4.2Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank zal feit 1 als laatste bespreken.
Ten aanzien van zaak A, feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van explosieven in de kelderbox bij zijn woning. Het dossier bevat ook geen bewijs dat hij toegang had tot die kelderbox en dus de beschikkingsmacht over die explosieven had. Ook heeft de verdediging betoogd dat de explosieven nog andere doelen dan het voorbereiden van een ontploffing kunnen dienen. Zo zouden zij voor verkoop bestemd kunnen zijn of restanten kunnen zijn van eerdere plofkraken. De raadsman heeft erop gewezen dat het zoeken op internet naar informatie over plofkraken en het veelvuldige contact met de medeverdachten vooral plaatsvonden in de eerste helft van 2013, zodat niet vaststaat dat verdachte ook op 8 oktober 2013 nog een plofkraak aan het voorbereiden was.
De rechtbank overweegt dat de kelderbox waar de explosieven zijn gevonden, behoort bij de woning van verdachte en zijn gezin (moeder en broers). In die kelderbox lag een kniptang waarop een DNA-spoor van verdachte is aangetroffen. Ook is in die kelderbox een detonatiedraad aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het detonatiedraad dat is aangetroffen bij de plofkraken in Rijsenhout en in Hoofddorp (beide gepleegd in juni 2013). Bij die plofkraken zijn naast dat detonatiedraad ook DNA-sporen aangetroffen die met zeer hoge mate van waarschijnlijkheid toebehoorden aan medeverdachte [medeverdachte 1] respectievelijk verdachte zelf. Tegen verdachte bestaan ook andere aanwijzingen waaruit blijkt dat hij zich in het verleden met plofkraken heeft beziggehouden (deze aanwijzingen worden nader besproken in de bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde). Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte over de explosieven in de kelderbox kon beschikken en dat de bestemming van die explosieven was om daarmee een explosie te veroorzaken. Uit het zeer uitgebreide onderzoek in deze zaak is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen dat verdachte zich met de verkoop van dit soort spullen zou bezighouden en dat alternatieve scenario acht de rechtbank niet aannemelijk. Evenmin is aannemelijk dat verdachte deze spullen nog ‘over had’ van zijn verleden als plofkraker en daar verder niets meer mee van plan was; dat volgt al uit de aard van de spullen en de (al dan niet strafrechtelijke) risico’s die met de opslag van explosieven gepaard gaan. Dit zijn, anders gezegd, geen spullen die iemand zonder reden in zijn kelderbox laat liggen. Verdachte heeft ten slotte zelf geen verklaring afgelegd die op een alternatief scenario wijst. Verdachte wenste niet mee te werken aan enig verhoor.
Ten aanzien van zaak A, feit 4
Op 16 januari 2013 werd door de politie een verdachte situatie waargenomen waarbij een Fiat en een BMW met kenteken [kenteken 1] ’s nachts achter elkaar reden. Deze auto’s parkeerden vervolgens naast elkaar op een parkeerterrein en de achterbak van de Fiat werd geopend. De politie verloor de BMW uit het oog, maar de Fiat werd staande gehouden. In deze Fiat zaten verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2], bestuurder van de Fiat, heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] voornoemde BMW hadden geparkeerd op het Veenendaalplein waar deze BMW ook was aangetroffen. In de Fiat is een slotentrekker aangetroffen en uit onderzoek is gebleken dat deze slotentrekker is gebruikt bij de diefstal van deze BMW, gepleegd tussen 12 en 23 januari 2013. Op grond van het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat de criminele organisatie de BMW heeft gestolen, maar niet kan onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met andere leden van de criminele organisatie deze de auto heeft gestolen.
