ECLI:NL:RBAMS:2015:1115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13-665073-13 en 13-674467-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met plofkraken en drugshandel

Op 20 februari 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie. De organisatie had als doel het plegen van plofkraken, diefstal van auto’s, heling en overtredingen van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1986, speelde een voortrekkersrol binnen deze organisatie en heeft zich schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, het voorbereiden van een ontploffing, diefstal en heling van voertuigen, en het handelen in drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013 actief betrokken was bij de organisatie en dat hij zich niet alleen bezig hield met de uitvoering van de misdrijven, maar ook een organiserende rol vervulde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de criminele activiteiten op de samenleving. De verdachte heeft geen inzicht getoond in de ernst van zijn daden en heeft zich tijdens het proces op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen gelast, die verband hielden met de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665073-13 (A) 13/674467-14 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 20 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats], verblijvend op het adres [adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2, 3, 5 en 6 februari 2015.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat de raadsman van verdachte mr. T.N. Ritzer naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A:
feit 1: deelname aan een criminele organisatie die ten doel heeft:
- voorbereiden en/of plegen van plofkraken;
- diefstal;
- heling;
- handel in MDMA en amfetamine;
- het voorhanden hebben van hennep;
- witwassen;
in de periode 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013
feit 2: medeplegen van het voorbereiden van plofkraken op 8 oktober 2013 te Amsterdam;
feit 3: medeplegen van een inbraak in een bedrijf ([bedrijf 1]) op 27 januari 2013 te Amsterdam;
feit 4: medeplegen van diefstal in de periode van 12 tot en met 16 januari 2013 te Amstelveen en subsidiair heling in de periode 12 tot en met 24 januari 2013 te Amstelveen en/of Amsterdam van een BMW, type X5, met kenteken [kenteken 1];
feit 5: medeplegen van heling van een BMW, type M3, op 29 mei 2013 te Amsterdam;
feit 6: medeplegen van heling van een BMW, type M3, met kenteken [kenteken 2], in de periode van 18 juni
2013 tot en met 20 juni 2013 te Diemen en/of Amsterdam;
feit 7: medeplegen van handel en/of bereiding en/of aanwezig hebben, subsidiair voorbereidingshandelingen handel en/of bereiding van MDMA en amfetamine, in de periode 3 en 4 april 2013 te Amsterdam en/of Dronten;
feit 8: medeplegen van het voorhanden hebben van 2800 hennepplanten op 22 mei 2013 te Uithoorn;
Ten aanzien van zaak B:
Medeplegen van witwassen van € 20.350,- door de aankoop van drie Rolex horloges op 10 april 2012 te Amsterdam en/of België.
De tekst van de gehele tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde
De officier van justitie heeft dit feit bewezen geacht, nu de horloges en/of garantiebewijzen daarvan zijn aangetroffen bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op verschillende data in 2013. De horloges zijn in april 2012 gekocht bij een juwelier in Antwerpen en daarbij is de naam van de broer van verdachte genoemd. Uit het onderzoek is echter gebleken dat de horloges niet door die broer kunnen zijn gekocht. De aankoop van deze horloges kan niet worden verklaard uit het legale inkomen van verdachte, aldus de officier van justitie.
Hoewel de rechtbank het eens is met de officier van justitie dat de aankoop van deze horloges niet verklaarbaar is uit het legale inkomen van verdachte en dat niet geloofwaardig is dat de broer van verdachte (een van) deze horloges heeft aangeschaft, zal zij verdachte vrijspreken van dit feit. Gelet op de wijze van tenlasteleggen moet immers bewezen worden dat het verdachte was die, al dan niet met iemand anders, de horloges heeft gekocht op 12 april 2012. Dat kan niet uit het dossier worden afgeleid.
4.2
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank zal feit 1 als laatste bespreken.
Ten aanzien van zaak A, feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van explosieven in de kelderbox bij zijn woning. Het dossier bevat ook geen bewijs dat hij toegang had tot die kelderbox en dus de beschikkingsmacht over die explosieven had. Ook heeft de verdediging betoogd dat de explosieven nog andere doelen dan het voorbereiden van een ontploffing kunnen dienen. Zo zouden zij voor verkoop bestemd kunnen zijn of restanten kunnen zijn van eerdere plofkraken. De raadsman heeft erop gewezen dat het zoeken op internet naar informatie over plofkraken en het veelvuldige contact met de medeverdachten vooral plaatsvonden in de eerste helft van 2013, zodat niet vaststaat dat verdachte ook op 8 oktober 2013 nog een plofkraak aan het voorbereiden was.
