ECLI:NL:RBAMS:2014:8430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
13/845051-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en oplichting van de Belastingdienst door valsheid in geschrift met betrekking tot kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die gedurende een lange periode de Belastingdienst heeft opgelicht door onterecht kinderopvangtoeslag aan te vragen. De verdachte en zijn mededaders maakten zich schuldig aan het valselijk opmaken en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren voor kinderopvangtoeslag (KOT) en het witwassen van de verkregen geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op grote schaal heeft gefraudeerd, wat resulteerde in een schade van circa 696.660 euro voor de Belastingdienst.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als overtuigend beschouwd, waarbij verklaringen van verschillende aanvragers en de betrokkenheid van de verdachte bij het indienen van valse aanvragen zijn meegenomen. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van oplichting, valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de hoogte van het benadelingsbedrag zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het systeem van de Belastingdienst, wat het vertrouwen in het toeslagenstelsel ondermijnt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845051-11 (Promis)
Datum uitspraak: 25 november 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ter terechtzitting opgegeven adres [adres, te plaats (land)].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7 en 9 oktober en 11 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
M. Boerlage, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, naar voren
hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De op 6 oktober 2014 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
medeplegen van oplichting;
medeplegen van valsheid in geschrift en/of medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst;
medeplegen van (gewoonte)witwassen;
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, leidt de rechtbank het volgende af.
4.1.
Kinderopvangtoeslag
Om ouders in de gelegenheid te stellen om werk en zorg voor de kinderen te combineren is een inkomensafhankelijke regeling in het leven geroepen, te weten de Wet Kinderopvang (WKO). Deze wet ziet op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en beoogt de kwaliteit van kinderopvang te waarborgen. De WKO is op 1 januari 2005 van kracht geworden en is in 2006 opgenomen in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR). De WKO regelt onder andere de voorwaarden voor de opvang van kinderen in kinderdagverblijven en bij gastouders en het recht op kinderopvangtoeslag (KOT).
In het navolgende wordt uitgegaan van de WKO zoals deze luidde ten tijde van het ten laste gelegde.
Om in aanmerking te komen voor KOT moeten ouders aan onder meer de volgende voorwaarden voldoen:
  • de toeslag moet worden aangevraagd door (of namens) de ouder(s);
  • het kind moet naar een geregistreerde kinderopvangorganisatie gaan;
  • de ouders dienen te werken, of een traject naar werk te volgen;
  • de hoogte van de toeslag is afhankelijk van het inkomen van de ouder(s);
  • de hoogte van de toeslag is afhankelijk van het aantal opvanguren, het uurtarief en het soort opvang dat plaatsvindt.
De tegemoetkoming voor kinderopvangkosten werkt op basis van een maandelijks voorschot dat door de Belastingdienst wordt verleend. Het voorschot wordt berekend op basis van de inschatting van de kosten voor kinderopvang en het (gezamenlijke) inkomen van de ouder(s). De KOT kan ook met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Nadat een aanvraag is ingediend loopt deze het daarop volgende jaar automatisch door en hoeft er geen nieuwe aanvraag te worden gedaan.
Bij de aanvrager ligt de verplichting om, indien bijvoorbeeld het inkomen wijzigt of minder gebruik wordt gemaakt van kinderopvang, middels een wijzigingsformulier dit aan de Belastingdienst door te geven. Tevens dient een aanvrager na afloop van een kalenderjaar gegevens door te geven aan de Belastingdienst, waarna de KOT definitief wordt vastgesteld. Ter controle van deze definitieve vaststelling worden achteraf steekproefsgewijs aanvragers door de Belastingdienst aangeschreven met het verzoek om de door hen daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten te onderbouwen. Aanvragers moeten hiervoor een ingevuld antwoordformulier retourneren aan de Belastingdienst, met bijgevoegd een jaaropgave van de gemaakte kinderopvangkosten.
4.2.
Start van het strafrechtelijke onderzoek
Door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) is onder de naam ‘Triple L’ een strafrechtelijk onderzoek gestart naar fraude met KOT. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat veel onjuiste aanvragen KOT waren ingediend vanuit Amsterdam Zuidoost. Uit nader onderzoek is gebleken dat 143 aanvragen/wijzigingen zijn ingediend vanaf zeven verschillende IP-adressen die waren afgegeven op naam van [naam 1] op het adres [adres, te plaats 1]. Volgens het systeem Beheer van Relaties (BvR), dat is gekoppeld aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), was op voornoemd adres geen persoon genaamd [naam 1] woonachtig. Wel stond vanaf 6 september 2007 medeverdachte [medeverdachte 1] met haar twee dochters [dochter A van medeverdachte 1] en [dochter B van medeverdachte 1] op dit adres ingeschreven. Zoals hieronder nader uiteengezet stelt de rechtbank vast dat ook verdachte veelvuldig op dit adres verbleef. Uit het onderzoek is verder gebleken dat ook vanaf de IP-adressen, afgegeven op naam van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], diverse aanvragen KOT zijn ingediend. De FIOD is ten aanzien van al deze aanvragen KOT nagegaan of daadwerkelijk sprake was van kinderopvang en heeft vastgesteld dat in de meeste gevallen sprake was van ten onrechte aangevraagde KOT.
