ECLI:NL:RBAMS:2015:1114

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13-665071-13 en 13-674246-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met plofkraken, diefstal en witwassen

Op 20 februari 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie. De organisatie had als doel het plegen van plofkraken, diefstal van auto’s, heling en overtredingen van de Opiumwet. De verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld binnen deze organisatie en heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, het voorbereiden van plofkraken, diefstal en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013 betrokken was bij deze criminele activiteiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en een meldplicht. De hoge straf is mede bedoeld als waarschuwing voor anderen om niet te kiezen voor een crimineel leven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665071-13 (A) en 13/674246-14 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 20 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres
[adres, te plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 2, 3, 5 en 6 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat en na wijziging op de zitting in zaak B – de volgende feiten ten laste gelegd:
Ten aanzien van zaak A:
feit 1: deelname aan een criminele organisatie die ten doel heeft:
- voorbereiden en/of plegen van plofkraken;
- diefstal;
- heling;
- handel in MDMA en amfetamine;
- het voorhanden hebben van hennep;
- witwassen;
in de periode 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013
feit 2: medeplegen van het voorbereiden van plofkraken op 8 oktober 2013 te Amsterdam en/of Apeldoorn;
feit 3: medeplegen van poging tot doodslag/zware mishandeling, subsidiair bedreiging van twee agenten op 3 januari 2013 te Amsterdam;
feit 4: medeplegen van een inbraak in een bedrijf ([bedrijf 1]) op 27 januari 2013 te Amsterdam;
feit 5: medeplegen van diefstal in de periode 12 januari 2013 tot en met 16 januari 2013 te Amstelveen en subsidiair heling in de periode 12 januari 2013 tot en met 24 januari 2013 te Amstelveen en/of Amsterdam, van een BMW, type X5, met kenteken [kenteken 1];
feit 6: medeplegen van diefstal subsidiair heling van een BMW, type M3, met kenteken [kenteken 2] in de periode 18 maart 2013 tot en met 19 maart 2013 te Assendelft en/of Diemen;
feit 7: medeplegen van heling van een BMW, type M3, met kenteken [kenteken 3], in de periode van 18 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te Diemen en/of Amsterdam;
feit 8 medeplegen van heling van een BMW, type 335i, met kenteken [kenteken 4], in de periode van 11 mei 2013 tot en met 16 mei 2013 te Amsterdam en/of Prinsenbeek, en/of Woubrugge;
feit 9: medeplegen van het voorhanden hebben van 2800 hennepplanten op 22 mei 2013 te Uithoorn;
feit 10: gevaarlijk verkeersgedrag op 3 januari 2013 te Amsterdam en op 15 mei 2013 te Prinsenbeek en/of Rotterdam en/of Delft.
Ten aanzien van zaak B:
Witwassen van € 35.470,04 en € 46.440,53 in de periode 1 januari 2009 tot en met 8 oktober 2013 te
Amsterdam en/of Apeldoorn.
De tekst van de gehele tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank zal feit 1 als laatste bespreken.
Ten aanzien van zaak A, feit 2
Ten aanzien van dit feit heeft verdachte verklaard dat de aangetroffen gasflessen bedoeld waren om mee te lassen en dat de aangetroffen spullen niet bedoeld waren om plofkraken mee te plegen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte vanaf januari 2013 tot en met het aantreffen van de in de tenlastelegging genoemde spullen op 8 oktober 2013, niet op internet heeft gezocht naar plofkraken. Vanaf juni 2013 heeft hij vrijwel alle contacten verbroken met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en in de tweede helft van 2013 zijn ook geen strafbare feiten meer geconstateerd. Er is dus geen bewijs dat verdachte op of na 8 oktober 2013 een plofkraak zou willen plegen. Ook heeft de verdediging gewezen op mogelijke alternatieve scenario’s: de aangetroffen spullen zouden in een eerdere periode voor een plofkraak gebruikt kunnen zijn of zouden voor een ander dan verdachte bedoeld kunnen zijn.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de gasflessen, lansen en taser die op 8 oktober 2013 in zijn woningen zijn aangetroffen, aanwezig had ter voorbereiding van een plofkraak. Allereerst betreft het goederen die in onderling verband bezien geschikt zijn voor het plegen van een plofkraak. In diverse processen-verbaal is door politiemensen met verstand van zaken beschreven hoe met de aangetroffen goederen een PIN-automaat kan worden opgeblazen. De rechtbank kan deze uitleg goed volgen en de aangetroffen spullen kunnen inderdaad voor dat doel worden gebruikt. Met name van belang is daarbij de aangetroffen ‘lans’ (stukje aluminium buis) die was omwikkeld met tape en waaraan een stroomdraad was bevestigd, met daar weer aan verbonden een taser. Door de politie is beschreven dat deze constructie vermoedelijk bedoeld is om in de uitgiftemond van een PIN-automaat te steken nadat men die vol heeft laten stromen met gas, waarna door het activeren van de taser via de stroomdraad het gas in de PIN-automaat tot ontploffing kan worden gebracht. Verdachte had in zijn kelderbox naast de genoemde lans-taser-constructie twee gasflessen liggen die precies in deze werkwijze passen.
De rechtbank gelooft niet dat de gasflessen bedoeld zouden zijn om mee te lassen. De combinatie van gasflessen en de opvallende constructie van taser, draad en lans sluit immers naadloos aan bij de door de politie beschreven, zeer specifieke werkwijze bij plofkraken. Een andere logische verklaring voor met name de aangetroffen taser/draad/lans-constructie valt niet te bedenken. Verdachte, die daar door de rechtbank verschillende malen met nadruk naar is gevraagd, heeft voor die constructie ook geen enkele verklaring gegeven. Dat is veelzeggend, omdat verdachte wel heeft verklaard dat deze spullen van hem zijn en hij met deze opmerkelijke constructie toch een bedoeling moet hebben gehad, die hij echter kennelijk niet wil onthullen. Dat sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de door de politie beschreven kennelijke bestemming van de goederen inderdaad de juiste is.
Het voorgaande ook nog eens beziend in het licht van de opmerkelijke interesse van de verdachte voor plofkraken (waar hij veelvuldig op internet naar heeft gezocht en gekeken) en de bij eerdere plofkraken aangetroffen DNA-sporen van verdachte, acht de rechtbank de tenlastegelegde bestemming van de goederen bewezen.
Voor wat betreft de vraag of verdachte ook op de tenlastegelegde datum (nog) het plan had een plofkraak te gaan plegen, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de gasflessen ‘nog had liggen’ en ze ‘al een heel lang tijdje had’. Ter terechtzitting heeft hij echter verklaard dat hij de gasflessen ongeveer twee maanden voor 8 oktober 2013 via marktplaats.nl in Utrecht heeft gekocht. Geen van beide verklaringen acht de rechtbank erg geloofwaardig, aangezien bij de gasflessen een aankoopnota is aangetroffen waaruit blijkt dat deze gasflessen op 12 augustus 2013 zijn gekocht in een winkel in Antwerpen. Wat daarvan ook zij, duidelijk is dat verdachte de flessen niet ‘nog had liggen’, maar dat hij ze in augustus 2013 (of later) ergens heeft aangeschaft. De beide door de verdediging voorgestelde alternatieve scenario’s worden daardoor uitgesloten. Zoals hiervoor al uiteen is gezet, had die aanschaf ten doel een plofkraak voor te bereiden. Nu verdachte de spullen ook op 8 oktober 2013 nog bewaarde, is de conclusie gerechtvaardigd dat het voornemen een plofkraak te plegen op die dag nog (in meer of minder concrete vorm) bij verdachte aanwezig was.