De rechtbank overweegt dat de kelderbox waar de explosieven zijn gevonden, behoort bij de woning van verdachte en zijn gezin (moeder en broers). In die kelderbox lag een kniptang waarop een DNA-spoor van verdachte is aangetroffen. Ook is in die kelderbox een detonatiedraad aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het detonatiedraad dat is aangetroffen bij de plofkraken in Rijsenhout en in Hoofddorp (beide gepleegd in juni 2013). Bij die plofkraken zijn naast dat detonatiedraad ook DNA-sporen aangetroffen die met zeer hoge mate van waarschijnlijkheid toebehoorden aan medeverdachte [medeverdachte 1] respectievelijk verdachte zelf. Tegen verdachte bestaan ook andere aanwijzingen waaruit blijkt dat hij zich in het verleden met plofkraken heeft beziggehouden (deze aanwijzingen worden nader besproken in de bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde). Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte over de explosieven in de kelderbox kon beschikken en dat de bestemming van die explosieven was om daarmee een explosie te veroorzaken. Uit het zeer uitgebreide onderzoek in deze zaak is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen dat verdachte zich met de verkoop van dit soort spullen zou bezighouden en dat alternatieve scenario acht de rechtbank niet aannemelijk. Evenmin is aannemelijk dat verdachte deze spullen nog ‘over had’ van zijn verleden als plofkraker en daar verder niets meer mee van plan was; dat volgt al uit de aard van de spullen en de (al dan niet strafrechtelijke) risico’s die met de opslag van explosieven gepaard gaan. Dit zijn, anders gezegd, geen spullen die iemand zonder reden in zijn kelderbox laat liggen. Verdachte heeft ten slotte zelf geen verklaring afgelegd die op een alternatief scenario wijst. Verdachte wenste niet mee te werken aan enig verhoor.
Ten aanzien van zaak A, feit 4
Op 16 januari 2013 werd door de politie een verdachte situatie waargenomen waarbij een Fiat en een BMW met kenteken [kenteken 1] ’s nachts achter elkaar reden. Deze auto’s parkeerden vervolgens naast elkaar op een parkeerterrein en de achterbak van de Fiat werd geopend. De politie verloor de BMW uit het oog, maar de Fiat werd staande gehouden. In deze Fiat zaten verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2], bestuurder van de Fiat, heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] voornoemde BMW hadden geparkeerd op het Veenendaalplein waar deze BMW ook was aangetroffen. In de Fiat is een slotentrekker aangetroffen en uit onderzoek is gebleken dat deze slotentrekker is gebruikt bij de diefstal van deze BMW, gepleegd tussen 12 en 23 januari 2013. Op grond van het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat de criminele organisatie de BMW heeft gestolen, maar niet kan onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met andere leden van de criminele organisatie deze de auto heeft gestolen.
De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van de diefstal van de BMW met kenteken [kenteken 1], zodat verdachte van het primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde heling wel bewezen. Uit de verklaring van [medeverdachte 2], ondersteund door de bevindingen van de politie, volgt dat verdachte op 16 januari 2013 de BMW met kenteken [kenteken 1] samen met [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad. Niet gebleken is dat verdachte op een rechtmatige wijze aan de auto is gekomen. Verdachte zelf heeft geen verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de auto; verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. In de BMW ontbraken onder andere delen van de kunststof beplating van het dashboard, elektradraden hingen los en op de vloer lagen kunststof restanten. Bovendien ontbrak het slot van de bestuurdersportier. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat verdachte ermee bekend is dat de criminele organisatie zich bezighoudt met diefstallen van onder meer BMW’s, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de BMW een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van zaak A, feit 5
Verdachte heeft op 29 mei 2013 als bijrijder in een gestolen BMW M3 gereden, is uitgestapt bij een tankstation, heeft getankt en vervolgens deze tankbeurt betaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze auto dan ook voorhanden gehad. Nu het cilinderslot aan de bestuurderszijde was afgebroken, beschadigingen rondom het cilinderslot zaten, de sleutel baardloos was, de kunststofkappen aan de linkerkant van het dashboard los zaten, de bedrading los was en in de deurvakken divers gereedschap (schroevendraaiers en breekijzers) lag, kan het niet anders dan dat verdachte moet hebben geweten dat deze BMW van diefstal afkomstig was. Dit geldt temeer nu verdachte eerder betrokken is geweest bij een heling en ermee bekend is dat de criminele organisatie zich bezighoudt met diefstallen van onder meer BMW’s.