Omdat de hiervoor vermelde aanvragen KOT zijn ingediend vanaf andere IP-adressen dan die in het strafrechtelijke onderzoek onder de naam Triple L – en hierdoor andere verdachten naar voren kwamen – is dit deel van het onderzoek afgesplitst en in een nieuw strafrechtelijk onderzoek ondergebracht onder de naam ‘Triple X’.
In het kader van het strafrechtelijke onderzoek is vervolgens verdachte [verdachte] in beeld gekomen, de echtgenoot van de medeverdachte [medeverdachte 1] en tevens de vader van [dochter A van medeverdachte 1] en [dochter B van medeverdachte 1].
4.3.
Reeds genomen beslissingen getuigenverzoeken
Het strafrechtelijke onderzoek Triple X betreft een omvangrijk onderzoek waarin de FIOD een zeer groot aantal personen heeft gehoord op wiens naam KOT is aangevraagd (hierna: aanvragers). Naar aanleiding hiervan heeft de verdediging zowel bij de rechter-commissaris als bij de rechtbank verzoeken gedaan tot het horen van een groot aantal van deze aanvragers.
De rechter-commissaris heeft bij de beoordeling van de getuigenverzoeken – gezien de aard van de zaak – als uitgangspunt genomen dat in beginsel een selectie van de aanvragers mag worden gehoord. De rechter-commissaris heeft de verdediging in de gelegenheid gesteld om zelf een selectie te maken, maar dit heeft de verdediging nagelaten. Vervolgens heeft de rechter-commissaris zelf een selectie gemaakt en is de verdediging in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over deze gemaakte selectie. Tenslotte is de verdediging door de rechter-commissaris in de gelegenheid gesteld om, indien verhoren daartoe aanleiding gaven, opnieuw en nader gemotiveerd om afgewezen getuigen te verzoeken. Een groot deel van de geselecteerde getuigen is ook daadwerkelijk gehoord. Ten aanzien van de overige verzochte getuigen was de rechter-commissaris van oordeel dat de verzoeken onvoldoende waren gemotiveerd.
Aan de vervolgens door de rechtbank afgewezen getuigenverzoeken heeft, met toetsing aan het verdedigingsbelang en zoals gemotiveerd ter terechtzitting van 6 oktober 2014, ten grondslag gelegen dat, gelet op de aard en grootte van het onderzoek, de controlebevoegdheid van de verdediging niet onbeperkt kan zijn. In dat licht mag van de verdediging worden verwacht dat zij concreet en gemotiveerd aangeven waarom zij een getuige wil horen. De rechtbank was van oordeel dat de getuigenverzoeken onvoldoende waren gemotiveerd.

5.Ter terechtzitting gedane verzoeken

5.1.
Verzoek tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten aanzien van aanvragers die niet bij de rechter-commissaris zijn gehoord, feitelijk niet in de gelegenheid is geweest om het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde ondervragingsrecht uit te oefenen, terwijl daar wel om is verzocht. De verklaringen van deze aanvragers, zoals afgelegd bij de FIOD, moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De rechtbank constateert dat de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting van de Belastingdienst als verzamelfeit ten laste is gelegd. Dit betekent dat iedere onder dit feit gespecificeerde valse aanvraag en/of wijziging KOT een verfeitelijking van die oplichting vormt. Bij een dergelijke tenlastelegging geldt dat de bewezenverklaring van die oplichting reeds volgt indien één van die specifieke valse aanvragen bewezenverklaard kan worden. De bewezenverklaring van de overige aanvragen kan vervolgens – alleen – bijdragen aan de omvang van die oplichting, meer in het bijzonder de omvang van het benadelingsbedrag en het bedrag van de afdrachten. Ter beoordeling van het bewijs van elke aanvraag geldt, met inachtneming van artikel 6 EVRM, telkens het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om ten aanzien van alle aanvragers het ondervragingsrecht te effectueren. Bij de beoordeling of zich in onderhavig geval een schending van artikel 6 EVRM heeft voorgedaan, moet de vraag worden gesteld of de verklaringen van de niet ondervraagde aangevers het enige of beslissende bewijsmateriaal vormen voor een mogelijke bewezenverklaring van een specifieke valse aanvraag. Volgens vaste jurisprudentie geldt als maatstaf dat in een geval waarin de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad een persoon die een belastende verklaring jegens verdachte tegenover de politie heeft afgelegd te (doen) ondervragen, artikel 6 EVRM niet in de weg staat aan het gebruik tot het bewijs van het proces-verbaal van een dergelijke verklaring, indien de betrokkenheid van de verdachte bij het aan hem ten laste gelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het aan hem ten laste gelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die verdachte betwist.
Indien verklaringen in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, kan de rechter, zonder inbreuk te maken op het recht van verdachte op een eerlijk proces en diens ondervragingsrecht in de zin van artikel 6 EVRM, voor het bewijs gebruik maken van de bij de politie afgelegde verklaringen. In dat geval behoeft de rechtbank niet te toetsen of aan de verdachte een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende compensatie is geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot daadwerkelijke ondervraging van de getuige. Dit is immers slechts van toepassing op gevallen waarin voldoende steunbewijs ontbreekt.
