrijf verdachte heeft gebeld en hem brieven heeft geschreven om hem erop te wijzen dat hij de auto nog niet heeft teruggebracht. Verdachte heeft gezegd dat hij de Mini niet heeft teruggebracht omdat de politie achter hem aan zat en hij geen zin had in gezeur. Verdachte heeft zich dan ook de Mini en de autosleutels hiervan wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering zoals onder 3 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 5
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde, de diefstal van de BMW met kenteken [kenteken 3], acht de rechtbank met de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Op 4 mei 2013 om 3.47 uur is de BMW gestolen in Amsterdam en diezelfde dag om 18.15 uur wordt de BMW overgeschreven op naam van verdachte. Het tijdsbestek tussen de diefstal enerzijds en de overschrijving van de auto op naam van verdachte anderzijds is kort maar niet zo kort dat daaruit in deze zaak aannemelijk is dat verdachte zelf degene is geweest die de auto heeft gestolen. In de omstandigheid dat verdachte 1 á 2 dagen voor de diefstal contact heeft gehad met een bedrijf over chiptransponders en de aanschaf van een lockpick acht de rechtbank - mede in het licht van het dossier inzake de criminele organisatie - onvoldoende ondersteuning dat verdachte zelf betrokken is geweest bij de diefstal van deze BMW. Dit zelfde geldt voor de omstandigheden dat verdachte de nacht van de diefstal om 2.34 uur wordt gebeld door [medeverdachte 1] dat hij op hem zit te wachten en hierna verdachtes telefoon wordt uitgeschakeld.
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde, de heling van deze BMW, wel bewezen en overweegt hiertoe als volgt. De verklaring van verdachte dat hij deze auto voor € 9.000,- heeft gekocht van ene Martijn en deze weer wilde doorverkopen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft zijn verklaring niet met stukken onderbouwd. Daar komt bij dat verdachte de auto nog voorhanden had, maar deze inmiddels al weer was overgeschreven op naam van ene [persoon 3]. Verdachte heeft hier naar het oordeel van de rechtbank geen logische en verifieerbare verklaring voor gegeven. Verdachte heeft verder niets willen verklaren over de aan- en verkoop van deze auto en heeft geen antwoord willen geven op de vraag of medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deze BMW hadden gestolen. Wel heeft hij uiteindelijk met betrekking tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaard: “Ik wil u vertellen dat ik in die tijd genaaid ben. Ik heb hun dat geld gegeven. Ik heb € 9.000,- betaald. Zij zijn vervolgens zelf ook in die auto gaan rijden.” Gelet op de bezwarende omstandigheden dat verdachte de BMW de dag van de diefstal op zijn naam heeft gezet, hij de BMW op 8 mei 2013 nog voorhanden had terwijl deze reeds was overgeschreven op naam van iemand anders en nu verdachte wisselend en niet verifieerbaar heeft verklaard over hoe hij aan de BMW is gekomen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat de BMW was gestolen.