De raadsman heeft zich beroepen op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder andere 7 februari 1978 (NJ 1978, 661) en 30 oktober 2001 (NJ2002,128)) dat de omstandigheid dat aannemelijk is dat een verdachte een voorwerp heeft gestolen, in de weg staat aan bewezenverklaring van heling van datzelfde goed (de zogenaamde heler-steler-regel). Nu het volgens de raadsman aannemelijk is dat verdachte voornoemde BMW heeft gestolen kan hij niet worden veroordeeld voor de heling hiervan.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat verdachte zelf de BMW heeft gestolen. Doorslaggevend daarbij is dat geen van de gebruikte bewijsmiddelen de verdachte bij een wegnemingshandeling brengt. De BMW is ook reeds begin maart 2013 gestolen, dus meer dan 2 maanden voordat verdachte daarin is gezien.
Ten aanzien van zaak A, feit 6
In de nacht van 18 op 19 juni 2013 is een BMW M3 met kenteken [kenteken 3] gestolen. Op 19 en 20 juni 2013 is deze BMW, maar dan met kentekenplaten [kenteken 4], gezien in de Oosterdokparking. Er wordt geconstateerd dat het portierslot beschadigd is en dat het chassisnummer onder het voorraam zwart is gemaakt. In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van het [hotel 1] blijkt dat verdachte op 21 juni 2013 uit deze BMW, die inmiddels de kentekenplaten [kenteken 3] heeft, stapt. Op deze beelden is immers te zien dat iemand met een witte jas/trui de bestuurder is als de auto de parkeergarage in komt rijden en verdachte staat een paar minuten later samen met [medeverdachte 1], die een witte jas/trui aan heeft, bij de lift in deze parkeergarage. Daar komt bij dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met verdachte en [medeverdachte 1] de auto heeft opgehaald bij de Oosterdokparking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de BMW voorhanden heeft gehad.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist en ook niet kon weten dat deze auto van diefstal afkomstig was en overweegt daartoe als volgt. Op het moment dat verdachte, samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], de BMW ophaalde bij de Oosterdokparking, was het portierslot reeds beschadigd en was het chassisnummer onder het voorraam zwart gemaakt. Vervolgens heeft verdachte samen met de medeverdachten in deze BMW gereden. Zoals blijkt uit het dossier over de criminele organisatie (feit 1), betreffen het jongens die zich veelvuldig met diefstallen en heling van dure auto’s bezig houden. Zo hebben de (mede)verdachte(n) veelvuldig contact met elkaar over waggie’s, over spullen waarmee je auto’s kunt openbreken en worden deze spullen ook bij hen aangetroffen. Daar komt bij dat deze jongens niet het inkomen hebben om een BMW te kunnen bekostigen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande en gelet op de eerdere heling in vereniging (feiten 4 en 5) willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ook deze BMW, die nadien voorhanden was, van diefstal afkomstig was. Door toch in zo’n BMW te stappen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Voorts heeft de raadsman zich ook bij dit feit beroepen op de zogenaamde heler-steler-regel. Anders dan de raadsman acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk dat verdachte zelf deze BMW heeft gestolen. Verdachte heeft niet verklaard dat hij de BMW heeft gestolen noch blijkt dit uit de onderzoeksbevindingen.
Partiële vrijspraak
Er is geen rechtstreeks bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte wist of moest vermoeden dat de kentekenplaat van het kenteken [kenteken 3], jassen en autosleutels, en derhalve spullen van diefstal afkomstig, in de kofferbak lagen. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A, feit 8
De verdediging heeft aangevoerd dat niet door middel van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is vastgesteld dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. De rechtbank leidt dat echter af uit het proces-verbaal van de verbalisanten die de planten hebben beschreven als hennepplanten en de hun ambtshalve bekende geur van hennep hebben geroken. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij is aangehouden in een loods waar hennep lag en medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij weed ging knippen.
Ten aanzien van zaak A, feit 3 en feit 7
Ten aanzien van deze feiten is geen verweer gevoerd. De rechtbank volstaat daarom met een verwijzing naar de bewijsmiddelen (bijlage II).