Hiervan uitgaande stelt de rechtbank voorop dat voor de bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde oplichting – voor zover deze ziet op de omvang – per aanvraag moet worden beoordeeld of zich twee of meer bewijsmiddelen in het dossier bevinden.
De rechtbank zal in dat kader de ten laste gelegde aanvragen beoordelen aan de hand van de volgende categorieën:
aanvrager is bij de FIOD en bij de rechter-commissaris gehoord en heeft bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd waaruit de directe betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde aanvraag naar voren komt;
aanvrager is bij de FIOD gehoord, maar heeft geen verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. In het dossier bevindt zich echter voldoende steunbewijs waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde aanvraag naar voren komt;
aanvrager is bij de FIOD gehoord, maar heeft geen verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. De FIOD verklaring is het enige bewijsmiddel waaruit directe betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde aanvraag blijkt. Voorts is het de rechtbank niet gebleken dat de verdediging enige vorm van compensatie is geboden zoals voornoemd.
De waardering van het bewijs zal worden weergegeven in rubriek 6.3.2. Daaruit zal blijken, met in achtneming van voornoemde maatstaf, dat het beroep op bewijsuitsluiting wordt verworpen ten aanzien van de aanvragen genoemd in categorie I) en categorie II). Ten aanzien van de aanvragen vermeld in categorie III) zal worden overgegaan tot bewijsuitsluiting.
5.2.
Verzoek tot aanhouding
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte tijdens het vooronderzoek maar met zes van de vijfentwintig verklaringen van aanvragers van KOT is geconfronteerd en heeft daarom verzocht de inhoudelijke behandeling van de zaak aan te houden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de FIOD alsnog opdracht te geven verdachte te confronteren met deze verklaringen.
Uit de processen-verbaal van verhoor van 4 en 12 februari en 13 maart 2013 blijkt dat de FIOD voldoende inspanningen heeft verricht om verdachte alle verklaringen van aanvragers KOT voor te houden. Verdachte heeft echter op geen van de concrete en gedetailleerde verklaringen die aan hem zijn voorgehouden inhoudelijk willen reageren. Voorts is verdachte ter terechtzitting van 6 oktober 2014 in de gelegenheid gesteld om te reageren op alle beschuldigingen en verklaringen van aanvragers van KOT. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het recht op hoor en wederhoor voldoende is gewaarborgd zodat het verzoek van de verdediging wordt afgewezen.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan. Zij baseert haar standpunt op de in het dossier aanwezige processen-verbaal van verhoor van getuigen, processen-verbaal van verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris, ambtshandelingen en overige documenten.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, conform de ter terechtzitting overgelegde pleitnota, betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
In de periode van 12 januari 2010 tot en met 13 mei 2010 zijn in totaal 11 aanvragen KOT ingediend. In deze periode verbleef verdachte echter in Suriname. Dit blijkt uit de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde stukken. Verdachte kan dus niet betrokken zijn geweest bij deze aanvragen KOT. Ten aanzien van de aanvragen KOT die buiten voornoemde periode zijn ingediend en aanvragers hierover hebben verklaard dat verdachte hierbij betrokken is geweest, zijn deze verklaringen onvoldoende concreet en worden zij niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het is voorts aannemelijk dat aanvragers onderling met elkaar hebben afgestemd om verdachte als dader aan te wijzen. Verdachte is immers onder de Surinaamse gemeenschap een bekend figuur.
Voor zover is gebleken dat aanvragen zijn ingediend vanaf IP-adressen die zijn afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], is dit niet redengevend jegens verdachte. Het buurtonderzoek, de doorzoeking en de telefoongegevens van verdachte bieden namelijk onvoldoende steun voor de stelling dat verdachte op dit adres woonachtig was. Het valt niet uit te sluiten dat iemand anders dan verdachte op voornoemd adres verbleef en de aanvragen KOT heeft verstuurd.
Voorts kan verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet worden aangemerkt als medepleger, nu nergens uit blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de aanvragers van KOT.
Gelet op het voorgaande kan het onder 3 en 4 ten laste gelegde ook niet worden bewezen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld. [1] De inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het, zoals blijkt uit de inhoud, kennelijk betrekking heeft.
Mede naar aanleiding van de door de officier van justitie en de verdediging ter terechtzitting ingenomen standpunten, ziet de rechtbank zich voor de volgende vragen gesteld:
  • Had verdachte een rol bij het indienen van valse aanvragen KOT en zo ja, welke?
  • Is verdachte betrokken geweest bij het valselijk opmaken of vervalsen van geschriften en/of heeft hij gebruik gemaakt van deze valse of vervalste geschriften?
  • Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen?
  • Is sprake van een criminele organisatie en heeft verdachte daaraan deelgenomen?
6.3.1.
