Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.Gronden van de beslissing
“Ik heb niemand geslagen. Ik gooide een glas. Ik gooide het weg. Ik heb niemand tegen een hand geslagen. Ik heb niemand bedreigd. De camera zal het bewijzen”.Op 7 augustus 2014 is de rechter overgegaan tot het onderzoek ter terechtzitting. Verzoeker was aanwezig.
“Graag wil ik u wijzen op de brief die ik met betrekking tot deze zaak heb gestuurd op 25 juli 2014. Het betreft een bijzonder situatie. Bij het bestuderen van het dossier constateerde ik dat aangever zegt dat er camerabeelden van het voorval zijn. De politie heeft gezegd deze beelden te zullen bekijken. Ik vind hiervan echter geen stukken in het dossier en vraag mij af of deze beelden inmiddels zijn bekeken. Als blijkt dat de camerabeelden niet zijn bekeken, verzoek ik u, politierechter, om deze zaak te schorsen, zodat de camerabeelden onderzocht kunnen worden”.
“Evenals de raadsman heb ik in het dossier gelezen dat onderzoek zou worden gedaan naar de camerabeelden. In zijn brief heeft de raadsman opgemerkt dat in het proces-verbaal valt te lezen dat de aangever de camerabeelden zou verstrekken en dat hij dit tot op heden nog niet heeft gedaan. Ik heb daarover gebeld met de politie. De politie bevestigt dat de camerabeelden niet zijn overhandigd door aangever. Omdat het voorval heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2013, weet ik niet of de camerabeelden nog beschikbaar zijn. Camerabeelden uit winkels en cafés worden namelijk gewist na enige tijd. Ik ben van mening dat het niet aannemelijk is dat deze beelden nog beschikbaar zijn. Het dossier is mijns inziens ook voldoende uitgebreid met de verklaring van aangever en de twee getuigenverklaringen”.
“Een taak van het Openbaar Ministerie is het plegen van waarheidsvinding. Er is in deze zaak één objectief bewijsstuk voorhanden, namelijk de camerabeelden. De getuigenverklaringen zijn van directe collega’s van de aangever. Ik vind het te makkelijk om ervan uit te gaan dat de camerabeelden er niet meer zijn. Het is aan de aangever om deze beelden te verstrekken”.
“dat hij, gehoord de officier van justitie en raadsman, het verzoek van de raadsman afwijst. De politierechter overweegt hierover als volgt. In het dossier bevinden zich diverse stukken, waaronder een aangifte van de aangever, een deels bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, en twee getuigenverklaringen die gelijkluidend verklaren, namelijk dat er een glas werd gegooid en dat het glas de aangever op een haar na miste. Gelet hierop acht de politierechter zich voldoende geïnformeerd en acht hij nader onderzoek naar de camerabeelden niet noodzakelijk”.