Ten aanzien van zaak A, feit 1
Gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, ook die van de medeverdachten [1] , alsmede op hetgeen hierna wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode van 1 november 2012 tot 8 oktober 2013 hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Hierbij verdient opmerking dat de rechtbank het verdachten kwalijk neemt deel te hebben uitgemaakt van dit misdadig samenwerkingsverband, terwijl zij het minder van belang acht op welke concrete misdrijven het opzet van elk van de verdachten was gericht. Voor deelneming aan een criminele organisatie is immers slechts vereist dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Het is niet vereist dat iedere deelnemer afzonderlijk opzet heeft gehad op alle door de organisatie beoogde concrete misdrijven. [2] De bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, schetsen een beeld van een samenwerkingsverband tussen verdachten (en derden) waarin winstgevende criminaliteit, in welke vorm dan ook, aan de orde van de dag is. De tenlastegelegde en bewezenverklaarde overtredingen van de Opiumwet behoren naar het oordeel van de rechtbank dan ook mede tot het oogmerk van de organisatie, net als het plegen/voorbereiden van plofkraken, gekwalificeerde (auto-)diefstallen en heling. In dit verband wijst de rechtbank erop dat bij deelneming aan een criminele organisatie het feit dat het oogmerk is gericht op heling van goederen die de organisatie zelf beoogt te stelen, niet in de weg staat aan een veroordeling. [3] Voorts heeft te gelden dat het oogmerk van de organisatie (vermogens)misdrijven betrof en niet het - daaruit voortvloeiende - witwassen van de daarmee gegenereerde gelden, zodat verdachten daarvan worden vrijgesproken. Het bewezenverklaarde witwassen door [medeverdachte 1] heeft ook buiten de organisatie om plaatsgevonden.
Deelneming aan de organisatie
Onder organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. [4] Voor deelneming aan een organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat verdachte een aandeel moet hebben in, dan wel gedragingen moet ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [5]
Vastgesteld wordt dat het samenwerkingsverband tussen verdachten een zekere duurzaamheid heeft gekend. Gewezen wordt onder meer op het volgende:
- [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren elkaar en [verdachte] te kennen en met elkaar om te gaan. [6]
- Verdachten worden sinds 23 december 2012 tot en met 21 juni 2013 met enige regelmaat samen gezien en/of aangehouden door de politie. [7]
- Verdachten hebben gedurende maanden regelmatig contact met elkaar via de telefoon (ook ping/whatsapp). [8]
- De bewijsmiddelen die voor de afzonderlijke bewezenverklaarde feiten in ieders zaak zijn gebruikt.
Bij de bespreking van het oogmerk van de organisatie worden voorbeelden gegeven van de bijdrage van verdachten aan de organisatie. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] [9] en meerdere tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] een aan [medeverdachte 1] en [verdachte] ondergeschikte rol vervulde binnen de organisatie. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat hij voor [medeverdachte 1] een camera moest verkopen, dat hij [verdachte] heeft geholpen tassen op te halen op de Spuistraat (ZD 4 inbraak [bedrijf 1]), dat hij [verdachte] heeft geholpen een tabletteermachine te dragen (ZD 7) dat hij de Mini had gehuurd waarin anderen ook reden (ZD 6), dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] wegbracht om auto’s te halen, waarbij het in 9 van de 10 keer om BMW’s ging (ZD 1 pag 1539), dat de meerbesproken slotentrekker en OBD-stekker van [verdachte] waren en dat hij in opdracht van [verdachte] gereedschappen bestelde die zijn bestemd om auto’s te stelen (ZD 1 pag. 1541). Verder blijkt uit zaaksdossier 2 hoofdstuk 16 dat [medeverdachte 1], na de achtervolging op 15 mei 2013 in een gestolen BMW 335, om 2.48 uur contact zoekt met [medeverdachte 2] waarna [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] komt ophalen in Woubrugge. [10] Ten slotte wordt gewezen op communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], met name pings op 24 februari 2013 [11] , waarin [verdachte] aan [medeverdachte 1] laat weten “Ben geen koelie man of [man]
[opmerking rechtbank: [man] is [medeverdachte 2]]of zo” “jij moet veel leren wie je vrienden zijn of wie je slaven zijn heh gap ik ben je vriend niet je slaaf onthoudt dat”.
Plofkraken
Dat het voorbereiden dan wel het plegen van plofkraken tot het oogmerk van de organisatie behoorde leidt de rechtbank af uit het volgende.
