Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 augustus 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Eiser staat van 23 januari 2006 tot heden in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres 1] te [woonplaats]. Eiseres heeft van 22 september 2005 tot 17 april 2012 in de GBA ingeschreven gestaan op het adres [adres 2] te [woonplaats]. Van 17 april 2012 tot heden staat zij in de GBA ingeschreven op het adres [adres 3] te [woonplaats].
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de grondslag voor de intrekking van eisers bijstandsuitkering voor wat betreft de periode van 1 juni 2008 tot 17 april 2012 is gelegen in het feit dat hij door zijn gezamenlijke huishouding met eiseres op het adres [adres 2] voor de toepassing van de WWB geen zelfstandig subject van bijstand was. Eiser heeft dit niet gemeld bij verweerder en heeft aldus de inlichtingenplicht geschonden. Hierdoor heeft eiser ten onrechte bijstand naar de norm van een alleenstaande ontvangen.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat de intrekking van eisers bijstandsuitkering voor wat betreft de periode van 17 april 2012 tot 11 juni 2013 berust op de grondslag dat eiser een gezamenlijke huishouding voerde en voert op het adres [adres 3] te [woonplaats]. Omdat eiser zijn hoofdverblijf heeft verplaatst buiten de gemeente [woonplaats], kan hij geen aanspraak maken op een bijstandsuitkering van verweerder.
Ten aanzien van eiseres heeft verweerder aan het bestreden besluit III ten grondslag gelegd dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de bijstand die eiser ten onrechte heeft ontvangen over de periode dat hij een gezamenlijke huishouding met haar voerde op het adres [adres 2].
[kenteken 2]. Deze waarnemingen vonden plaats na een, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, op 2 oktober 2012 ontvangen melding. Deze melding hield in dat met het voertuig met kenteken [kenteken 1] veertig grote zakken rijst op het adres [adres 3] werden binnengebracht en dat er op dat adres tot diep in de nacht werd gefeest. Deze melding is op pagina 778 van het proces-verbaal opgenomen. De waarnemingen hebben volgens pagina 779 van het proces-verbaal plaatsgevonden in de periode vanaf 9 oktober 2012 tot en met 28 januari 2013.
9.4 De vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Naar vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 15 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW6547), hoeft het aanhouden van afzonderlijke adressen niet aan het hebben van een hoofdverblijf in dezelfde woning in de weg te staan. In dat geval zal echter voldoende aannemelijk moeten zijn dat desondanks een feitelijke situatie van samenwoning bestaat doordat slechts een van de beide ter beschikking staande woningen wordt gebruikt dan wel doordat op een andere wijze zodanig gebruik van de woningen wordt gemaakt dat in feite van samenwonen moet worden gesproken.
Getuige [naam getuige] (pagina 141 e.v. proces-verbaal), bewoner van [adres getuige], heeft verklaard sinds maart 2007 op dat adres te wonen en heeft na het tonen van een foto van eiser en eiseres verklaard dat zij met zijn drieën op nummer [huisnummer 1] hebben gewoond; man, vrouw en dochter. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij ze vrij regelmatig zag. Of de man met een sleutel naar binnen ging weet hij niet, want dat heeft hij niet gezien.
Getuige [naam getuige 2] (pagina 144e.v. proces-verbaal), bewoner van [adres getuige 2], heeft verklaard sinds 2005 op dat adres te wonen. Na het tonen van een foto van eiser en eiseres heeft getuige [naam getuige 2] verklaard dat hij de man en de vrouw van de foto herkent als de voormalige bewoners van nummer [huisnummer 1] en dat zij er al voor hem woonden. Zij zijn vertrokken in de zomer/herfst van 2012, bij de verhuizing zijn beide personen gezien. Er was ook een dochter. De vrouw en dochter zag getuige [naam getuige 2] dagelijks, de man minder vaak. Volgens hem en zijn vrouw waren eiser en eiseres getrouwd met elkaar, er was in 2010/2011 een huwelijksfeest.
Getuige [naam getuige 3] (pagina 148 e.v. proces-verbaal), bewoonster van [adres getuige 3], heeft verklaard sinds december 2008 op dat adres te wonen. Na het tonen van een foto van eiser en eiseres heeft getuige [naam getuige 3] verklaard dat zij de man en de vrouw van de foto herkent als de voormalige bewoners van nummer [huisnummer 1] en dat zij er al voor haar woonden. Ze weet niet of ze getrouwd waren. Getuige [naam getuige 3] zag hen regelmatig, de dochter zag zij het meest.
In zijn verhoor op 12 juni 2013 (pagina 38a e.v. proces-verbaal) heeft eiser op de vraag wat zijn reactie is op het feit dat hij en eiseres volgens getuigen op de [adres ] en op [adres ] van de foto's werden herkend als de bewoners, onder meer geantwoord: “Ik heb al eerder verklaard dat ik op beide adressen veel kom en daarom de buren mij herkennen. Op de [adres ] was ik 3 à 4 keer per week, op [adres ] ben ik bijna dagelijks.” Op de vraag wat eisers reactie is op de verklaring van eiseres, dat eiser sinds 2008 met haar samenwoont, heeft eiser geantwoord: “Zij woont op haar eigen adres, ik hou mijn eigen adres en verblijf daar. Ik woon in mijn eigen woning maar ben vaak bij Debrah. Ik ben gewoon vaak bij Debrah, ook op het [adres ], zo'n 4 à 5 dagen per week, ik bleef dan ook slapen. De nachten dat ik niet bij Debrah sliep was ik in mijn eigen woning. Soms mw. Debrah op mijn adres. Ik geef nu toe dat ik vanaf 2008 een relatie heb met mw. Debrah. Maar ik blijf erbij dat wij niet samenwonen.” Tot slot heeft eiser op de vraag hoe vaak hij sliep op het adres [adres ], verklaard: “Gemiddeld vijf dagen per week, soms sliep ik er ook wel zeven nachten per week. Ik ontving ook mijn post op dat adres.”
Deze kosten stelt de rechtbank voor eiseres op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser en eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
- vernietigt de bestreden besluiten I, II en III;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit I en het vernietigde bestreden besluit II in stand blijven voor zover die betreffen de intrekking en terugvordering van eisers bijstandsuitkering in de periode van 17 april 2012 tot en met 20 juni 2013;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaarschriften tegen de primaire besluiten II en III met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 90,- aan eiser te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.461,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,-.
tekent de oudste rechter