Ten aanzien van zaak A, feit 3
Op 3 januari 2013 is verdachte als bestuurder van een Mini tot stoppen gedwongen doordat de politie de Mini heeft klemgereden door politieauto’s voor en achter de Mini te plaatsen. Verbalisant [verbalisant 1] is naar het bestuurdersportier gelopen en heeft geprobeerd om via het bestuurdersraam contact met verdachte te maken. Verbalisant [verbalisant 2] is rechts voor de Mini gaan staan. Verdachte wilde niet in gesprek met verbalisant [verbalisant 1], heeft zijn stuur naar links gedraaid, flink gas gegeven en is met spinnende banden met een bocht naar links - om de politieauto die voor de Mini stond heen - weggereden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij zich in de rijroute van de Mini bevonden toen de Mini wegreed en dat zij achteruit moesten springen om niet te worden geraakt. Verbalisant [verbalisant 1] bevestigt de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] dat verbalisant [verbalisant 2] op het moment van wegrijden voor de Mini stond en moest wegspringen om niet aangereden te worden. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat hij door de draai naar links bijna door het linker achterwiel van de Mini werd overreden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de poging zware mishandeling niet bewezen. Zoals ook de officier heeft gesteld, zijn er geen aanwijzingen dat verdachte de bedoeling had de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (of zelfs te doden). Verdachte ging er blijkens zijn eigen verklaring vanuit dat hij zo’n goede bestuurder was dat hij weg kon komen zonder iemand te raken. Dat zijn bedoeling was om weg te komen, blijkt ook uit zijn rijgedrag. Voor zover er door het rijgedrag van verdachte sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij verbalisanten, zijn er geen aanknopingspunten dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Het voorgaande betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De subsidiair ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank wel bewezen. Het is kennelijk de bedoeling van verdachte geweest om weg te komen en het is zijn opzet geweest de agenten te doen terugdeinzen om niet aangereden te worden. Het is volkomen begrijpelijk dat verbalisanten voor hun leven en lichaam vreesden toen verdachte met spinnende banden op hun af kwam rijden, zoals ook verdachte heeft onderkend.
Ten aanzien van zaak A, feit 4
De rechtbank overweegt dat uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 27 januari 2013 tussen 19.00 uur en 22.00 uur heeft ingebroken bij de [bedrijf 1] en dat hij onder andere twee kluizen heeft weggenomen. De rechtbank overweegt verder dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte op voornoemde dag en tijdstip in het pand van de [bedrijf 1] is geweest. Dit is echter niet vereist om toch tot medeplegen van de inbraak te kunnen komen. Gezien de regisserende rol van verdachte op de achtergrond zoals blijkt uit de tapgesprekken van 27 januari 2013, waarin hij tegen [medeverdachte 1] zegt: “Kom..kom”, “Pak die dinges met die...” en dat verdachte de telefoon van [medeverdachte 1], terwijl deze op dat moment uitpeilt in de buurt van de [bedrijf 1], een aantal keer overneemt dan wel opneemt om met [medeverdachte 2] te kunnen spreken die hulp nodig heeft bij het tillen van een kluis, kan van een bewuste en nauwe samenwerking en dus van medeplegen worden gesproken.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij die avond niet in de buurt was van de [bedrijf 1], ongeloofwaardig, nu hij wel weet dat hij in de buurt was van de Spuistraat en met wie, maar niet meer weet waar (in welke horecagelegenheid) hij precies was. Dit geldt temeer nu medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] voor het pand van de [bedrijf 1] stond. Nu dit deel van [medeverdachte 1] verklaring strookt met de bewijsmiddelen, ziet de rechtbank in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding hieraan twijfelen.
De verdediging heeft ter zitting een voorwaardelijk verzoek gedaan om [persoon 1] en [persoon 2] (alsnog) als getuigen te horen, ter onderbouwing van de ter zitting afgelegde verklaring van [persoon 3]. Nu de diefstal van de sleutel van de [bedrijf 1] niet voor het bewijs wordt gebruikt, kan in het midden blijven of [persoon 3] (de vriendin van verdachte) dan wel [persoon 1] (de vriendin van [medeverdachte 2]) deze sleutel heeft weggepakt. Het voorgaande brengt met zich dat het voorwaardelijk verzoek bij gebrek aan noodzaak wordt afgewezen.
Ten aanzien van zaak A, feit 5
Op 16 januari 2013 werd door de politie een verdachte situatie waargenomen waarbij een Fiat en een BMW met kenteken [kenteken 1] ’s nachts achter elkaar reden. Deze auto’s parkeerden vervolgens naast elkaar op een parkeerterrein en de achterbak van de Fiat werd geopend. De politie verloor de BMW uit het oog, maar de Fiat werd staande gehouden. In deze Fiat zaten verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1], bestuurder van de Fiat, heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 2] voornoemde BMW hadden geparkeerd op het Veenendaalplein waar deze BMW ook was aangetroffen. In de Fiat is een slotentrekker aangetroffen en uit onderzoek is gebleken dat deze slotentrekker is gebruikt bij de diefstal van deze BMW, gepleegd tussen 12 en 23 januari 2013. Op grond van het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat de criminele organisatie de BMW heeft gestolen, maar niet kan onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met andere leden van de criminele organisatie deze auto heeft gestolen.
De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van de diefstal van de BMW met kenteken [kenteken 1], zodat verdachte van het primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde heling wel bewezen. Uit de verklaring van [medeverdachte 1], ondersteund door de bevindingen van de politie, volgt dat verdachte op 16 januari 2013 de BMW met kenteken [kenteken 1] samen met [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad. Niet gebleken is dat verdachte op een rechtmatige wijze aan de auto is gekomen. Verdachte zelf heeft geen verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de auto; verdachte heeft zich eerst beroepen op zijn zwijgrecht en heeft later verklaard dat hij niet in de BMW heeft gereden. In de BMW ontbraken onder andere delen van de kunststof beplating van het dashboard, elektradraden hingen los en op de vloer lagen kunststof restanten. Bovendien ontbrak het slot van de bestuurdersportier. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat verdachte ermee bekend is dat de criminele organisatie zich bezighoudt met diefstallen van onder meer BMW’s, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de BMW een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van zaak A, feit 6
Tussen 18 maart 2013 om 18.00 uur en 19 maart 2013 om 8.30 uur is een BMW met kenteken [kenteken 2] van [persoon 4] gestolen.
De rechtbank overweegt dat uit onderzoek van de telecommunicatie blijkt dat verdachte op 18 maart 2013 om 23.47 uur pingcontact had met ene [naam 1]
(opmerking rechtbank: [naam 1] is [persoon 5]), waarin ze spreken over een ‘wiel zoeken’. Op 19 maart 2013 troffen politieambtenaren op de kruising Platanenstede/Esstede te Diemen de BMW, voorzien van kenteken [kenteken 2], aan. Deze BMW werd diezelfde dag om 14.30 uur door een politiekraan afgesleept.
