Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
24 september 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. al Mansouri.
8 oktober 2013heeft de rechtbank het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde het debat ter zitting te kunnen voortzetten na voorafgaande kennisname door de procesdeelnemers van de inhoud van het door de raadsman gevoerde pleidooi en de daarbij door hem overgelegde stukken.
11 maart 2014is het onderzoek voortgezet maar direct voor onbepaalde tijd geschorst aangezien de raadsman wegens familieomstandigheden niet aanwezig kon zijn. Deze beslissing is op voorhand aan de raadsman meegedeeld. De rechtbank en de officier van justitie hebben op voorhand ingestemd met de afwezigheid van de opgeëiste persoon op deze zitting.
1 juli 2014. Aanwezig waren de officier van justitie mr. M. al Mansouri, de opgeëiste persoon en zijn raadsman en – zekerheidshalve – een tolk in de Letse taal. Op voorhand had de raadsman producties naar de rechtbank gezonden. De rechtbank heeft kennis genomen van deze producties. De voorzitter heeft de eerder door de raadsman gevoerde verweren samengevat: een genoegzaamheidsverweer en verweren die betrekking hebben op artikel 6 lid 5 OLW en artikel 11 OLW en meegedeeld dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht op het punt van de genoegzaamheid. De raadsman heeft pleidooi gevoerd en zich daarbij geconcentreerd op artikel 6 lid 5 OLW en artikel 11 OLW.
- Een brief van de IND d.d. 14 oktober 2014, gericht aan het IRC Amsterdam. Uit deze brief blijkt dat de opgeëiste persoon in het bezit is van een verblijfsdocument duurzaam verblijf EU-onderdanen (artikel 8.17 Vreemdelingenbesluit). Opgemerkt wordt dat de opgeëiste persoon sinds 4 augustus 2014 de verblijfstitel ‘duurzaam verblijf EU-onderdaan’ heeft en dat hij sinds 15 oktober 2010 staat ingeschreven in GBA/BPR, maar dat hij heeft aangetoond sinds 21 april 2009 in Nederland te wonen.
- Een brief van de raadsman d.d. 6 november 2014 met als bijlagen vier brieven van de IND aan de opgeëiste persoon respectievelijk gedateerd 12 augustus 2014, 26 augustus 2014, 1 oktober 2014 en 17 oktober 2014.
- Een brief van de raadsman d.d. 17 november 2014, waarbij zijn overgelegd de producties 36 tot en met 41, die betrekking hebben op de ziektekostenverzekering van de opgeëiste persoon.
21 november 2014heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet in (telkens) dezelfde samenstelling. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R. Bosman, de opgeëiste persoon en zijn raadsman. De opgeëiste persoon is – zekerheidshalve – bijgestaan door een tolk voor de Letse taal. Hij heeft van de diensten van de tolk geen gebruik hoeven te maken.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
vijf jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
4.Artikel 6 OLW
duurzaam verblijfvoor burgers van de Europese Unie. Daarmee is dus voldaan aan het eerste vereiste.
Stb. 2013, 484) is het voor de beantwoording van de vraag of voldaan wordt aan het tweede vereiste voldoende om vast te stellen dat de vreemdeling (in casu de opgeëiste persoon) beschikt over een verblijfsvergunning onbepaalde tijd. Dit is het geval. De opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Officier van Justitie van de Afdeling voor Internationale Samenwerking van het Departement voor Analyse en Beheer van de Procureur-generaal van de Republiek Letland ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.