De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van de diefstal van de BMW met kenteken [kenteken 1], zodat verdachte van het primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde heling wel bewezen. Uit de verklaring van [medeverdachte 2], ondersteund door de bevindingen van de politie, volgt dat verdachte op 16 januari 2013 de BMW met kenteken [kenteken 1] samen met [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad. Niet gebleken is dat verdachte op een rechtmatige wijze aan de auto is gekomen. Verdachte zelf heeft geen verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de auto; verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. In de BMW ontbraken onder andere delen van de kunststof beplating van het dashboard, elektradraden hingen los en op de vloer lagen kunststof restanten. Bovendien ontbrak het slot van de bestuurdersportier. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat verdachte ermee bekend is dat de criminele organisatie zich bezighoudt met diefstallen van onder meer BMW’s, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de BMW een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van zaak A, feit 5
Verdachte heeft op 29 mei 2013 als bijrijder in een gestolen BMW M3 gereden, is uitgestapt bij een tankstation, heeft getankt en vervolgens deze tankbeurt betaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze auto dan ook voorhanden gehad. Nu het cilinderslot aan de bestuurderszijde was afgebroken, beschadigingen rondom het cilinderslot zaten, de sleutel baardloos was, de kunststofkappen aan de linkerkant van het dashboard los zaten, de bedrading los was en in de deurvakken divers gereedschap (schroevendraaiers en breekijzers) lag, kan het niet anders dan dat verdachte moet hebben geweten dat deze BMW van diefstal afkomstig was. Dit geldt temeer nu verdachte eerder betrokken is geweest bij een heling en ermee bekend is dat de criminele organisatie zich bezighoudt met diefstallen van onder meer BMW’s.
De raadsman heeft zich beroepen op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder andere 7 februari 1978 (NJ 1978, 661) en 30 oktober 2001 (NJ2002,128)) dat de omstandigheid dat aannemelijk is dat een verdachte een voorwerp heeft gestolen, in de weg staat aan bewezenverklaring van heling van datzelfde goed (de zogenaamde heler-steler-regel). Nu het volgens de raadsman aannemelijk is dat verdachte voornoemde BMW heeft gestolen kan hij niet worden veroordeeld voor de heling hiervan.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat verdachte zelf de BMW heeft gestolen. Doorslaggevend daarbij is dat geen van de gebruikte bewijsmiddelen de verdachte bij een wegnemingshandeling brengt. De BMW is ook reeds begin maart 2013 gestolen, dus meer dan 2 maanden voordat verdachte daarin is gezien.
Ten aanzien van zaak A, feit 6
In de nacht van 18 op 19 juni 2013 is een BMW M3 met kenteken [kenteken 3] gestolen. Op 19 en 20 juni 2013 is deze BMW, maar dan met kentekenplaten [kenteken 4], gezien in de Oosterdokparking. Er wordt geconstateerd dat het portierslot beschadigd is en dat het chassisnummer onder het voorraam zwart is gemaakt. In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van het [hotel 1] blijkt dat verdachte op 21 juni 2013 uit deze BMW, die inmiddels de kentekenplaten [kenteken 3] heeft, stapt. Op deze beelden is immers te zien dat iemand met een witte jas/trui de bestuurder is als de auto de parkeergarage in komt rijden en verdachte staat een paar minuten later samen met [medeverdachte 1], die een witte jas/trui aan heeft, bij de lift in deze parkeergarage. Daar komt bij dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met verdachte en [medeverdachte 1] de auto heeft opgehaald bij de Oosterdokparking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de BMW voorhanden heeft gehad.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist en ook niet kon weten dat deze auto van diefstal afkomstig was en overweegt daartoe als volgt. Op het moment dat verdachte, samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], de BMW ophaalde bij de Oosterdokparking, was het portierslot reeds beschadigd en was het chassisnummer onder het voorraam zwart gemaakt. Vervolgens heeft verdachte samen met de medeverdachten in deze BMW gereden. Zoals blijkt uit het dossier over de criminele organisatie (feit 1), betreffen het jongens die zich veelvuldig met diefstallen en heling van dure auto’s bezig houden. Zo hebben de (mede)verdachte(n) veelvuldig contact met elkaar over waggie’s, over spullen waarmee je auto’s kunt openbreken en worden deze spullen ook bij hen aangetroffen. Daar komt bij dat deze jongens niet het inkomen hebben om een BMW te kunnen bekostigen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande en gelet op de eerdere heling in vereniging (feiten 4 en 5) willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ook deze BMW, die nadien voorhanden was, van diefstal afkomstig was. Door toch in zo’n BMW te stappen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Voorts heeft de raadsman zich ook bij dit feit beroepen op de zogenaamde heler-steler-regel. Anders dan de raadsman acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk dat verdachte zelf deze BMW heeft gestolen. Verdachte heeft niet verklaard dat hij de BMW heeft gestolen noch blijkt dit uit de onderzoeksbevindingen.