Algemene overwegingen
6.3.1.1. Onbetrouwbaarheid aanvragers
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat een aantal aanvragers onbetrouwbaar zijn omdat zij wisselend hebben verklaard, hun verklaringen niet worden ondersteund door objectieve feiten, mogelijk sprake is van een samenzwering tegen verdachte en zij – gezien de tegen hen gevoerde strafzaken – een belang zouden hebben bij het belasten van verdachte en ontlasten van zichzelf, overweegt de rechtbank als volgt.
De aanvragers hebben onafhankelijk van elkaar over het algemeen consistent, gedetailleerd en nagenoeg gelijk verklaard over de werkwijze van verdachte en zijn mededaders. Deze verklaringen worden – voor zover zij onder de hiervoor in rubriek 5.1. vermelde categorieën I) en II) vallen – ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat aanvragers belang zouden hebben bij het belastend verklaren tegen verdachte of dat sprake zou zijn van een samenzwering omdat verdachte een bekende Surinamer zou zijn, is de rechtbank op geen enkele wijze gebleken. Voorts heeft een aantal aanvragers bij de rechter-commissaris volhard bij hun eerder afgelegde belastende verklaringen, ook nadat zij zelf inmiddels waren veroordeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen voldoende aanknopingspunten bieden om als bewijs te dienen in de zaak van verdachte.
6.3.1.2. Verblijf in Suriname
Namens verdachte is aangevoerd dat hij in ieder geval in de periode van 12 januari 2010 tot en met 13 mei 2010 in Suriname verbleef en daarom niet betrokken kan zijn geweest bij de in die periode ingediende onjuiste aanvragen KOT.
Hoewel uit de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde stukken blijkt dat er aanknopingspunten zijn dat verdachte in voornoemde periode op verschillende data in Suriname is geweest, kan hieruit niet worden afgeleid dat verdachte gedurende deze periode onafgebroken in Suriname heeft verbleven. Dit is temeer het geval nu verschillende aanvragers hebben verklaard verdachte in deze periode in Amsterdam te hebben gezien.
Voorts is voor de betrokkenheid bij het indienen van onjuiste aanvragen KOT de fysieke aanwezigheid van verdachte in Nederland niet vereist en is de datum waarop een onjuiste aanvraag KOT wordt ingediend hiervoor niet bepalend. De betrokkenheid kan ook zien op handelingen die voor of na het indienen van een onjuiste aanvraag KOT hebben plaatsgevonden. De rol die verdachte heeft gespeeld, zo blijkt uit verklaringen van aangevers, is dat hij aanvragers heeft bewogen tot het indienen van KOT, relevante gegevens voor aanvragen KOT in ontvangst heeft genomen en gelden heeft geïncasseerd. Dat verdachte in voornoemde periode op verschillende data in Suriname heeft verbleven, laat dus onverlet dat hij betrokken kan zijn geweest bij het indienen van onjuiste aanvragen KOT in deze periode. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
6.3.1.3. Feitelijke woon- en verblijfplaats verdachte
Uit onderzoek is gebleken dat vanaf 6 september 2007 medeverdachte [medeverdachte 1] met haar twee dochters [dochter A van medeverdachte 1] en [dochter B van medeverdachte 1] woonachtig was op het adres [adres, te plaats 1]. [2] Uit een afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens blijkt dat verdachte is gehuwd met [medeverdachte 1] en de vader is van haar twee dochters. [3]
Verdachte is op 16 oktober 2001 ongewenst verklaard in Nederland en is op 14 november 2011 als ongewenst vreemdeling uitgezet naar België. Verdachte had vanaf 31 augustus 2011 een verblijfsvergunning om in België te verblijven op basis van gezinshereniging met zijn echtgenote [medeverdachte 1].
De neef van verdachte, [mededader 1], heeft verklaard dat verdachte de bedoeling had om in Nederland te wonen, aangezien zijn vrouw en kinderen uit Nederland komen. [mededader 1] zag verdachte nagenoeg ieder weekend. [4] De ex-partner van [mededader 1], [medeverdachte 4], heeft verklaard dat verdachte in 2003 met [medeverdachte 1] ergens in [plaats 1] woonde en dat zij op enig moment naar [plaats 2] zijn verhuisd. [5] [adres, te plaats 1] bevindt zich in [plaats 2]. De bewoners van de direct naastgelegen woningen van de [adres, te plaats 1] hebben verklaard dat zij verdachte herkennen als de man van [medeverdachte 1] en hem regelmatig in de [adres, te plaats 1] zagen. [6] Voorts blijkt uit onderzoek naar de telefoonnummers van verdachte [7] dat in de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 mei 2011 het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] respectievelijk 1511 keer en 3272 keer hebben aangestraald bij een zendmast in [plaats 2]. [8]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode veelal verbleef op het adres gelegen aan de [adres, te plaats 1].
6.3.2.
Feiten 1 en 2
Niet in geschil is dat de in de tenlastelegging opgenomen aanvragen KOT onjuist zijn, aangezien vaststaat dat geen van de kinderen van de aanvragers daadwerkelijk kinderopvang heeft genoten waarvoor de toeslag was bestemd. Verder is niet in geschil dat de in de tenlastelegging opgenomen geschriften zijn vervalst en/of valselijk zijn opgemaakt en dat hiervan gebruik is gemaakt door ze naar de Belastingdienst op te sturen.
