In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de tijdelijke ontheffing van de Verordening op het binnenwater 2010 voor een dekschuit. Eiseres, die zich inzet voor het behoud van Nederlands cultureel erfgoed, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam, dat een tijdelijke ontheffing had verleend aan een derde-partij om met een dekschuit en hijsbokje ligplaats in te nemen tot 1 februari 2019. Eiseres betoogde dat de ontheffing ten onrechte was verleend en dat de belangen van haar en de derde-partij onvoldoende waren meegewogen.
De rechtbank oordeelde dat de motivering van de duur van de ontheffing onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank stelde vast dat de derde-partij al meer dan 30 jaar ligplaats had en dat eerdere besluiten van verweerder in 2011 de ontheffing niet ondersteunden. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet adequaat waren meegewogen, aangezien zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht aan eiseres werd vergoed.