Naar aanleiding van een technische actie op de gsm van verdachte is gebleken dat verdachte op 19 maart 2013 om 20.04 uur uitpeilde op de Sniep in Diemen, niet ver van de buurt waar voornoemde BMW is aangetroffen. Verdachte heeft om 20.05 uur een pingbericht naar [naam 1] gestuurd met de tekst: ”Diekk ding is loesoe, wordt kk froess”. [naam 1] heeft vervolgens geantwoord: “nee, nee, neeee” en ”Ik heb never gezien waar je het heb gezet”, waarop verdachte heeft geantwoord: ”of [naam 2] heeft hem meegenomen”.
Op 21 maart 2013 heeft verdachte wederom ping-contact met [naam 1] gehad, waarbij verdachte tegen [naam 1] heeft gezegd dat hij het nieuws van 19 maart 2013 op RTV NH moest kijken. [naam 1] heeft vervolgens gezegd dat hij hem nog niet heeft. Uit onderzoek van de politie op de internetsite www.rtvnh.nl is gebleken dat in de nieuwsuitzending van 19 maart 2013 een item is waarin een interview wordt afgenomen met [persoon 4], waarin hij verteld over de diefstal van zijn BMW.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank - anders dan de raadsman - van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde, het medeplegen van de diefstal van de BMW, bewezen kan worden verklaard.
Partiële vrijspraak van braak
Er is geen rechtstreeks bewijs voorhanden, waaruit blijkt hoe de auto is weggenomen en of dit door middel van braak of verbreking is geweest. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak B
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - gewoontewitwassen van geldbedragen van in totaal € 35.470,04 en € 46.440,53 in de periode 1 januari 2009 tot en met 8 oktober 2013.
Onderzoek 13Kaabong 1 januari 2009 tot 10 juli 2012
Uit het rapport kasopstelling volgt dat verdachte in de periode 1 januari 2009 tot 10 juli 2012 € 35.470,04 aan contante uitgaven heeft gedaan die niet uit legale bron kunnen worden verklaard. Het geld is onder meer uitgegeven aan merkkleding, dure schoenen, benzine, een auto en autoaccessoires. Bij de belastingdienst zijn over deze periode geen inkomsten uit arbeid of uitkering bekend. [1]
Verdachte heeft, voor het eerst op zitting, verklaard dat hij deze uitgaven heeft betaald van de drie schadevergoedingen die hij heeft gekregen van justitie voor onterechte detentie en van het ‘zwart’ sleutelen aan auto’s. Daarnaast zou hij kleding van anderen hebben gekregen en zouden anderen ook goederen voor hem hebben betaald.
Uit de kasopstelling en de bevindingen ten aanzien van het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte blijkt dat bij de kasopstelling de schadevergoedingen die verdachte van justitie heeft ontvangen zijn meegenomen. [2] Rekening houdend met deze schadevergoedingen resteren onverklaarbare uitgaven ter hoogte van een bedrag van € 35.470,04.
Verdachte heeft zijn verklaring dat anderen hem kleding hebben gegeven en goederen voor hem hebben betaald, ook na daartoe te zijn gevraagd, niet geconcretiseerd. Verdachte wil geen namen noemen. Hetzelfde geldt voor zijn verklaring dat hij ‘zwart’ geld heeft verdiend met het sleutelen aan auto’s. Zijn verklaringen zijn dan ook niet verifieerbaar. De rechtbank acht het bovendien hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte zoveel geld heeft verdiend met het sleutelen aan auto’s en dat anderen zoveel voor hem hebben betaald.
Gezien het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat verdachte zich de afgelopen jaren veelvuldig heeft bezig gehouden met misdrijven, kan het niet anders dan dat het geldbedrag van € 35.470,04 uit misdrijf afkomstig is.
De raadsman heeft verzocht de hoogte van het bedrag te matigen op basis van de verklaringen van verdachte. De raadsman heeft dit verweer niet nader onderbouwd. Voor zover de raadsman hiermee - naast het bovenstaande - heeft bedoeld aan te voeren dat de bedragen moeten worden gevolgd die verdachte bij het politieverhoor heeft genoemd ten aanzien van de uitgaven, volgt de rechtbank de raadsman niet. In de eindberekening van de kasopstelling is ten aanzien van verschillende uitgaven de verklaring van verdachte gevolgd over de hoogte van de uitgave. Ten aanzien van een aantal uitgaven is dit niet gebeurd omdat de verklaring van verdachte niet aannemelijk wordt geacht. In de kasopstelling is uitgebreid onderbouwd waarom de verklaring van verdachte niet aannemelijk wordt geacht. De rechtbank sluit zich bij deze onderbouwing aan.
Onderzoek Trireem 10 juli 2012 tot en met 8 oktober 2013
Uit het rapport kasopstelling (eerste aanvulling 18 november 2014) volgt dat verdachte in de periode 10 juli 2012 tot en met 8 oktober 2013 € 46.440,53 aan contante uitgaven heeft gedaan die niet uit legale bron kunnen worden verklaard. Het geld is uitgegeven aan huurauto’s, bekeuringen, merkkleding, dure schoenen, woninghuur, meubilair en babybenodigdheden. Bij de belastingdienst zijn ook over deze periode geen inkomsten uit arbeid of uitkering bekend. [3]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de post babybenodigdheden van € 2.219,75 in mindering moet worden gebracht op voornoemd bedrag. Verdachte heeft op zitting verklaard dat de familie van [persoon 3] (zijn vriendin) deze goederen heeft betaald, dat hij en [persoon 3] de drie aankoopbewijzen van € 599,00, € 1227,80 en € 393,95 in huis hadden zodat de goederen zonodig geruild konden worden en dat ze de goederen van de aankopen niet in een keer, maar beetje bij beetje hebben gekregen, hoogst onwaarschijnlijk. Anders dan de raadsman heeft betoogd, zat verdachte op de data dat de aankopen zijn gedaan, ook niet vast.
De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn betoog dat de berekende kosten voor huurauto’s van
€ 28.398,16 moeten worden gematigd. De verklaring van verdachte dat hij de auto’s slechts heeft gehuurd als katvanger voor vrienden en dat deze vrienden de huur van veel auto’s aan hem hebben betaald waarna hij de huur weer aan de verhuurder heeft betaald, is niet geconcretiseerd en daarmee niet verifieerbaar. Verdachte wilde de namen van deze vrienden niet noemen. In het computersysteem van het administratiekantoor van het verhuurbedrijf staat vermeld dat verdachte over de periode 6 augustus 2012 tot en met 31 december 2012 € 37.542,92 heeft uitgegeven bij het verhuurbedrijf aan huurauto’s. De raadsman is niet met concrete aanwijzingen gekomen waarom dit bedrag niet zou kloppen. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van dit huurbedrag. Van dit bedrag is in de kasopstelling vervolgens
€ 9.000,- afgetrokken (het bedrag dat volgens verdachte nog bij het verhuurbedrijf openstaat) alsmede twee kleine bankbetalingen, wat heeft geleid tot het uiteindelijke bedrag van € 28.398,16 aan contante uitgaven aan huurauto’s die niet uit legale bron kunnen worden verklaard. De rechtbank acht dit bedrag voldoende onderbouwd.