- Zowel bij [medeverdachte 1] als bij [verdachte] zijn op 8 oktober 2013 goederen aangetroffen die kunnen dienen tot het begaan van plofkraken. [12]
- DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op een stukje tape op het detonatiedraad dat is gebruikt bij een plofkraak in Rijsenhout op 29 juni 2013. [13]
- DNA van [verdachte] is aangetroffen op tape rond een metalen staaf die is gebruikt bij een plofkraak in Hoofddorp op 7 juni 2013. [14]
- DNA van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] is aangetroffen op een zogenaamde “Jammer” die is gevonden in de vluchtauto die is gebruikt bij een plofkraak in Leiden op 23 februari 2012. [15]
- Uit onderzoek aan de harde schijf van de op 16 januari 2013 uit de Fiat Punto aangetroffen computer blijkt dat is gezocht naar youtubefilmpjes van plofkraken. [16]
- Uit onderzoek van de op 16 januari 2013 in beslag genomen TomTom blijkt dat onder “recent location” het adres Markt te Panningen en als “description” SNS-bank Panningen staat vermeld. Verdachten zijn op 8 januari 2013 rond 04.00 uur gecontroleerd in Panningen. De rechtbank acht het, in het licht van de overige bewijsmiddelen, aannemelijk dat verdachten toen en daar een voorverkenning deden voor een te plegen plofkraak. Daarnaast is gezocht naar een ING-bank te Enschede en is de TomTom op de Wesseler-Nering te Enschede geweest, waar op 21 november 2012 een plofkraak op een geldautomaat van de ING-bank heeft plaatsgevonden. [17]
- Op de op het [adres 1] in beslaggenomen computer, in gebruik bij zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] is gezocht naar filmpjes van ramkraken (waaronder: plofkraak Hoofddorp) en het kopen van explosieven. [18]
- Op de computer die is aangetroffen aan de [adres 2] (verblijfplaats [medeverdachte 2]) is gezocht op berichtgeving over plofkraken in de periode van 8 december 2012 tot en met 2 juli 2013 (waaronder plofkraak Rijsenhout), alsmede op ‘semtex’ en ‘detonator’. [19]
- Op de op de [adres 3] (verblijfplaats [medeverdachte 1]) in beslag genomen computer is veelvuldig gezocht naar plofkraken (waaronder zoekslagen naar de plofkraken in Rijsenhout en Hoofddorp enkele uren nadat die waren gepleegd), alsmede op ‘semtex explosive’, ‘how to detonate semtex 10’, ‘acetyleen’ en ’petnexplosive’; daarnaast is op deze computer aangetroffen een ‘innovation design manufacture for all ATM’s’. [20]
Gekwalificeerde diefstallen/heling auto’s
Naast de bewijsmiddelen die in de bewezenverklaring van afzonderlijke hoofdstukken van zaaksdossier 2 zijn gebezigd wijst de rechtbank nog op het volgende ter staving van het oogmerk van de organisatie op het stelen en helen van auto’s:
- Veel goederen die zijn aangetroffen aan de [adres 3] en in de box van de [adres 4] (verblijfplaatsen [medeverdachte 1]) en de [adres verdachte] (verblijfplaats [verdachte]) zijn bestemd om op professionele en grootschalige wijze auto’s van diverse merken weg te nemen. [21]
- Bij de aanhouding van verdachten op 16 januari 2013 werden in de fiat Punto gereedschappen aangetroffen die kunnen dienen om auto’s te stelen (onder meer een slotentrekker, een lockpick set HU 92). [22] Op de in de auto aangetroffen laptop is onder meer op youtube gezocht op termen als: “how to steal a BMW” en “steal a car with chip”. [23]
- Met de slotentrekker die op 16 januari 2013 bij verdachten is aangetroffen zijn (in ieder geval) vier auto’s gestolen. Deze slotentrekker is hierna nog tweemaal in beslaggenomen, eenmaal bij [persoon 1] en eenmaal bij [verdachte] en [medeverdachte 2], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat gereedschap voor meerdere deelnemers aan de organisatie beschikbaar was. [24] [medeverdachte 2] verklaart dat “die andere twee” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] en [verdachte]) auto’s hebben gestolen met die slotentrekker. [25]
- Verdachten hebben onderling en met derden telefonische contacten, waarbij wordt gecommuniceerd over auto’s die zijn gezien en mogelijkheden om ze te stelen. [26]
- Op de telefoon van [medeverdachte 2] wordt gezocht naar (dure) BMW’s en wordt gezocht op termen als: “BMW lock decoder” en “sleutel reader” op websites als “turbodecoder.com” en “multipick-service.com”. [27] Met de telefoon van [medeverdachte 2] wordt gebeld met [bedrijf 2] waarbij wordt gevraagd naar (transponder)chips, een update (van vermoedelijk OBD-software), knipsleutels en een lockpick. [28] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] gebruik maakte van zijn toestel, dan wel dat hij in opdracht van [verdachte] belde. [29]