Partiële vrijspraak
Er is geen rechtstreeks bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte wist of moest vermoeden dat de kentekenplaat van het kenteken [kenteken 3], jassen en autosleutels, en derhalve spullen van diefstal afkomstig, in de kofferbak lagen. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A, feit 8
De verdediging heeft aangevoerd dat niet door middel van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is vastgesteld dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. De rechtbank leidt dat echter af uit het proces-verbaal van de verbalisanten die de planten hebben beschreven als hennepplanten en de hun ambtshalve bekende geur van hennep hebben geroken. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij is aangehouden in een loods waar hennep lag en medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij weed ging knippen.
Ten aanzien van zaak A, feit 3 en feit 7
Ten aanzien van deze feiten is geen verweer gevoerd. De rechtbank volstaat daarom met een verwijzing naar de bewijsmiddelen (bijlage II).
Ten aanzien van zaak A, feit 1
Gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, ook die van de medeverdachten, alsmede op hetgeen hierna wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode van 1 november 2012 tot 8 oktober 2013 hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Hierbij verdient opmerking dat de rechtbank het verdachten kwalijk neemt deel te hebben uitgemaakt van dit misdadig samenwerkingsverband, terwijl zij het minder van belang acht op welke concrete misdrijven het opzet van elk van de verdachten was gericht. Voor deelneming aan een criminele organisatie is immers slechts vereist dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Het is niet vereist dat iedere deelnemer afzonderlijk opzet heeft gehad op alle door de organisatie beoogde concrete misdrijven.De bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, schetsen een beeld van een samenwerkingsverband tussen verdachten (en derden) waarin winstgevende criminaliteit, in welke vorm dan ook, aan de orde van de dag is. De tenlastegelegde en bewezenverklaarde overtredingen van de Opiumwet behoren naar het oordeel van de rechtbank dan ook mede tot het oogmerk van de organisatie, net als het plegen/voorbereiden van plofkraken, gekwalificeerde (auto-)diefstallen en heling. In dit verband wijst de rechtbank erop dat bij deelneming aan een criminele organisatie het feit dat het oogmerk is gericht op heling van goederen die de organisatie zelf beoogt te stelen, niet in de weg staat aan een veroordeling.Voorts heeft te gelden dat het oogmerk van de organisatie (vermogens)misdrijven betrof en niet het - daaruit voortvloeiende - witwassen van de daarmee gegenereerde gelden, zodat verdachten daarvan worden vrijgesproken. Het bewezenverklaarde witwassen door [medeverdachte 1] heeft ook buiten de organisatie om plaatsgevonden.
Deelneming aan de organisatie
Onder organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.Voor deelneming aan een organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat verdachte een aandeel moet hebben in, dan wel gedragingen moet ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Vastgesteld wordt dat het samenwerkingsverband tussen verdachten een zekere duurzaamheid heeft gekend. Gewezen wordt onder meer op het volgende:
- [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren elkaar en [verdachte] te kennen en met elkaar om te gaan.
- Verdachten worden sinds 23 december 2012 tot en met 21 juni 2013 met enige regelmaat samen gezien en/of aangehouden door de politie.
- Verdachten hebben gedurende maanden regelmatig contact met elkaar via de telefoon (ook ping/whatsapp).
- De bewijsmiddelen die voor de afzonderlijke bewezenverklaarde feiten in ieders zaak zijn gebruikt.
