Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[naam bewindvoerder], handelend in de hoedanigheid van bewindvoerder over het onder bewind gestelde vermogen van eisers sub 2 en 3,
[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
[naam gedaagde 2],
[naam gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 7 mei 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 juli 2014 met de daarin vermelde stukken;
- de brieven van de advocaat van [gedaagden] van 30 juli 2014 en 11 augustus 2014 en de brief van de advocaat van [eisers 2 en 3] van 7 augustus 2014 in reactie op het proces-verbaal;
- de akte van [gedaagden] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
28 januari 2015voor uitlating door [eisers 2 en 3] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct (op de rolzitting van
28 januari 2015) in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, opgave moeten doen (op de rolzitting van
28 januari 2015) van de verhinderdagen van alle betrokkenen in de maanden februari tot en met juni 2015, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,