- Op diverse tijdens het opsporingsonderzoek in beslag genomen computers, in gebruik bij verdachten, is gezocht op auto’s, sleutelsmidgereedschappen en manieren om auto’s te stelen. [30]
Overige diefstallen/heling
Naast de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring in zaaksdossier 4 (inbraak [bedrijf 1]) leidt de rechtbank het oogmerk van het samenwerkingsverband op (gekwalificeerde) diefstallen en heling af uit de verklaring van [medeverdachte 2] over (het tapgesprek over) een camera waarmee [medeverdachte 1] aankwam om te verkopen, dit terwijl [medeverdachte 1] onvoldoende legale middelen heeft om over een dergelijke camera te beschikken, [31] alsmede op de bevindingen met betrekking tot de gestolen BMW M3, uiteindelijk aangetroffen in het [hotel 1] (zaaksdossier 2, hoofdstuk 21), waarin gestolen spullen werden aangetroffen die zijn terug te voeren op een bedrijfsinbraak in Waardenburg, alsmede de bevindingen omtrent het onder dat voertuig geplaatste baken, waaruit blijkt dat die auto in de buurt van dat bedrijf te Waardenburg is geweest rond het tijdstip van die inbraak. [32]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A:
onder 2 tenlastegelegde:
op 8 oktober 2013 te Amsterdam, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf, te weten het veroorzaken van een ontploffing, opzettelijk explosieven en detonatiedraad met slagpijpje, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
onder 3 tenlastegelegde:
op 27 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (gelegen aan perceel [adres 5]) heeft weggenomen kluizen en horloges en sieraden en geldbedragen (te weten (in totaal) 6835 euro en 15000 Thaise Bath), toebehorende aan [persoon 2] en [bedrijf 1], waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en valse sleutel, door:
- met een sleutel (waartoe hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren) een deur van
voornoemd pand te openen en
- vervolgens met kracht met een hard voorwerp, binnendeuren te forceren en open te breken
en
- met kracht met een hard voorwerp, voornoemde kluizen van de muren te drukken;
onder 4 subsidiair tenlastegelegde:
op 16 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk BMW, type X5, met kenteken [kenteken 1]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 5 tenlastegelegde:
op 29 mei 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk BMW, type M3, met chassisnummer [nummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 6 tenlastegelegde
hij omstreeks de periode van 18 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (merk BMW, type M3) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 7 tenlastegelegde:
in de periode 03 april 2013 tot en met 04 april 2013 te Amsterdam, opzettelijk heeft bereid en afgeleverd en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine;
onder 8 tenlastegelegde:
op 22 mei 2013 te Uithoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2800 hennepplanten.
De rechtbank acht verder, op grond van de bewijsmiddelen genoemd in Bijlage II, bijlage III ten aanzien van de medeverdachten alsmede in de voetnoten bij de bewijsoverwegingen inzake zaak A feit 1, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
in de periode van 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- plofkraken, en
- diefstallen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, en
- heling, en
- bewerken van MDMA en amfetamine, en
- in bezit hebben van hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 en 8 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft aangevoerd dat tot een lagere strafoplegging gekomen dient te worden dan wat de officier van justitie heeft gevorderd. De verdediging verzoekt bij bepaling van de strafmaat mee te wegen dat het oogmerk van de organisatie minder strafwaardig is omdat het vermogensdelicten betreffen en geen levensdelicten, wapens, georganiseerde drugssmokkel of mensenhandel. Daarbij heeft verdachte nauwelijks relevante documentatie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende bijna een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie, waarin winstgevende criminaliteit aan de orde van de dag was. Deze organisatie hield zich voornamelijk bezig met plofkraken en de diefstal van dure auto’s, maar pleegde bij gelegenheid ook andere strafbare feiten. Verdachte en zijn mededaders zagen criminaliteit als hun dagelijks werk. Verdachte heeft in die organisatie niet alleen een belangrijke organiserende rol gespeeld, maar zich ook persoonlijk aan ernstige strafbare feiten schuldig gemaakt.