Bij de bespreking van het oogmerk van de organisatie worden voorbeelden gegeven van de bijdrage van verdachten aan de organisatie. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2]en meerdere tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] een aan [medeverdachte 1] en [verdachte] ondergeschikte rol vervulde binnen de organisatie. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat hij voor [medeverdachte 1] een camera moest verkopen, dat hij [verdachte] heeft geholpen tassen op te halen op de Spuistraat (ZD 4 inbraak [bedrijf 1]), dat hij [verdachte] heeft geholpen een tabletteermachine te dragen (ZD 7) dat hij de Mini had gehuurd waarin anderen ook reden (ZD 6), dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] wegbracht om auto’s te halen, waarbij het in 9 van de 10 keer om BMW’s ging (ZD 1 pag 1539), dat de meerbesproken slotentrekker en OBD-stekker van [verdachte] waren en dat hij in opdracht van [verdachte] gereedschappen bestelde die zijn bestemd om auto’s te stelen (ZD 1 pag. 1541). Verder blijkt uit zaaksdossier 2 hoofdstuk 16 dat [medeverdachte 1], na de achtervolging op 15 mei 2013 in een gestolen BMW 335, om 2.48 uur contact zoekt met [medeverdachte 2] waarna [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] komt ophalen in Woubrugge.Ten slotte wordt gewezen op communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], met name pings op 24 februari 2013, waarin [verdachte] aan [medeverdachte 1] laat weten “Ben geen koelie man of [man]
[opmerking rechtbank: [man] is [medeverdachte 2]]of zo” “jij moet veel leren wie je vrienden zijn of wie je slaven zijn heh gap ik ben je vriend niet je slaaf onthoudt dat”.
Plofkraken
Dat het voorbereiden dan wel het plegen van plofkraken tot het oogmerk van de organisatie behoorde leidt de rechtbank af uit het volgende.
- Zowel bij [medeverdachte 1] als bij [verdachte] zijn op 8 oktober 2013 goederen aangetroffen die kunnen dienen tot het begaan van plofkraken.
- DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op een stukje tape op het detonatiedraad dat is gebruikt bij een plofkraak in Rijsenhout op 29 juni 2013.
- DNA van [verdachte] is aangetroffen op tape rond een metalen staaf die is gebruikt bij een plofkraak in Hoofddorp op 7 juni 2013.
- DNA van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] is aangetroffen op een zogenaamde “Jammer” die is gevonden in de vluchtauto die is gebruikt bij een plofkraak in Leiden op 23 februari 2012.
- Uit onderzoek aan de harde schijf van de op 16 januari 2013 uit de Fiat Punto aangetroffen computer blijkt dat is gezocht naar youtubefilmpjes van plofkraken.
- Uit onderzoek van de op 16 januari 2013 in beslag genomen TomTom blijkt dat onder “recent location” het adres Markt te Panningen en als “description” SNS-bank Panningen staat vermeld. Verdachten zijn op 8 januari 2013 rond 04.00 uur gecontroleerd in Panningen. De rechtbank acht het, in het licht van de overige bewijsmiddelen, aannemelijk dat verdachten toen en daar een voorverkenning deden voor een te plegen plofkraak. Daarnaast is gezocht naar een ING-bank te Enschede en is de TomTom op de Wesseler-Nering te Enschede geweest, waar op 21 november 2012 een plofkraak op een geldautomaat van de ING-bank heeft plaatsgevonden.
- Op de op het [adres 1] in beslaggenomen computer, in gebruik bij zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] is gezocht naar filmpjes van ramkraken (waaronder: plofkraak Hoofddorp) en het kopen van explosieven.
- Op de computer die is aangetroffen aan de [adres 2] (verblijfplaats [medeverdachte 2]) is gezocht op berichtgeving over plofkraken in de periode van 8 december 2012 tot en met 2 juli 2013 (waaronder plofkraak Rijsenhout), alsmede op ‘semtex’ en ‘detonator’.