De vraag die de rechtbank zich ziet gesteld is of verdachte betrokken is geweest bij de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
6.3.2.1. Algemene bevindingen
Uit onderzoek is gebleken dat 143 aanvragen KOT zijn verstuurd vanaf zeven verschillende IP-adressen. Deze IP-adressen waren afgegeven op het adres [adres, te plaats 1]. [9] Ten aanzien van een groot aantal op de ten laste gelegde vermelde aanvragen en/of wijzigingen KOT staat vast dat deze zijn verstuurd vanaf deze IP-adressen. Tijdens de doorzoeking van de woning is op een bureau in de woonkamer een computer van het merk Acer in beslag genomen. [10] Hierop zijn gegevens aangetroffen waaruit blijkt dat met deze computer aanvragen KOT zijn verstuurd. [11] In de woning was een beveiligd draadloos netwerk aanwezig. [12] In de woning zijn meer aanwijzingen gevonden van betrokkenheid bij de onderhavige feiten. [13] Zo is een agenda aangetroffen waarin persoonsgegevens van aanvragers KOT staan genoteerd. [14]
6.3.2.2. Beoordeling per categorie
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 uit van de in de tenlastelegging genoemde aanvragen. Deze aanvragen zullen afzonderlijk en aan de hand van de in rubriek 5.1. vermelde categorieën worden besproken.
Categorie I
In deze categorie vallen de aanvragen waarbij de aanvrager bij de FIOD en bij de rechter-commissaris is gehoord en bij de rechter-commissaris een verklaring heeft afgelegd waaruit de directe betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde aanvragen naar voren komt.
Aanvraag [persoon 2]
Op naam van [persoon 2] is op 22 april 2009 een aanvraag voor toekenning van KOT bij de Belastingdienst ingediend. [15] De Belastingdienst heeft in totaal € 19.674,- uitgekeerd. [16]
[naam 2], het kind van aanvrager, heeft geen kinderopvang genoten. [17] [persoon 2] heeft verklaard dat de zus van haar man, [medeverdachte 4], iemand kende die KOT voor haar kon aanvragen. Zij heeft vervolgens op verzoek van [medeverdachte 4] haar persoonsgegevens en die van haar man en dochter naar verdachte gemaild. Voor het aanvragen van KOT moest zij € 2.500,- aan verdachte betalen. [18] Zij heeft dit geldbedrag op 29 juni 2009 overgemaakt naar een rekeningnummer ten name van [medeverdachte 1], de echtgenote van verdachte. Dit geldbedrag is diezelfde dag contant opgenomen. [19]
Ten aanzien van de antwoordformulieren KOT [20] heeft [persoon 2] verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij de formulieren naar hem moest opsturen. Verder heeft zij van verdachte twee offertes/overeenkomsten [kinderopvang 1] [21] opgestuurd gekregen waarop stond aangegeven dat haar kind naar de kinderopvang ging. Deze stukken heeft zij vervolgens naar de Belastingdienst gestuurd. De facturen van [kinderopvang 1] [22] heeft zij zelf ingediend nadat zij deze van verdachte had gekregen. [23] Bij de doorzoeking van het adres [adres, te plaats 1] zijn een valselijk opgemaakte overeenkomst [kinderopvang 1] en een valselijk opgemaakte factuur [kinderopvang 1] aangetroffen die betrekking hebben op de aanvraag KOT voor [persoon 2]. [24]
[persoon 2] heeft haar verklaring herhaald en bevestigd bij de rechter-commissaris. [25]
Aanvraag [persoon 3]
Op naam van [persoon 3] is op 5 juni 2009 een aanvraag voor toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. Op 9 augustus 2009 en 10 maart 2010 zijn wijzigingsaanvragen voor de toekenning van KOT binnengekomen. [26] De Belastingdienst heeft naar aanleiding van voornoemde aanvraag en wijzigingsaanvragen een geldbedrag van in totaal € 76.352,- uitgekeerd. [27] De wijziging van 10 maart 2010 is gedaan vanaf het IP-adres [IP-adres 1]. Dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [28]
De kinderen [naam 3], [naam 4] en [naam 5] hebben geen kinderopvang genoten. [29] [persoon 3] heeft verklaard dat zij haar persoonsgegevens en de gegevens van de kinderen aan verdachte heeft gegeven. Zij moest, nadat ze geld van de Belastingdienst ontving, per maand per kind € 1.000,- aan verdachte betalen. [30] [persoon 3] heeft in totaal € 32.000,- aan verdachte overgedragen. [31]
Ten aanzien van het antwoordformulier KOT 2009 [32] heeft [persoon 3] verklaard dat zij dit aan verdachte heeft gegeven. De twee jaaropgaven 2009 van [kinderopvang 1] [33] heeft zij nooit gezien. Zij denkt dat verdachte en zijn vriendin dit hebben gedaan. [34] De jaaropgaven bevatten het kenmerk [nummer]. Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [35]
[persoon 3] heeft haar verklaring herhaald en bevestigd bij de rechter-commissaris. [36]
Aanvraag [persoon 4]
Op naam van [persoon 4] is op 11 februari 2010 een aanvraag voor de toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 19.776,- uitgekeerd. [37] De aanvraag is gedaan vanaf het IP-adres [IP-adres 2]. Dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [38]