Nu verdachte ten aanzien van de overige posten ook geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd, gaat de rechtbank uit van het in de kasopstelling onderbouwde bedrag van € 46.440,53 dat als afkomstig uit misdrijf moet worden aangemerkt. Bij het ontbreken van een dergelijke verklaring kan het niet anders zijn dan dat dit bedrag uit misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van zaak A, feiten 7 tot en met 10
Verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd. De rechtbank volstaat daarom met een verwijzing naar de bewijsmiddelen (bijlage II).
Ten aanzien van zaak A, feit 1
Gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, ook die van de medeverdachten [4] , alsmede op hetgeen hierna wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de periode van 1 november 2012 tot 8 oktober 2013 hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Hierbij verdient opmerking dat de rechtbank het verdachten kwalijk neemt deel te hebben uitgemaakt van dit misdadig samenwerkingsverband, terwijl zij het minder van belang acht op welke concrete misdrijven het opzet van elk van de verdachten was gericht. Voor deelneming aan een criminele organisatie is immers slechts vereist dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Het is niet vereist dat iedere deelnemer afzonderlijk opzet heeft gehad op alle door de organisatie beoogde concrete misdrijven. [5] De bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, schetsen een beeld van een samenwerkingsverband tussen verdachten (en derden) waarin winstgevende criminaliteit, in welke vorm dan ook, aan de orde van de dag is. De tenlastegelegde en bewezenverklaarde overtredingen van de Opiumwet behoren naar het oordeel van de rechtbank dan ook mede tot het oogmerk van de organisatie, net als het plegen/voorbereiden van plofkraken, gekwalificeerde (auto-)diefstallen en heling. In dit verband wijst de rechtbank erop dat bij deelneming aan een criminele organisatie het feit dat het oogmerk is gericht op heling van goederen die de organisatie zelf beoogt te stelen, niet in de weg staat aan een veroordeling. [6] Voorts heeft te gelden dat het oogmerk van de organisatie (vermogens)misdrijven betrof en niet het - daaruit voortvloeiende - witwassen van de daarmee gegenereerde gelden, zodat verdachten daarvan worden vrijgesproken. Het bewezenverklaarde witwassen door [verdachte] heeft ook buiten de organisatie om plaatsgevonden.
Deelneming aan de organisatie
Onder organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. [7] Voor deelneming aan een organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat verdachte een aandeel moet hebben in, dan wel gedragingen moet ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [8]
Vastgesteld wordt dat het samenwerkingsverband tussen verdachten een zekere duurzaamheid heeft gekend. Gewezen wordt onder meer op het volgende:
- [medeverdachte 1] en [verdachte] verklaren elkaar en [medeverdachte 2] te kennen en met elkaar om te gaan. [9]
- Verdachten worden sinds 23 december 2012 tot en met 21 juni 2013 met enige regelmaat samen gezien en/of aangehouden door de politie. [10]
- Verdachten hebben gedurende maanden regelmatig contact met elkaar via de telefoon (ook ping/whatsapp). [11]
- De bewijsmiddelen die voor de afzonderlijke bewezenverklaarde feiten in ieders zaak zijn gebruikt.
Bij de bespreking van het oogmerk van de organisatie worden voorbeelden gegeven van de bijdrage van verdachten aan de organisatie. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] [12] en meerdere tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] een aan [verdachte] en [medeverdachte 2] ondergeschikte rol vervulde binnen de organisatie. Zo verklaart [medeverdachte 1] dat hij voor [verdachte] een camera moest verkopen, dat hij [medeverdachte 2] heeft geholpen tassen op te halen op de Spuistraat (ZD 4 inbraak [bedrijf 1]), dat hij [medeverdachte 2] heeft geholpen een tabletteermachine te dragen (ZD 7) dat hij de Mini had gehuurd waarin anderen ook reden (ZD 6), dat hij [medeverdachte 2] en [verdachte] wegbracht om auto’s te halen, waarbij het in 9 van de 10 keer om BMW’s ging (ZD 1 pag 1539), dat de meerbesproken slotentrekker en OBD-stekker van [medeverdachte 2] waren en dat hij in opdracht van [medeverdachte 2] gereedschappen bestelde die zijn bestemd om auto’s te stelen (ZD 1 pag. 1541). Verder blijkt uit zaaksdossier 2 hoofdstuk 16 dat [verdachte], na de achtervolging op 15 mei 2013 in een gestolen BMW 335, omstreeks 2.48 uur contact zoekt met [medeverdachte 1] waarna [medeverdachte 1] [verdachte] komt ophalen in Woubrugge. [13] Ten slotte wordt gewezen op communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 2], met name pings op 24 februari 2013 [14] , waarin [medeverdachte 2] aan [verdachte] laat weten “Ben geen koelie man of def jg
[opmerking rechtbank: def of deftig is [medeverdachte 1]]of zo” “jij moet veel leren wie je vrienden zijn of wie je slaven zijn heh gap ik ben je vriend niet je slaaf onthoudt dat”.
Plofkraken
Dat het voorbereiden dan wel het plegen van plofkraken tot het oogmerk van de organisatie behoorde leidt de rechtbank af uit het volgende.