Uit de onderlinge communicatie tussen de verdachten en uit de veelvuldige aanwezigheid van verdachte of sporen van zijn handelen bij afzonderlijke strafbare feiten blijkt dat hij, net als medeverdachte [medeverdachte 1], een voortrekkersrol in de organisatie heeft gespeeld. Verdachte speelde vaak een actieve rol bij de uitvoering van de misdrijven en stuurde ook anderen aan.
Plofkraken zijn grootschalige diefstallen waarbij PIN-automaten (en soms ook het bijbehorende bankgebouw, zoals is gebeurd in Rijsenhout) worden opgeblazen met gas of explosieven. De materiële schade die daarmee wordt veroorzaakt is groot, net als de gevaren die door de ontploffing in het leven worden geroepen. Voor betrokkenen en omwonenden kan een dergelijke roof en de ontploffing die daarmee gepaard gaat, een heftige en schokkende gebeurtenis zijn. De rechtbank rekent de verdachte zeer zwaar aan dat hij zich met deze uitermate brutale vorm van criminaliteit heeft ingelaten.
Daarnaast maakte de organisatie, maar ook verdachte persoonlijk, zich schuldig aan de diefstal en/of heling van dure auto’s. Ook daarbij zijn de bendeleden berekenend en planmatig te werk gegaan. Zij spraken onderling veelvuldig en met groot gemak over het stelen van auto’s. Uit de frequentie waarin de bendeleden met gestolen auto’s in de weer waren, uit de uitgebreide uitzet aan blanco sleutels, slotentrekkers en andere gereedschappen die bij hen zijn aangetroffen (ook bij verdachte) en uit de onderlinge communicatie tussen de verdachten blijkt dat zij het stelen en helen van dure auto’s kennelijk als een normaal onderdeel van hun dagelijks leven zijn gaan beschouwen.
In het onderzoek dat tot deze strafzaak heeft geleid zijn verdachte en andere bendeleden bovendien betrapt op een inbraak waarbij verdachte degene was die het pand inging en complete kluizen van de muur heeft gebroken. Verdachte heeft zich ook persoonlijk bezig gehouden met het bewerken en verhandelen van XTC en het bezit van een flinke hoeveelheid hennep. Ook dit zijn ernstige misdrijven waarbij de verdachten telkens gebruik hebben gemaakt van het tussen hen bestaande samenwerkingsverband.
De rechtbank kent bij het bepalen van de strafmaat veel gewicht toe aan verdachtes deelname aan de criminele organisatie, meer nog dan aan de individuele misdrijven waarvan is bewezen dat hij ze zelf heeft (mede)gepleegd. Binnen die organisatie was op ieder gewenst moment de mankracht, de kennis en de spullen voorhanden die een groot aantal zware misdrijven mogelijk hebben gemaakt. Het uitvoeren van een plofkraak, bijvoorbeeld, vereist vergaande planning en samenwerking en kan dus in beginsel alleen gepleegd worden door berekenende, planmatig werkende criminelen die zich kennelijk niets gelegen laten liggen aan de veiligheid en eigendommen van anderen. Het vormen van dit soort bendes moet adequaat bestraft worden. Die straf moet niet alleen de morele afkeuring uitdrukken die zo’n bende verdient, maar ook hoog genoeg zijn om een afschrikwekkende werking te hebben naar anderen die overwegen zich deze levensstijl aan te meten. De straf die de officier van justitie heeft gevorderd voldoet daartoe niet en de rechtbank zal daarom een zwaardere straf opleggen.