Het kind [naam 6] heeft geen kinderopvang genoten. [39] [persoon 4] heeft verklaard dat zij door verdachte is aangesproken over het aanvragen van KOT en dat hij haar vervolgens naar zijn vriendin [medeverdachte 1] heeft verwezen om de aanvraag KOT te regelen. Nadat het geld was gestort heeft zij € 6.000,- aan de vriendin van verdachte gegeven. Ten aanzien van het antwoordformulier heeft [persoon 4] verklaard dat zij deze niet heeft ingevuld en dat de handtekening die op dit formulier staat niet van haar is. [40] De jaaropgaaf 2009 bevat het kenmerk [nummer]. [41] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [42]
[persoon 4] heeft haar verklaring grotendeels herhaald en bevestigd bij de rechter-commissaris en voorts verklaard dat zij op haar persoonsgegevens en die van haar kind aan verdachte heeft gegeven. [43]
Aanvraag [persoon 5]
Op naam van [persoon 5] is op 23 maart 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 3]. [44] Op 6 mei 2010 is een wijzigingsaanvraag binnengekomen bij de Belastingdienst. In deze wijziging valt te lezen dat het bankrekeningnummer veranderd moet worden. [45] De wijzigingsaanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 4]. Beide IP-adressen zijn afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [46] De Belastingdienst heeft in totaal € 50.332,- uitgekeerd. [47]
De kinderen [naam 7] en [naam 8] hebben geen kinderopvang genoten. [48] [persoon 5] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij recht had op KOT. Zij heeft vervolgens haar persoonsgegevens en die van haar kinderen aan verdachte gegeven. Nadat het geld was gestort heeft zij € 19.000,- opgenomen en contant aan verdachte gegeven. Ook de wijzigingsaanvraag is via verdachte gegaan. [49]
De bij het antwoordformulier gevoegde jaaropgaven 2009 en 2010 bevatten het kenmerk [nummer]. [50] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [51]
Hoewel [persoon 5] bij de rechter-commissaris een beroep heeft gedaan op haar verschoningsrecht, heeft zij daar wel verklaard dat zij bij de FIOD de waarheid heeft gesproken. [52]
Aanvraag [persoon 6]
Op naam van [persoon 6] – de dochter van [persoon 5] – is op 30 maart 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 21.688,- uitgekeerd. [53] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 5]. Dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [54]
Het kind [naam 9] heeft geen kinderopvang genoten. [55] [persoon 6] heeft verklaard dat zij verdachte en zijn vriendin [medeverdachte 1] tegenkwam op een feestje. Verdachte zei tegen haar dat ze recht had op KOT. [persoon 6] heeft vervolgens haar gegevens en die van haar kind aan verdachte gegeven. Twee weken later ontving zij een antwoordformulier KOT 2009 [56] van verdachte. Deze kon zij volgens verdachte als bewijs gebruiken als de Belastingdienst hierom zou vragen. [persoon 6] heeft verklaard dat ze zelf het antwoordformulier KOT 2009 heeft ingevuld. Nadat ze dit formulier aan verdachte had laten zien, zei hij tegen haar dat het goed was en dat ze het formulier kon opsturen. De jaaropgave 2009 van [kinderopvang 1] [57] heeft zij van verdachte gekregen. [persoon 6] heeft dit document samen met het antwoordformulier naar de Belastingdienst gestuurd. [58] De bij het antwoordformulier gevoegde jaaropgave 2009 bevat het kenmerk [nummer]. [59] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [60] Nadat het geld was gestort, heeft ze € 3.000,- opgenomen en aan verdachte gegeven. [61]
[persoon 6] heeft haar verklaring grotendeels herhaald en bevestigd bij de rechter-commissaris. [62]
Categorie II
In deze categorie vallen de aanvragen waarbij de aanvrager wel bij de FIOD is gehoord, maar geen verklaring bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, maar waarbij de rechtbank van oordeel is dat zich in het dossier voldoende steunbewijs bevindt waaruit de directe betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde aanvragen naar voren komt.
Aanvraag [persoon 7]
Op naam van [persoon 7] is op 5 juni 2009 een aanvraag voor de toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. [63] De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 22.965,- uitgekeerd. [64]
[persoon 7] heeft verklaard dat verdachte de KOT voor haar heeft aangevraagd. [medeverdachte 1], de vrouw van verdachte, heeft bij haar thuis haar persoonsgegevens en die van haar kind opgehaald. Ook heeft zij van [persoon 8] gegevens van andere aanvragers ontvangen – onder andere de gegevens van [persoon 9] – en aan verdachte gegeven. [65] Verder heeft zij van verdachte een jaaropgave 2009 van [kinderopvang 18] [66] ontvangen die zij vervolgens tezamen met een antwoordformulier KOT 2009 [67] naar de Belastingdienst heeft gestuurd. Zij wist dat de jaaropgave vals was, aangezien deze niet van de kinderopvang zelf kwam. [68]
[persoon 7] heeft bij de FIOD verklaard dat zij van verdachte het bankrekeningnummer van [mededader 1] had gekregen. Zij heeft voor het aanvragen van KOT een geldbedrag van € 1.750,- naar dit bankrekeningnummer overgemaakt. [69] [persoon 7] heeft bij de rechter-commissaris een beroep gedaan op haar verschoningsrecht.