- Zowel bij [verdachte] als bij [medeverdachte 2] zijn op 8 oktober 2013 goederen aangetroffen die kunnen dienen tot het begaan van plofkraken. [15]
- DNA van [verdachte] is aangetroffen op een stukje tape op het detonatiedraad dat is gebruikt bij een plofkraak in Rijsenhout op 29 juni 2013. [16]
- DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen op tape rond een metalen staaf die is gebruikt bij een plofkraak in Hoofddorp op 7 juni 2013. [17]
- DNA van zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] is aangetroffen op een zogenaamde “Jammer” die is gevonden in de vluchtauto die is gebruikt bij een plofkraak in Leiden op 23 februari 2012. [18]
- Uit onderzoek aan de harde schijf van de op 16 januari 2013 uit de Fiat Punto aangetroffen computer blijkt dat is gezocht naar youtubefilmpjes van plofkraken. [19]
- Uit onderzoek van de op 16 januari 2013 in beslag genomen TomTom blijkt dat onder “recent location” het adres Markt te Panningen en als “description” SNS-bank Panningen staat vermeld. Verdachten zijn op 8 januari 2013 rond 04.00 uur gecontroleerd in Panningen. De rechtbank acht het, in het licht van de overige bewijsmiddelen, aannemelijk dat verdachten toen en daar een voorverkenning deden voor een te plegen plofkraak. Daarnaast is gezocht naar een ING-bank te Enschede en is de TomTom op de Wesseler-Nering te Enschede geweest, waar op 21 november 2012 een plofkraak op een geldautomaat van de ING-bank heeft plaatsgevonden. [20]
- Op de op het [adres 1] in beslaggenomen computer, in gebruik bij zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2], is gezocht naar filmpjes van ramkraken (waaronder: plofkraak Hoofddorp) en het kopen van explosieven. [21]
- Op de computer die is aangetroffen aan de [adres 2] (verblijfplaats [medeverdachte 1]) is gezocht op berichtgeving over plofkraken in de periode van 8 december 2012 tot en met 2 juli 2013 (waaronder plofkraak Rijsenhout), alsmede op ‘semtex’ en ‘detonator’. [22]
- Op de op de [adres verdachte] (verblijfplaats [verdachte]) in beslag genomen computer is veelvuldig gezocht naar plofkraken (waaronder zoekslagen naar de plofkraken in Rijsenhout en Hoofddorp enkele uren nadat die waren gepleegd), alsmede op ‘semtex explosive’, ‘how to detonate semtex 10’, ‘acetyleen’ en ’petnexplosive’; daarnaast is op deze computer aangetroffen een ‘innovation design manufacture for all ATM’s’. [23]
Gekwalificeerde diefstallen/heling auto’s
Naast de bewijsmiddelen die in de bewezenverklaring van afzonderlijke hoofdstukken van zaaksdossier 2 zijn gebezigd wijst de rechtbank nog op het volgende ter staving van het oogmerk van de organisatie op het stelen en helen van auto’s:
- Veel goederen die zijn aangetroffen aan de [adres verdachte] en in de box van de [adres 3] (verblijfplaatsen [verdachte]) en de [adres 4] (verblijfplaats [medeverdachte 2]) zijn bestemd om op professionele en grootschalige wijze auto’s van diverse merken weg te nemen. [24]
- Bij de aanhouding van verdachten op 16 januari 2013 werden in de fiat Punto gereedschappen aangetroffen die kunnen dienen om auto’s te stelen (onder meer een slotentrekker, een lockpick set HU 92). [25] Op de in de auto aangetroffen laptop is onder meer op youtube gezocht op termen als: “how to steal a BMW” en “steal a car with chip”. [26]
- Met de slotentrekker die op 16 januari 2013 bij verdachten is aangetroffen zijn (in ieder geval) vier auto’s gestolen. Deze slotentrekker is hierna nog tweemaal in beslaggenomen, eenmaal bij [persoon 6] en eenmaal bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat gereedschap voor meerdere deelnemers aan de organisatie beschikbaar was. [27] [medeverdachte 1] verklaart dat “die andere twee” (de rechtbank begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte 2]) auto’s hebben gestolen met die slotentrekker. [28]
- Verdachten hebben onderling en met derden telefonische contacten, waarbij wordt gecommuniceerd over auto’s die zijn gezien en mogelijkheden om ze te stelen. [29]
- Op de telefoon van [medeverdachte 1] wordt gezocht naar (dure) BMW’s en wordt gezocht op termen als: “BMW lock decoder” en “sleutel reader” op websites als “turbodecoder.com” en “multipick-service.com”. [30] Met de telefoon van [medeverdachte 1] wordt gebeld met [bedrijf 2] waarbij wordt gevraagd naar (transponder)chips, een update (van vermoedelijk OBD-software), knipsleutels en een lockpick. [31] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] gebruik maakte van zijn toestel, dan wel dat hij in opdracht van [medeverdachte 2] belde. [32]
- Op diverse tijdens het opsporingsonderzoek in beslag genomen computers, in gebruik bij verdachten, is gezocht op auto’s, sleutelsmidgereedschappen en manieren om auto’s te stelen. [33]
Overige diefstallen/heling
Naast de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring in zaaksdossier 4 (inbraak [bedrijf 1]) leidt de rechtbank het oogmerk van het samenwerkingsverband op (gekwalificeerde) diefstallen en heling af uit de verklaring van [medeverdachte 1] over (het tapgesprek over) een camera waarmee [verdachte] aankwam om te verkopen, dit terwijl [verdachte] onvoldoende legale middelen heeft om over een dergelijke camera te beschikken, [34] alsmede op de bevindingen met betrekking tot de gestolen BMW M3, uiteindelijk aangetroffen in het [hotel 1] (zaaksdossier 2, hoofdstuk 21), waarin gestolen spullen werden aangetroffen die zijn terug te voeren op een bedrijfsinbraak in Waardenburg, alsmede de bevindingen omtrent het onder dat voertuig geplaatste baken, waaruit blijkt dat die auto in de buurt van dat bedrijf te Waardenburg is geweest rond het tijdstip van die inbraak. [35]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A,
onder 2 tenlastegelegde:
op 8 oktober 2013 te Amsterdam en Apeldoorn, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf, te weten het veroorzaken van een ontploffing, opzettelijk twee gasflessen en lansen en een lans met daaraan verbonden een taser, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
onder 3, subsidiair tenlastegelegde:
op 3 januari 2013 te Amsterdam, [verbalisant 2] (agent van politie) en [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto (merk Mini, met kenteken [kenteken 5]) accelererend op die [verbalisant 2] en die [verbalisant 1] afgereden;
onder 4 tenlastegelegde:
op 27 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (gelegen aan [adres 5]) heeft weggenomen kluizen en horloges en sieraden en geldbedragen (te weten (in totaal) 6835 euro en 15000 Thaise Bath), toebehorende aan [persoon 2] en [bedrijf 1], waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en valse sleutel, door:
- met een sleutel (waartoe hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren) een deur van
voornoemd pand te openen en
- vervolgens met kracht met een hard voorwerp, (binnen)deuren te forceren en open te breken en
- met kracht met een hard voorwerp, voornoemde kluizen van de muren te drukken;
onder 5, subsidiair tenlastegelegde:
op 16 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk BMW, type X5, met kenteken [kenteken 1]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 6, primair tenlastegelegde:
in de periode van 18 maart 2013 tot en met 19 maart 2013 te Assendelft, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto (merk BMW, type M3, met kenteken [kenteken 2]) heeft weggenomen, toebehorende aan [persoon 4];
onder 7 tenlastegelegde:
omstreeks de periode van 18 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (merk BMW, type M3) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 8 tenlastegelegde:
in de periode van 11 mei 2013 tot en met 16 mei 2013 te Prinsenbeek, gemeente Breda, en Woubrugge, gemeente Kaag en Braasem, een personenauto (merk BMW, type 335i Touring, met kenteken [kenteken 4]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
onder 9 tenlastegelegde
op 22 mei 2013 te Uithoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2800 hennepplanten;
onder 10 tenlastegelegde
op 3 januari 2013 en 15 mei 2013 te Amsterdam en Prinsenbeek en Rotterdam en Delft, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op na te noemen wegen zich zodanig heeft gedragen dat daardoor telkens gevaar op die wegen werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag op 3 januari 2013 te Amsterdam, hieruit:
- verdachte heeft gereden over de Stadhouderskade en is gekomen op de kruising met de Ferdinand
Bolstraat die kruising over gereden met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, terwijl het
voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde en
- verdachte heeft op de Stadhouderskade meermalen gereden op de weghelft bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer en
- verdachte heeft gereden over de Stadhouderskade en is gekomen op de kruising met de Van Woustraat die
kruising op gereden, terwijl het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde en
- verdachte heeft gereden op de Van Woustraat met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, en
- verdachte heeft gereden over de Van Woustraat en is gekomen op de kruising met de Ceintuurbaan die
kruising over gereden met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, terwijl het voor hem,
verdachte, geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde en
- verdachte heeft gereden op de Van Woustraat en is op de trambaan gaan rijden en is een tramhalte -
gezien zijn rijrichting - links voorbij gereden met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur, en
- verdachte heeft zijn weg vervolgd over de Rijnstraat en heeft aldaar over de trambaan gereden met een
snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur en
- verdachte heeft gereden op de Rijnstraat en is gekomen op de kruising met de Vrijheidslaan die kruising
over gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, terwijl het voor hem, verdachte,
geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde en
- verdachte heeft vervolgens gereden over de rijksweg A2 met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid en heeft, gekomen bij de afrit naar de rijksweg A9 op het laatste moment hard geremd, waarbij hij over het verdrijvingsvlak heeft gereden, teneinde de afrit naar de rijksweg A9 te kunnen oprijden
en
bestaande dat gedrag op 15 mei 2013 te Prinsenbeek en Rotterdam en Delft, hieruit:
- verdachte heeft gereden over de autosnelweg A16 met een snelheid van ongeveer 250 kilometer per uur,
en
- verdachte heeft gereden over de autosnelweg A20 met een snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur,
en
- verdachte heeft gereden over een trottoir en
-verdachte heeft gereden binnen de bebouwde kom met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur en
heeft met voornoemde snelheid over een onoverzichtelijke kruising gereden zonder te remmen en
-verdachte heeft gereden over de autosnelweg A13 met een snelheid van ongeveer 250 kilometer per uur,
en
- verdachte heeft gereden over de vluchtstrook van de autosnelweg A13 en heeft zo verkeersdeelnemers
ingehaald.
