In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2015 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de verdachte, geboren in 1984, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. van Wersch. Het verzoek, dat op 19 februari 2015 ter griffie is ingekomen, strekte ertoe de rechtbank te verklaren dat de strafzaak was geëindigd. De zaak betrof een beschuldiging van mishandeling van de benadeelde partij, [persoon 1], die op 18 december 2011 zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte en zijn raadsman, evenals de officier van justitie, mr. W. van Schaijck, in besloten raadkamer gehoord.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het onderzoek ter terechtzitting op 9 januari 2013 voor onbepaalde tijd was aangehouden om een mediationtraject te doorlopen. Dit mediationtraject is echter niet tot een oplossing gekomen, omdat de benadeelde partij, [persoon 1], op 14 februari 2013 schriftelijk heeft verklaard geen contact meer te willen met de verdachte. De officier van justitie heeft in raadkamer aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de beëindiging van de strafzaak.
De rechtbank heeft, na het horen van de betrokken partijen en het in overweging nemen van de omstandigheden, besloten het verzoek van de verdachte toe te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verdere vervolging door het Openbaar Ministerie opportuun is, gezien het tijdsverloop en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft op 29 september 2015 in het openbaar uitgesproken dat de zaak is geëindigd, waarbij tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.