Ten aanzien van feit 6
In de nacht van 18 op 19 juni 2013 is een BMW M3 met kenteken [kenteken 5] gestolen. Op 19 en 20 juni 2013 is deze BMW, maar dan met kentekenplaten [kenteken 6], gezien in de Oosterdokparking. Er wordt geconstateerd dat het portierslot beschadigd is en dat het chassisnummer weggehaald is. Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van het [hotel 1] blijkt dat verdachte op 21 juni 2013 uit deze BMW, die inmiddels de kentekenplaten [kenteken 5] heeft, is gestapt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist en ook niet kon weten dat deze auto van diefstal afkomstig was en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij, samen met de medeverdachten, de auto heeft opgehaald bij de Oosterdokparking. Op dat moment was het portierslot reeds beschadigd en was het chassisnummer weggehaald. Vervolgens heeft verdachte samen met de medeverdachten in deze BMW gereden. Zoals blijkt uit het dossier over de criminele organisatie, betreffen het jongens die zich veelvuldig met diefstallen en heling van dure auto’s bezig houden. Zo hebben de (mede)verdachte(n) veelvuldig contact met elkaar over waggie’s, over spullen waarmee je auto’s kunt openbreken en worden deze spullen ook bij hen aangetroffen. Daar komt bij dat deze jongens niet het inkomen hebben om een BMW te kunnen bekostigen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ook deze BMW, van diefstal afkomstig was. Door toch in zo’n BMW te stappen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Partiële vrijspraak
Er is geen rechtstreeks bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte wist of moest vermoeden dat de kentekenplaat van het kenteken [kenteken 5], jassen en autosleutels, en derhalve spullen van diefstal afkomstig, in de kofferbak lagen. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 8
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 8, primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] voorbereidingshandelingen ten behoeve van de bewerking van MDMA en amfetamine heeft verricht. Verdachte heeft op 20 maart 2013 met zijn telefoon op een internetsite gezocht naar een tabletteermachine TDP-5 en heeft vervolgens op 3 april 2013 samen met [medeverdachte 1] een tabletteermachine van het type TDP-5 ter reparatie weggebracht naar Dronten en weer teruggebracht naar Amsterdam. Dat verdachte op 20 maart 2013 zijn telefoon heeft uitgeleend aan iemand anders, zoals de raadsman als mogelijkheid heeft aangevoerd, blijkt niet uit de verklaring van verdachte of uit andere stukken in het dossier. Verdachte heeft door [medeverdachte 1] te helpen met wegbrengen en ophalen van de (kapotte) tabletteermachine ook een essentiële bijdrage geleverd aan de voorbereiding van de productie van xtc-pillen. [medeverdachte 1] had de zware tabletteermachine niet alleen uit de woning kunnen dragen en naar de woning terug kunnen brengen.
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, ook die van de medeverdachten, alsmede op hetgeen hierna wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] in de periode van 1 november 2012 tot 8 oktober 2013 hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Hierbij verdient opmerking dat de rechtbank het verdachten kwalijk neemt deel te hebben uitgemaakt van dit misdadig samenwerkingsverband, terwijl zij het minder van belang acht op welke concrete misdrijven het opzet van elk van de verdachten was gericht. Voor deelneming aan een criminele organisatie is immers slechts vereist dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Het is niet vereist dat iedere deelnemer afzonderlijk opzet heeft gehad op alle door de organisatie beoogde concrete misdrijven.De bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, schetsen een beeld van een samenwerkingsverband tussen verdachten (en derden) waarin winstgevende criminaliteit, in welke vorm dan ook, aan de orde van de dag is. De tenlastegelegde en bewezenverklaarde overtredingen van de Opiumwet behoren naar het oordeel van de rechtbank dan ook mede tot het oogmerk van de organisatie, net als het plegen/voorbereiden van plofkraken, gekwalificeerde (auto-)diefstallen en heling. In dit verband wijst de rechtbank erop dat bij deelneming aan een criminele organisatie het feit dat het oogmerk is gericht op heling van goederen die de organisatie zelf beoogt te stelen, niet in de weg staat aan een veroordeling.Voorts heeft te gelden dat het oogmerk van de organisatie (vermogens)misdrijven betrof en niet het - daaruit voortvloeiende - witwassen van de daarmee gegenereerde gelden, zodat verdachten daarvan worden vrijgesproken. Het bewezenverklaarde witwassen door [medeverdachte 2] heeft ook buiten de organisatie om plaatsgevonden.
Deelneming aan de organisatie
Onder organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.Voor deelneming aan een organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat verdachte een aandeel moet hebben in, dan wel gedragingen moeten ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Vastgesteld wordt dat het samenwerkingsverband tussen verdachten een zekere duurzaamheid heeft gekend. Gewezen wordt onder meer op het volgende:
- [verdachte] en [medeverdachte 2] verklaren elkaar en [medeverdachte 1] te kennen en met elkaar om te gaan.
- Verdachten worden sinds 23 december 2012 tot en met 21 juni 2013 met enige regelmaat samen gezien en/of aangehouden door de politie.
- Verdachten hebben gedurende maanden regelmatig contact met elkaar via de telefoon (ook ping/whatsapp).