De rechtbank acht verder, op grond van de bewijsmiddelen genoemd in bijlage II ten aanzien van zaak A, bijlage III ten aanzien van de medeverdachten alsmede in de voetnoten bij de bewijsoverwegingen inzake zaak A feit 1, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
in de periode van 1 november 2012 tot en met 8 oktober 2013 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- plofkraken, en
- diefstallen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, en
- heling, en
- bewerken van MDMA en amfetamine, en
- in bezit hebben van hennep.
De rechtbank acht ten slotte, op grond van de bewijsmiddelen zoals genoemd in de bewijsoverwegingen en voetnoten bij de bewijsoverwegingen inzake zaak B, waarin is vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 08 oktober 2013, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, geldbedragen van in totaal 35.470,04 euro en 4 46.440,53 euro omgezet ten behoeve van onder meer
- de huur van auto's en
- de huur van een woning en
- de aankopen van stukken meubilair en
- de aankopen van kledingstukken en schoenen
terwijl verdachte wist dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6, 7, 8, 9, 10 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen volgens de officier van justitie te worden opgelegd het door de reclassering geadviseerde toezicht, een meldplicht, een behandelverplichting bij De Waag, een contact verbod met de medeverdachten en een locatiegebod voor de periode van 6 maanden dat wordt gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel en indien verdachte geen dagbesteding heeft, moet hij worden aangemeld bij Reclassering Werk! dan wel de Dienst Werk en Inkomen of een soortgelijke instelling.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 10 bewezen geachte overtreding zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 8 maanden.
De raadsman heeft aangevoerd dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperkt dient te worden tot één jaar en dat hij zich kan verenigen met een aanvullende voorwaardelijke straf met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. De raadsman heeft verzocht bij bepaling van de strafmaat mee te wegen dat verdachte reeds vijf maanden een enkelband heeft en dat dit nog zes maanden voortduurt indien het advies van de reclassering gevolgd zal worden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende bijna een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie waarin winstgevende criminaliteit, in welke vorm dan ook, aan de orde van de dag is. Deze organisatie hield zich voornamelijk bezig met plofkraken en de diefstal van dure auto’s, maar pleegde bij gelegenheid ook andere strafbare feiten. Verdachte en zijn mededaders zagen het plegen van misdrijven als dagelijks werk. Verdachte heeft in die organisatie niet alleen een belangrijke organiserende rol gespeeld, maar zich ook persoonlijk aan ernstige strafbare feiten schuldig gemaakt.
Uit de onderlinge communicatie tussen de verdachten en uit de veelvuldige aanwezigheid van verdachte of sporen van zijn handelen bij afzonderlijke strafbare feiten blijkt dat hij, net als medeverdachte [medeverdachte 2], een voortrekkersrol in de organisatie heeft gespeeld. Een half woord van verdachte volstond om andere bendeleden midden in de nacht op te trommelen. Verdachte regisseerde ook regelmatig hun handelen tijdens het plegen van de misdrijven.
Plofkraken zijn grootschalige diefstallen waarbij PIN-automaten (en soms ook het bijbehorende bankgebouw, zoals is gebeurd in Rijsenhout) worden opgeblazen met gas of explosieven. De materiële schade die daarmee wordt veroorzaakt is groot, net als de gevaren die door de ontploffing in het leven worden geroepen. Voor betrokkenen en omwonenden kan een dergelijke roof en de ontploffing die daarmee gepaard gaat, een heftige en schokkende gebeurtenis zijn. De rechtbank rekent de verdachte zeer zwaar aan dat hij zich met deze uitermate brutale vorm van criminaliteit heeft ingelaten.
Daarnaast maakte de organisatie, maar ook verdachte persoonlijk, zich schuldig aan de diefstal en/of heling van dure auto’s. Ook daarbij zijn de bendeleden berekenend en planmatig te werk gegaan. Zij spraken onderling veelvuldig en met groot gemak over het stelen van auto’s. Zo nam verdachte het initiatief tot de diefstal van een BMW M3 door achteloos aan een medeverdachte te pingen: ‘Kom, we gaan wiel zoeken’. Uit de frequentie waarin de bendeleden met gestolen auto’s in de weer waren, uit de uitgebreide uitzet aan blanco sleutels, slotentrekkers en andere gereedschappen die bij hen zijn aangetroffen en uit de onderlinge communicatie tussen de verdachten blijkt dat zij het stelen en helen van dure auto’s kennelijk als een normaal onderdeel van hun dagelijks leven zijn gaan beschouwen.
In het onderzoek dat tot deze strafzaak heeft geleid zijn verdachte en andere bendeleden bovendien betrapt op een inbraak waarbij complete kluizen van de muur werden gebroken en op het bezit van een flinke hoeveelheid hennep. Ook dit zijn ernstige misdrijven waarbij de verdachten telkens gebruik hebben gemaakt van het tussen hen bestaande samenwerkingsverband.
Verdachte is bij twee verschillende gelegenheden door de politie achterna gezeten. Beide keren heeft hij zich daar met uitermate gevaarlijk rijgedrag aan onttrokken. Het gevaar voor andere weggebruikers vond hij daarbij kennelijk minder belangrijk dan zijn wens om niet gepakt te worden. De rechtbank zal verdachte voor dit volstrekt onverantwoordelijke gedrag straffen door hem zijn rijbewijs voor 6 maanden te ontzeggen, 3 maanden voor elk van de gebeurtenissen.