De rechtbank slaat voorts acht op de voortrekkersrol die verdachte in de organisatie speelde, op een veroordeling in 2011 wegens een (gelet op de toen opgelegde straf) ernstig drugsmisdrijf en op het feit dat hij geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen heeft getoond. Verdachte heeft zich in het onderzoek telkens op zijn zwijgrecht beroepen, heeft zich niet eens geïnteresseerd getoond in de vragen die de politie voor hem had en heeft zich uiteindelijk vlak voor de inhoudelijke terechtzitting onttrokken aan de voorwaarden waaronder zijn voorlopige hechtenis was geschorst. Hij heeft daarmee gezorgd dat de rechtbank geen enkel vertrouwen kan stellen in de nakoming door verdachte van eventueel bij een voorwaardelijk strafdeel te stellen voorwaarden. De rechtbank zal het voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de vrijheidsstraf beperken tot een deel dat groot genoeg moet zijn om verdachte ervan te weerhouden om na zijn vrijlating opnieuw het criminele pad op te gaan.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: nr. 6. 1 stk zak (4680528); nr 7. 1 stk plakband; kl: grijs; rol (4621963); nr. 8. 1 stk verpakkingsmateriaal TNT (4621988); nr. 9. 1 stk plakband; kl: grijs (4748375) op de beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het bewezen geachte is begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten nr. 1. 1 stk jas; kl: zwart (4621853); nr 2. 1 stk broek PRADA (4621862); nr. 3. 1 pr schoenen (4621864) nr. 4. 1 stk jas; kl: zwart (4621995); nr. 5. 1 pr schoenen LOUIS VUITTON (4621865) de teruggave dient te worden gelast aan de verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 46, 47, 57, 140, 157, 311 en 416, van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 4 primair en het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
Voorbereiden van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4, subsidiair, 5 en 6 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 7 primair bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het in zaak A onder 8 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
48 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
6. 1 stk zak (4680528) van detonatiedraad
7. 1 stk plakband; kl: grijs; rol (4621963)
8. 1 stk verpakkingsmateriaal TNT (4621988)
9. 1 stk plakband; kl: grijs (4748375)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. stk jas; kl: zwart (4621853)
2. 1 stk broek PRADA (4621862)
3. 1 pr schoenen (4621864)
4. 1 stk jas; kl: zwart (4621995)
5. 1 pr schoenen LOUIS VUITTON (4621865)
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2015.

Voetnoten

1.De bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring van aan medeverdachten tenlastegelegde feiten zijn eveneens aan dit vonnis gehecht: bijlage III
2.HR NJ 1998,225 en HR NJ 2003, 64
3.HR NJ 2000, 23
4.HR NJ 2008, 72
5.Bv. HR NJ 1998, 225
6.ZD 1 pag. 1518 en 1247-1248
7.ZD 1 pag. 1712 - 1730
8.Zie bv ZD 1, relaas IX-X; ZD 1 pag 990 – 1038 en ZD 1 pag. 1113 - 1162
9.ZD 1 pag. 1531 - 1545
10.ZD 2 hoofdstuk 16 pag. 133 en 169-170
11.ZD 1 pag. 1138
12.ZD 1 pag. 1181 – 1244; ZD 13 pag 351 - 365
13.ZD 12, relaas pag. I – IV; ZD 12 pag. 189 - 197
14.ZD 15, relaas pag. II-III; ZD 15 pag. 50-53 en de aanvulling hierop van 21 februari 2014 (nazending)
15.ZD 11 relaas pag. II-III en XXV; ZD 11 pag. 104 – 110 en ZD 11 pag. 166 - 169
16.ZD 1 pag. 14
17.ZD 1 pag. 28 - 31
18.ZD 1 pag. 1163 - 1168
19.ZD 1 pag. 1880 - 1896
20.ZD 1 pag. 1934 – 1936 en ZD 12 pag. 308
21.ZD 2 hoofdstuk 23 pag. 213 - 252
22.ZD 2 hoofdstuk 23 relaas pag. LVII en 23 0005-0010
23.ZD 1 pag. 14
24.ZD 2 hoofdstuk 5 pag. 115-118
25.ZD 1 pag. 1539
26.ZD 1 pag. 726- 755
27.ZD 1 pag. 756 - 759
28.ZD 1 pag. 994-995
29.ZD 1 pag. 1541 en 1542
30.ZD 1 pag. 1163-1168 (Computer [adres 1] igb [medeverdachte 2] en [verdachte]); ZD 1 pag. 1883 (Apple [adres 2]) ZD 1 pag. 1936 en 1952 (Acer laptop [adres 3] igb [medeverdachte 1]) en ZD 1 pag. 14 (laptop in Fiat Punto op 16 januari 2013)
31.ZD 5, pag. 9 en 144
32.ZD 10, pag. 1-10 (aangifte) Z10 pag. 20-21 (aantreffen goederen in auto) ZD 10 pag. 22-23 (gegevens peilbaken)