[mededader 1] heeft verklaard dat hij zijn bankrekeningnummer ter beschikking heeft gesteld aan verdachte. Op zijn bankrekening zijn meerdere grote geldbedragen gestort. [70] Het geld dat ten behoeve van verdachte op zijn bankrekening is gestort, heeft hij contant opgenomen en aan verdachte overhandigd. [71] [mededader 1] heeft zijn verklaring bij de rechter-commissaris herhaald en bevestigd. [72]
Aanvraag [persoon 9]
Op naam van [persoon 9] is op 1 september 2009 een aanvraag voor de toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. [73] De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 76.166,- uitgekeerd. [74]
Het kind [naam 10] heeft geen kinderopvang genoten. [75] [persoon 9] heeft verklaard dat [persoon 8] iemand wist die KOT kon aanvragen. Zij heeft vervolgens haar persoonsgegevens en die van haar kind aan [persoon 8] gegeven. [persoon 8] zou deze gegevens doorgeven aan een mevrouw die dit weer zou doorgeven aan een man. [persoon 8] had haar van te voren gezegd dat zij een deel van de KOT aan deze man moest afstaan. [persoon 9] heeft, nadat de KOT was gestort, € 5.000,- opgenomen en dit aan [persoon 8] overhandigd. [76] In totaal heeft [persoon 9] € 10.400,- afgestaan. [77]
Ten aanzien van het antwoordformulieren KOT 2009 [78] en 2010 [79] heeft [persoon 9] verklaard dat deze reeds waren ingevuld door het contact van [persoon 8]. Zij hoefde alleen haar handtekening eronder te zetten, waarna ze het naar de Belastingdienst heeft opgestuurd. De jaaropgaven zou [persoon 8] van die man, haar contact, hebben gekregen, aldus [persoon 9]. Gebleken is dat de jaaropgave 2009 en 2010 van [kinderopvang 1] en de jaaropgaven 2010 van [kinderopvang 19] vals zijn. [80] Voor de antwoordformulieren heeft [persoon 9] € 1.500,- per stuk betaald. [81] De bij het antwoordformulier gevoegde jaaropgave 2009 bevat het kenmerk [nummer]. [82] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [83]
[persoon 9] heeft haar verklaring bij de rechter-commissaris herhaald en bevestigd [84] en [persoon 8] heeft de verklaring van [persoon 9] bevestigd. [85] [persoon 7] heeft verklaard dat zij via [persoon 8] gegevens van aanvragers heeft ontvangen – onder andere de gegevens van [persoon 9] – en deze aan verdachte heeft gegeven. [86]
Aanvraag [persoon 11]
Op naam van [persoon 11] – de broer van de medeverdachte [medeverdachte 4] – is zowel op 9 januari 2009 als op 5 juni 2009 een aanvraag voor de toekenning van KOT bij de Belastingdienst ingediend. [87] De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 50.434,- uitgekeerd. [88] Hiervan is op 10 juni 2009 een geldbedrag van € 25.542,- overgemaakt op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [mededader 1] onder vermelding van “kinderopvang 2008 ([persoon 11])” [89] , het overige gedeelte is gestort op de bankrekening van [persoon 11]. Zoals hiervoor reeds besproken heeft [mededader 1] verklaard dat hij zijn bankrekeningnummer ter beschikking heeft gesteld aan verdachte. [90]
De in de aanvragen KOT vermelde kinderen hebben geen kinderopvang genoten. [91] [persoon 11] heeft verklaard dat hij voor het aanvragen van KOT is benaderd door verdachte. Hij heeft aan de vrouw van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1], zijn persoonsgegevens en de persoonsgegevens van zijn vrouw en kinderen gegeven, alsmede zijn bankrekeningnummer en Digi-D code. Nadat [persoon 11] had gehoord dat een deel van het geld op de bankrekening van [mededader 1] was gestort, heeft hij [mededader 1] hierop aangesproken. Volgens [persoon 11] heeft [mededader 1] tegen hem gezegd dat hij met verdachte naar de bank was gegaan, het geld heeft opgenomen en aan verdachte heeft gegeven. [92] De verklaring wordt ondersteund door het bankafschrift van [mededader 1], waaruit blijkt dat op 16 en 17 juni 2009 een geldbedrag van in totaal € 25.000,- contant is opgenomen. [93] [persoon 11] heeft in totaal een geldbedrag van € 33.042,- aan verdachte overgedragen. [94]
Aanvraag [persoon 12]
Op naam van [persoon 12] is op 21 januari 2009 een aanvraag voor toekenning van KOT bij de Belastingdienst ingediend. Op 26 april 2009 is een wijzigingsaanvraag voor de toekenning van KOT binnengekomen. [95] De Belastingdienst heeft in totaal € 34.158,- uitgekeerd. [96]