De rechtbank kent bij het bepalen van de strafmaat veel gewicht toe aan verdachtes deelname aan de criminele organisatie, meer nog dan aan de individuele misdrijven waarvan is bewezen dat hij ze zelf heeft (mede)gepleegd. Binnen die organisatie was op ieder gewenst moment de mankracht, de kennis en de spullen voorhanden die een groot aantal zware misdrijven mogelijk hebben gemaakt. Het uitvoeren van een plofkraak, bijvoorbeeld, vereist vergaande planning en samenwerking en kan dus in beginsel alleen gepleegd worden door berekenende, planmatig werkende criminelen die zich kennelijk niets gelegen laten liggen aan de veiligheid en eigendommen van anderen. Het vormen van dit soort bendes moet adequaat bestraft worden. Die straf moet niet alleen de morele afkeuring uitdrukken die zo’n bende verdient, maar ook hoog genoeg zijn om een afschrikwekkende werking te hebben naar anderen die overwegen zich deze levensstijl aan te meten. Het moet duidelijk zijn dat zij die zonder legale bron van inkomsten in dure
(huur-)auto’s rondrijden en dure kleding dragen, daar vroeger of later de tol van een langdurige gevangenisstraf voor betalen. De rechtbank slaat acht op de voortrekkersrol die verdachte in de organisatie speelde en op zijn aanzienlijke strafblad. Ondanks een recente forse straf wegens autodiefstallen heeft hij zijn criminele loopbaan onverbeterd doorgezet. Ten slotte heeft hij nauwelijks enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen getoond. Verdachte heeft ook op de terechtzitting nog over zaken gelogen en eigenlijk alleen een aantal feiten bekend waar echt geen ontkennen meer aan was.
Anderzijds heeft verdachte zich gedurende zijn schorsing zich aan de opgelegde voorwaarden gehouden en heeft hij gewerkt. Ook uit het reclasseringsrapport valt enige hoop voor de toekomst af te leiden. De rechtbank zal daarom een fors gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen. Dit gedeelte komt in de buurt van het gedeelte dat anders onder de vervroegde invrijheidsstelling zou kunnen vallen. De bedoeling daarvan is om voorwaarden te kunnen bepalen waar verdachte bij zijn invrijheidsstelling aan zal moeten voldoen, waaronder een periode van elektronische detentie. Daarnaast dient het voorwaardelijk strafdeel om te voorkomen dat verdachte na zijn vrijlating opnieuw het criminele pad op gaat. Bij het eerste misdrijf wacht hem dan immers anderhalf jaar gevangenisstraf. Gelet op de lange criminele loopbaan van verdachte acht de rechtbank een proeftijd van 3 jaar noodzakelijk.
De raadsman heeft ten aanzien van de beschuldiging van witwassen aangevoerd dat met betrekking tot de periode 13Kaabong de redelijke termijn voor berechting is overschreden. De rechtbank is dat met de raadsman eens maar volstaat met de constatering daarvan gelet op de geringe omvang van dit deelverwijt ten aanzien van de andere verwijten.
Al met al ziet de rechtbank aanleiding om een kleiner voorwaardelijk gedeelte aan gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd, gelet op de ernst van de feiten en het verleden van verdachte.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: nrs. 5. en 6. gasflessen; nr 11. portefeuille Louis Vuitton, en nrs 12. t/m 66. kleding, op de beslaglijst, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is een paralyser, nr. 97. op de beslaglijst, in beslag genomen. De rechtbank stelt vast dat hoewel niet aan verdachte ten laste gelegd, verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd, te weten overtreding van artikel 26 Wet Wapens en Munitie, het voorhanden hebben van een wapen van categorie II. Dit voorwerp is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en zal daarom aan het verkeer worden onttrokken.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten nrs, 2. Geld Euro 500.00, 3. gouden ring met chinese tekens, 4. gouden ring met afbeelding van een dier, 7. Horloge Rolex Yachtmaster, 9. Geld Euro 15,35, 10. garantiebewijs Rolex 051.04.01.020, 75. schroevendraaier blauw Gamma, 76. Handschoen gamma, 77. zaklantaarn, zilver, 81. 2 stuks sleutelbos, 91. Looplamp ENERGIZER, 93. schroevendraaier, zwart en 96. schroef, de teruggave dient te worden gelast aan de verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
Volgens mededeling van de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015 rust op de voorwerpen met de nrs. 2, 3, 4, 7, 10 op de beslaglijst naast beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ook conservatoir beslag als bedoeld in artikel 94a Sv.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 46, 47, 57, 62, 63, 140, 157, 285, 311, 416 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 7, 8, 9, 10 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
Voorbereiden van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3, subsidiair bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel.
Ten aanzien van het in zaak A onder 5, subsidiair en 7 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 6, primair bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 8 bewezenverklaarde:
Opzetheling.
Ten aanzien van het in zaak A onder 9 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het in zaak A onder 10 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het in zaak B bewezenverklaarde:
Gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Met betrekking tot het in zaak A onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 7, 8, 9 en het in zaak B bewezenverklaarde misdrijven:
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
48 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
18 maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd dient te melden bij de Reclassering Nederland op de [adres, te plaats 2] wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder betrokkene opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel, met het doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
5. voorzover de reclassering dit nog nodig acht, verplicht is mee te werken aan behandeling/therapie voor het delictgedrag bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Indien van toepassing zal veroordeelde ook zijn medewerking verlenen aan een intelligentietest dan wel diagnostiek om de begeleiding te kunnen laten aansluiten op zijn cognitieve functioneren.
6. zich gedurende een periode van 6 maanden zal bevinden op het adres [adres, te plaats 1] of een ander door de reclassering te bepalen adres. Daarbij heeft veroordeelde op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 14 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft veroordeelde 8 uur per dag vrij te besteden. Wanneer veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, krijgt hij twee uur vrij te besteden. Alle uren worden vooraf vastgesteld in overleg met de reclassering. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd, of locatie aan te passen dan zal zij hiervoor een verzoek indienen bij de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van het elektronisch controlemiddel de enkelband.
7. indien veroordeelde geen dagbesteding (meer) heeft, verplicht is, zolang de reclassering dit nodig acht, om de aanwijzingen op te volgen die hem worden opgegeven vanuit Reclassering Werkt! en/of de Dienst Werk en Inkomen of een soortgelijke instelling, waar hij zal worden aangemeld. Veroordeelde dient zich gemotiveerd op te stellen en dient de voorgelegde begeleiding met goed gevolg af te ronden.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Met betrekking tot het in zaak A onder 10 bewezenverklaarde overtreding:
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden.