- Op de op de [adres 3] (verblijfplaats [medeverdachte 1]) in beslag genomen computer is veelvuldig gezocht naar plofkraken (waaronder zoekslagen naar de plofkraken in Rijsenhout en Hoofddorp enkele uren nadat die waren gepleegd), alsmede op ‘semtex explosive’, ‘how to detonate semtex 10’, ‘acetyleen’ en ’petnexplosive’; daarnaast is op deze computer aangetroffen een ‘innovation design manufacture for all ATM’s’.
Gekwalificeerde diefstallen/heling auto’s
Naast de bewijsmiddelen die in de bewezenverklaring van afzonderlijke hoofdstukken van zaaksdossier 2 zijn gebezigd wijst de rechtbank nog op het volgende ter staving van het oogmerk van de organisatie op het stelen en helen van auto’s:
- Veel goederen die zijn aangetroffen aan de [adres 3] en in de box van de [adres 4] (verblijfplaatsen [medeverdachte 1]) en de [adres verdachte] (verblijfplaats [verdachte]) zijn bestemd om op professionele en grootschalige wijze auto’s van diverse merken weg te nemen.
- Bij de aanhouding van verdachten op 16 januari 2013 werden in de fiat Punto gereedschappen aangetroffen die kunnen dienen om auto’s te stelen (onder meer een slotentrekker, een lockpick set HU 92).Op de in de auto aangetroffen laptop is onder meer op youtube gezocht op termen als: “how to steal a BMW” en “steal a car with chip”.
- Met de slotentrekker die op 16 januari 2013 bij verdachten is aangetroffen zijn (in ieder geval) vier auto’s gestolen. Deze slotentrekker is hierna nog tweemaal in beslaggenomen, eenmaal bij [persoon 1] en eenmaal bij [verdachte] en [medeverdachte 2], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat gereedschap voor meerdere deelnemers aan de organisatie beschikbaar was.[medeverdachte 2] verklaart dat “die andere twee” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] en [verdachte]) auto’s hebben gestolen met die slotentrekker.
- Verdachten hebben onderling en met derden telefonische contacten, waarbij wordt gecommuniceerd over auto’s die zijn gezien en mogelijkheden om ze te stelen.
- Op de telefoon van [medeverdachte 2] wordt gezocht naar (dure) BMW’s en wordt gezocht op termen als: “BMW lock decoder” en “sleutel reader” op websites als “turbodecoder.com” en “multipick-service.com”.Met de telefoon van [medeverdachte 2] wordt gebeld met [bedrijf 2] waarbij wordt gevraagd naar (transponder)chips, een update (van vermoedelijk OBD-software), knipsleutels en een lockpick.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] gebruik maakte van zijn toestel, dan wel dat hij in opdracht van [verdachte] belde.
- Op diverse tijdens het opsporingsonderzoek in beslag genomen computers, in gebruik bij verdachten, is gezocht op auto’s, sleutelsmidgereedschappen en manieren om auto’s te stelen.
Overige diefstallen/heling
Naast de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring in zaaksdossier 4 (inbraak [bedrijf 1]) leidt de rechtbank het oogmerk van het samenwerkingsverband op (gekwalificeerde) diefstallen en heling af uit de verklaring van [medeverdachte 2] over (het tapgesprek over) een camera waarmee [medeverdachte 1] aankwam om te verkopen, dit terwijl [medeverdachte 1] onvoldoende legale middelen heeft om over een dergelijke camera te beschikken,alsmede op de bevindingen met betrekking tot de gestolen BMW M3, uiteindelijk aangetroffen in het [hotel 1] (zaaksdossier 2, hoofdstuk 21), waarin gestolen spullen werden aangetroffen die zijn terug te voeren op een bedrijfsinbraak in Waardenburg, alsmede de bevindingen omtrent het onder dat voertuig geplaatste baken, waaruit blijkt dat die auto in de buurt van dat bedrijf te Waardenburg is geweest rond het tijdstip van die inbraak.