ECLI:NL:RBAMS:2014:9154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
14-5610
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand en proceskostenvergoeding in bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van bijzondere bijstand en de vraag of eiseres recht had op een proceskostenvergoeding in bezwaar. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand, waarbij aanvankelijk een bedrag van € 437,-- was toegekend. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, omdat zij in werkelijkheid een bedrag van € 473,-- had aangevraagd. Na het indienen van bezwaar, heeft verweerder op 30 mei 2014 het resterende bedrag van € 36,-- alsnog toegekend, maar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Eiseres stelde dat zij recht had op een proceskostenvergoeding, omdat het besluit onrechtmatig was.

De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van kosten die eiseres redelijkerwijs had moeten maken in bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het verschil tussen de toegekende bedragen gering was en dat eiseres had kunnen begrijpen dat er sprake was van een vergissing. De rechtbank stelde vast dat eiseres zelf contact had kunnen opnemen met verweerder of een brief had kunnen schrijven, waardoor professionele rechtshulp niet noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen proceskostenvergoeding had toegekend.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/5610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2014 in de zaak tussen

[eiseres],te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van 11 maart 2014 van eiseres voor bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand toegewezen tot een bedrag van € 437,--.
Bij besluit van 18 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2014. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1
Bij het primaire besluit is aan eiseres bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 437,--. Op 23 april 2014 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar heeft eiseres aangegeven dat ten onrechte een bedrag van € 437,-- is toegekend, omdat bijzondere bijstand voor een bedrag van € 473,-- is verzocht.
1.2
Bij aanvullend besluit van 30 mei 2014 heeft verweerder aan eiseres de resterende
€ 36,-- aan bijzondere bijstand toegekend.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiseres heeft immers gekregen waar zij om had verzocht. Verder heeft verweerder de kosten van rechtsbijstand in bezwaar niet vergoed, omdat er sprake was van een evidente verwisseling van twee cijfers die eenvoudig telefonisch kon worden hersteld door eiseres zelf.
1.4
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, omdat ten onrechte geen proceskostenvergoeding is gegeven.
2.1
In artikel 2, vierde lid, van de Beleidsregels Wegingsfactoren Kosten Rechtsbijstand in de bezwaarfase (Beleidsregels) is er geen sprake van het redelijkerwijs inroepen van rechtsbijstand indien:
- er sprake is van een contra-indicatie;
- het met de bestreden beslissing gemoeide bedrag lager is dan € 500,-, tenzij er sprake is van een zwaarwegend belang. Bij een periodiek te betalen of ontvangen bedrag geldt voor de beoordeling van het bedrag een periode van twee jaar.
2.2
In artikel 2, vijfde lid, van de Beleidsregels worden onder een contra-indicatie als bedoeld in het vierde lid in ieder geval de volgende situaties verstaan:
- er is sprake van een evident foute beslissing (evidente rekenfout of eenvoudig te constateren gebrek);
- belanghebbende had de zaak kunnen regelen door een simpel telefoontje met het bestuursorgaan;
- belanghebbende had de zaak vanwege de eenvoud (en de hoogte van het bedrag) best zelf kunnen doen;
- er komt een afwijkende beslissing, na een eerdere toezegging;
- het moeten maken van bezwaar is aan belanghebbende zelf te wijten.
2.3
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3. Eiseres voert aan dat er een kostenvergoeding had moeten worden toegekend, nu er sprake was van een onrechtmatig besluit. Volgens eiseres was de verwisseling van de cijfers, voor zover dit het geval was, niet evident kenbaar.
4.1
De rechtbank overweegt allereerst dat de Beleidsregels, voor zover daarbij uitleg wordt gegeven aan artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, beleid betreft omtrent de uitleg van een wettelijk voorschrift. Bij de toetsing van een daarop gebaseerde beslissing dient door de rechter vol te worden getoetst of de in het beleid vervatte uitleg van het betreffende wettelijke begrip juist is.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van kosten die eiseres in bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewoordingen van het primaire besluit is af te leiden dat de aanvraag van eiseres wordt toegewezen. Het verschil tussen wat eiseres aan bijzondere bijstand had gevraagd en wat eiseres bij het primaire besluit heeft gekregen is een gering bedrag, te weten € 36,--. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres kunnen begrijpen dat het een vergissing betrof, nu in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de toekenning van een bedrag van € 437,--. Gelet op het voorgaande had eiseres zelf (al dan niet telefonisch) contact met verweerder kunnen opnemen. Eiseres had ook zelf of met de hulp van een derde een brief kunnen schrijven. Professionele rechtshulp was niet noodzakelijk. Verweerder heeft daarom terecht geen proceskostenvergoeding in bezwaar toegekend.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.M. Goncalves Sobral, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep
Afschrift verzonden op:
Coll:
D: C