Verklaart verbeurd:
5. 1.00 STK Gasfles (4621754)
6. 1.00 STK Gasfles (4621773)
11. 1.00 STK Portefeuille LOUIS VUITTON (4624781); pasjes houder
12. 1.00 PR Schoenen Kl:grijs VANS (4621336)
13. 1.00 PR Schoenen Kl:beige VANS (4621337)
14. 1.00 PR Schoenen Kl:paars NIKE (4621339)
15. 1.00 PR Schoenen PUMA VUISTJES (4621341)
16. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart VANS (4621333)
17. 1.00 PR Schoenen NIKE (4621327)
18. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart (4621324); met slangenprint
19. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart VANS (4621317)
20. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart DOLCE&GABBANA (4621193)
21. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart (4621507)
22. 1.00 PR Schoenen Kl:paars (4621510)
23. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart LANVIN (4621208)
24. 1.00 PR Schoenen Kl:wit NIKE (4621492)
25. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart LOUIS VUITTON (4621504)
26. 1.00 PR Schoenen Kl:grijs LANVIN (4621278)
27. 1.00 PR Schoenen Kl:zwart LOUIS VUITTON (4621280)
28. 1.00 STK Jas Kl:blauw DOLCE & GABBANA (4621292)
29. 1.00 STK Broek Kl:grijs DOLCE & GABBANA (4625371)
30. 1.00 STK Trui Kl:zwart (4625372)
31. 1.00 STK Broek ICEBERG (4625373)
32. 1.00 STK Broek Kl:blauw DISQUARED (4621285)
33. 1.00 STK Broek Kl:blauw DOLCE & GABBANA (4621288)
34. 1.00 STK Kleding ICEBERG (4625286)
35. 1.00 STK Broek DOLCE & GABBANA (4625299)
36. 1.00 STK Broek DIOR (4625300)
37. 1.00 STK Trui Kl:grijs DOLCE & GABBABA polo (4625288)
38. 1.00 STK Kleding PHILIPP PLEIN (4625290)
39. 1.00 STK Trui Kl:zwart DIOR POLO (4625291)
40. 1.00 STK Shirt ICEBERG BATMAN (4625292)
41. 1.00 STK Kleding Kl:zwart PHILIPP PLEIN (4625293)
42. 1.00 STK Kleding Kl:grijs PHILIPP PLEIN (4625294)
43. 1.00 STK Shirt DESQ TSHIRT (4625295)
44. 1.00 STK Shirt DOLCE & GABBANA mickey (4625296)
45. 1.00 STK Jas BURBERRY (4624756); body warmer
46. 1.00 STK Shirt STONE ISLAND (4624771)
47. 1.00 STK Trui Kl:zwart BURBERRY (4624757)
48. 1.00 STK Jas DOLCE & GABBANA (4624759); bodywarmer
49. 1.00 STK Shirt DOLCE & GABBANA (4624761)
50. 1.00 STK Shirt PHILIPP PLEIN (4624762)
51. 1.00 STK Shirt PHILIPP PLEIN (4624764)
52. 1.00 STK Shirt DSQUARED (4624766)
53. 1.00 STK Tas GUCCI (4624767)
54. 1.00 STK Overhemd ICEBERG (4624770)
55. 1.00 STK Riem HERMES (4621360)
56. 1.00 STK Jas Kl:zwart (4530730)
57. 1.00 STK Jas Kl:zwart (4530737)
58. 1.00 STK Zak (4530748)
59. 1.00 STK Sleutel (4530800)
60. 1.00 STK Handschoen (4530815)
61. 1.00 STK Handschoen (4530820)
62. 1.00 STK Handschoen (4530716)
63. 1.00 STK Handschoen (4530721)
64. 1.00 STK Muts (4530724)
65. 1.00 STK Handschoen (4530726)
66. 1.00 STK Pet Kl:zwart STONE ISLAND (4530729)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
97 1.00 STK Paralyser (4621824); geprepareerde tase voor ontsteking
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. Geld Euro 500.00 (4333443) 5 x 100 euro
3. 1.00 STK Ring Kl:goud; gouden ring met chinese tekens (4451830)
4. 1.00 STK Ring Kl:goud; Gouden ring met afbeelding van een dier (4451831)
7. 1.00 STK Horloge Rolex Yachtmaster (g112730),
9. Geld Euro 15,35 (4624480)
10. 1.00 STK Garantiebewijs ROLEX 051.04.01.020 (4621561) (Garantiebewijs)
75. 1.00 STK Schroevendraaier Kl:blauw GAMMA (4565894)
76. 1.00 PR Handschoen GAMMA 1 pr stoffen handschoenen zw/grijs/groen (4565903)
77. 1.00 STK Zaklantaarn Kl:zilver BETA zat verpakt in zwart hoesje (4565906)
81. 2.00 STK Sleutelbos (4807830)
91. 1.00 STK Looplamp ENERGIZER (4807821)
93. 1.00 STK Schroevendraaier Kl:zwart (4807823)
96. 1.00 STK Schroef Schroef met gekartelde buitenkant (4807828)
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2015.

Voetnoten

1.Rapport kasopstelling van 29 april 2014, opgemaakt door financieel rechercheur T-181, ZD16 p. 300004 t/m 300020.
2.Proces-verbaal van bevindingen 2010182367 van 24 mei 2012 inclusief bijlagen, opgemaakt door verbalisant T-181, ZD16 deel III pag. 100128 t/m 100223 (zie bankrekeningafschriften p. 100140, 100146, 100165).
3.Rapport kasopstelling van 7 november 2014 (volgens het voorblad de datum van ondertekening, bij de ondertekening zelf staat als datum 6 juni 2014), opgemaakt door verbalisant S 076, ZD16 eerste aanvulling, ongenummerd.
4.De bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring van aan medeverdachten tenlastegelegde feiten zijn eveneens aan dit vonnis gehecht: bijlage III
5.HR NJ 1998, 225 en HR NJ 2003, 64
6.HR NJ 2000, 23
7.HR NJ 2008, 72
8.Bv. HR NJ 1998, 225
9.ZD 1 pag. 1518 en 1247-1248
10.ZD 1 pag. 1712 - 1730
11.Zie bv ZD 1, relaas IX-X; ZD 1 pag 990 – 1038 en ZD 1 pag. 1113 - 1162
12.ZD 1 pag. 1531 - 1545
13.ZD 2 hoofdstuk 16 pag. 133 en 169-170
14.ZD 1 pag. 1138
15.ZD 1 pag. 1181 – 1244; ZD 13 pag 351 - 365
16.ZD 12, relaas pag. I – IV; ZD 12 pag. 189 - 197
17.ZD 15, relaas pag. II-III; ZD 15 pag. 50-53 en de aanvulling hierop van 21 februari 2014 (nazending)
18.ZD 11 relaas pag. II-III en XXV; ZD 11 pag. 104 – 110 en zd 11 pag. 166 - 169
19.ZD 1 pag. 14
20.ZD 1 pag. 28 - 31
21.ZD 1 pag. 1163 - 1168
22.ZD 1 pag. 1880 - 1896
23.ZD 1 pag. 1934 – 1936 en ZD 12 pag. 308
24.ZD 2 hoofdstuk 23 pag. 213 - 252
25.ZD 2 hoofdstuk 23 relaas p. LVII en 23 0005-0010
26.ZD 1 pag 14
27.ZD 2 hoofdstuk 5 pag. 115-118
28.ZD 1 pag. 1539
29.ZD 1 pag 726- 755
30.ZD 1 pag 756 - 759
31.ZD 1 pag. 994-995
32.ZD 1 pag 1541 en 1542
33.ZD 1 pag. 1163-1168 (Computer [adres 1] igb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]); ZD 1 pag. 1883 (Apple [adres 2]) ZD 1 pag. 1936 en 1952 (Acer laptop [adres verdachte] igb [verdachte]) en ZD 1 pag. 14 (laptop in Fiat Punto op 16 januari 2013)
34.ZD 5, pag. 9 en 144
35.ZD 10, pag. 1-10 (aangifte) Z10 pag. 20-21 (aantreffen goederen in auto) ZD 10 pag. 22-23 (gegevens peilbaken)