- De bewijsmiddelen die voor de afzonderlijke bewezenverklaarde feiten in ieders zaak zijn gebruikt.
Bij de bespreking van het oogmerk van de organisatie worden voorbeelden gegeven van de bijdrage van verdachten aan de organisatie. Uit de verklaringen van [verdachte]en meerdere tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [verdachte] een aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ondergeschikte rol vervulde binnen de organisatie. Zo verklaart [verdachte] dat hij voor [medeverdachte 2] een camera moest verkopen, dat hij [medeverdachte 1] heeft geholpen tassen op te halen op de Spuistraat (ZD 4 inbraak [bedrijf 1]), dat hij [medeverdachte 1] heeft geholpen een tabletteermachine te dragen (ZD 7) dat hij de Mini had gehuurd waarin anderen ook reden (ZD 6), dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wegbracht om auto’s te halen, waarbij het in 9 van de 10 keer om BMW’s ging (ZD 1 pag 1539), dat de meerbesproken slotentrekker en OBD-stekker van [medeverdachte 1] waren en dat hij in opdracht van [medeverdachte 1] gereedschappen bestelde die zijn bestemd om auto’s te stelen (ZD 1 pag. 1541). Verder blijkt uit zaaksdossier 2 hoofdstuk 16 dat [medeverdachte 2], na de achtervolging op 15 mei 2013 in een gestolen BMW 335, omstreeks 2.48 uur contact zoekt met [verdachte] waarna [verdachte] [medeverdachte 2] komt ophalen in Woubrugge.Ten slotte wordt gewezen op communicatie tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], met name pings op 24 februari 2013, waarin [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] laat weten “Ben geen koelie man of [naam 1]
[opmerking rechtbank: [naam 1] is [verdachte]]of zo” “jij moet veel leren wie je vrienden zijn of wie je slaven zijn heh gap ik ben je vriend niet je slaaf onthoudt dat”.
Plofkraken
Dat het voorbereiden dan wel het plegen van plofkraken tot het oogmerk van de organisatie behoorde leidt de rechtbank af uit het volgende.
- Zowel bij [medeverdachte 2] als bij [medeverdachte 1] zijn op 8 oktober 2013 goederen aangetroffen die kunnen dienen tot het begaan van plofkraken.
- DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen op een stukje tape op het detonatiedraad dat is gebruikt bij een plofkraak in Rijsenhout op 29 juni 2013.
- DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op tape rond een metalen staaf die is gebruikt bij een plofkraak in Hoofddorp op 7 juni 2013.
- DNA van zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] is aangetroffen op een zogenaamde “Jammer” die is gevonden in de vluchtauto die is gebruikt bij een plofkraak in Leiden op 23 februari 2012.
- Uit onderzoek aan de harde schijf van de op 16 januari 2013 uit de Fiat Punto aangetroffen computer blijkt dat is gezocht naar youtubefilmpjes van plofkraken.
- Uit onderzoek van de op 16 januari 2013 in beslag genomen TomTom blijkt dat onder “recent location” het adres Markt te Panningen en als “description” SNS-bank Panningen vermeld. Verdachten zijn op 8 januari 2013 rond 04.00 uur gecontroleerd in Panningen. De rechtbank acht het, in het licht van de overige bewijsmiddelen, aannemelijk dat verdachten toen en daar een voorverkenning deden voor een te plegen plofkraak. Daarnaast is gezocht naar een ING-bank te Enschede en is de TomTom op de Wesseler-Nering te Enschede geweest, waar op 21 november 2012 een plofkraak op een geldautomaat van de ING-bank heeft plaatsgevonden.
- Op de op het [adres 2] in beslaggenomen computer, in gebruik bij zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] is gezocht naar filmpjes van ramkraken (waaronder: plofkraak Hoofddorp) en het kopen van explosieven.
- Op de computer die is aangetroffen aan de [adres 3] (verblijfplaats [verdachte]) is gezocht op berichtgeving over plofkraken in de periode van 8 december 2012 tot en met 2 juli 2013 (waaronder plofkraak Rijsenhout), alsmede op ‘semtex’ en ‘detonator’.
- Op de op de [adres 4] (verblijfplaats [medeverdachte 2]) in beslag genomen computer is veelvuldig gezocht naar plofkraken (waaronder zoekslagen naar de plofkraken in Rijsenhout en Hoofddorp enkele uren nadat die waren gepleegd), alsmede op ‘semtex explosive’, ‘how to detonate semtex 10’, ‘acetyleen’ en ’petnexplosive’; daarnaast is op deze computer aangetroffen een ‘innovation design manufacture for all ATM’s’.
Gekwalificeerde diefstallen/heling auto’s
Naast de bewijsmiddelen die in de bewezenverklaring van afzonderlijke hoofdstukken van zaaksdossier 2 zijn gebezigd wijst de rechtbank nog op het volgende ter staving van het oogmerk van de organisatie op het stelen en helen van auto’s:
- Veel goederen die zijn aangetroffen aan de [adres 4] te [plaats 2] en in de box van de [adres 5] te [plaats 3] (verblijfplaatsen [medeverdachte 2]) en de [adres 6] te [plaats 4] (verblijfplaats [medeverdachte 1]) zijn bestemd om op professionele en grootschalige wijze auto’s van diverse merken weg te nemen.
- Bij de aanhouding van verdachten op 16 januari 2013 werden in de fiat Punto gereedschappen aangetroffen die kunnen dienen om auto’s te stelen (onder meer een slotentrekker, een lockpick set HU 92).Op de in de auto aangetroffen laptop is onder meer op youtube gezocht op termen als: “how to steal a BMW” en “steal a car with chip”.
- Met de slotentrekker die op 16 januari 2013 bij verdachten is aangetroffen zijn (in ieder geval) vier auto’s gestolen. Deze slotentrekker is hierna nog tweemaal in beslaggenomen, eenmaal bij [persoon 1] en eenmaal bij [medeverdachte 1] en [verdachte], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat gereedschap voor meerdere deelnemers aan de organisatie beschikbaar was.[verdachte] verklaart dat “die andere twee” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) auto’s hebben gestolen met die slotentrekker.
- Verdachten hebben onderling en met derden telefonische contacten, waarbij wordt gecommuniceerd over auto’s die zijn gezien en mogelijkheden om ze te stelen.
- Op de telefoon van [verdachte] wordt gezocht naar (dure) BMW’s en wordt gezocht op termen als: “BMW lock decoder” en “sleutel reader” op websites als “turbodecoder.com” en “multipick-service.com”.Met de telefoon van [verdachte] wordt gebeld met [bedrijf 3] waarbij wordt gevraagd naar (transponder)chips, een update (van vermoedelijk OBD-software), knipsleutels en een lockpick.[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van zijn toestel, dan wel dat hij in opdracht van [medeverdachte 1] belde.
- Op diverse tijdens het opsporingsonderzoek in beslag genomen computers, in gebruik bij verdachten, is gezocht op auto’s, sleutelsmidgereedschappen en manieren om auto’s te stelen.
Overige diefstallen/heling
Naast de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring in zaaksdossier 4 (inbraak [bedrijf 1]) leidt de rechtbank het oogmerk van het samenwerkingsverband op (gekwalificeerde) diefstallen en heling af uit de verklaring van [verdachte] over (het tapgesprek over) een camera waarmee [medeverdachte 2] aankwam om te verkopen, dit terwijl [medeverdachte 2] onvoldoende legale middelen heeft om over een dergelijke camera te beschikken,alsmede op de bevindingen met betrekking tot de gestolen BMW M3, uiteindelijk aangetroffen in het [hotel 1] (zaaksdossier 2, hoofdstuk 21), waarin gestolen spullen werden aangetroffen die zijn terug te voeren op een bedrijfsinbraak in Waardenburg, alsmede de bevindingen omtrent het onder dat voertuig geplaatste baken, waaruit blijkt dat die auto in de buurt van dat bedrijf te Waardenburg is geweest rond het tijdstip van die inbraak.