Het kind [naam 11] heeft geen kinderopvang genoten. [97] [persoon 12] heeft verklaard dat verdachte haar heeft geholpen met het aanvragen van KOT. Zij heeft telefonisch haar persoonsgegevens en die van haar dochter aan verdachte doorgegeven. Zij heeft verklaard dat zij voor de eerste aanvraag € 2.500,- aan verdachte heeft betaald en dat zij voor de tweede aanvraag € 4.500,- heeft overgemaakt. [98] Uit onderzoek blijkt dat zij dit geldbedrag op 8 juni 2009 heeft overgemaakt naar het bankrekeningnummer van [mededader 1]. [99] Dit geldbedrag is kort daarna contant opgenomen. [100] [persoon 12] heeft in totaal € 10.500,- aan verdachte afgestaan. [101]
Zoals hiervoor reeds besproken heeft [mededader 1] verklaard dat hij zijn bankrekeningnummer ter beschikking heeft gesteld aan verdachte. [102]
Ten aanzien van het antwoordformulier KOT 2008 [103] heeft [persoon 12] verklaard dat zij verdachte hierover heeft gebeld. Het formulier heeft zij, nadat zij haar handtekening er alvast had opgezet, naar verdachte gestuurd. Verdachte zou de rest regelen. De antwoordformulieren 2009 en 2010 [104] heeft zij, met de jaaropgaven [105] , aan verdachte gestuurd. [106]
Aanvraag [persoon 13]
Op naam van [persoon 13] is op 16 februari 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 26.799,- uitgekeerd. [107] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 2], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [108]
De kinderen [naam 12] en [naam 13] hebben geen kinderopvang genoten. [109] [persoon 13] heeft verklaard dat zij door verdachte is benaderd over het aanvragen van KOT, waarna ze haar persoonsgegevens en die van haar kinderen aan verdachte heeft gegeven. Nadat het geld op de bankrekening van haar dochtertje was gestort heeft zij € 7.500,- gepind. Het geld heeft ze aan verdachte gegeven. De bank heeft vervolgens de bankrekening van haar dochter geblokkeerd. [110] Vervolgens is op 8 maart 2010 middels een wijzigingsaanvraag het rekeningnummer gewijzigd. [111] De wijzigingsaanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 3] [112] , ook dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1]. [113]
Aanvraag [persoon 14]
Op naam van [persoon 14] is op 16 februari 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 19.776,- uitgekeerd. [114] Op 26 februari 2010 is een wijzigingsaanvraag binnengekomen. In deze wijziging valt te lezen dat het bankrekeningnummer veranderd moet worden. [115] Zowel de aanvraag als de wijziging zijn verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 2], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [116]
Het kind [naam 14] heeft geen kinderopvang genoten. [117] [persoon 14] heeft verklaard dat zij op straat verdachte tegenkwam. Hij zei tegen haar dat hij KOT voor haar kon regelen. Zij heeft daartoe haar persoonsgegevens en die van haar kind aan hem gegeven. Nadat het geld was gestort heeft zij € 6.000,- á € 7.000,- contant aan verdachte gegeven, daarna heeft zij nog eens
€ 400,- per maand aan verdachte afgestaan. [persoon 14] heeft in totaal € 9.200,- aan verdachte overgedragen. [118]
Ten aanzien van het antwoordformulier heeft [persoon 14] verklaard dat zij dit formulier niet heeft ingevuld. Zij heeft wel haar handtekening op het formulier gezet. Het antwoordformulier heeft zij nog nooit gezien. [119] Het antwoordformulier is gelijktijdig ingestuurd met een jaaropgave 2009 van [kinderopvang 1]. De jaaropgaaf 2009 bevat het kenmerk [nummer]. [120] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [121]
Aanvraag [persoon 15]
Op naam van [persoon 15] is op 22 februari 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 15.175,- uitgekeerd. [122] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 3] [123] , dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [124]
Het kind [naam 15] heeft geen kinderopvang genoten. [125] [persoon 15] heeft verklaard dat zij in Amsterdam Zuidoost door verdachte was benaderd over het aanvragen van KOT. Zij heeft verdachte haar persoonsgegevens en die van haar kind middels een sms-bericht naar verdachte gestuurd. Toen het geld was gestort heeft zij € 1.500,- aan verdachte gegeven. Van de maandelijkse bedragen KOT die zij ontving heeft zij iedere maand € 400,- aan verdachte afgestaan. [126] [persoon 15] heeft in totaal € 4.300,- aan verdachte overgedragen. [127]
Aanvraag [persoon 16]
Op naam van [persoon 16] is op 11 maart 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 19.776,- uitgekeerd. [128] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 3] [129] , dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [130]
Het kind [naam 16] heeft geen kinderopvang genoten. [131] [persoon 16] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat ze recht had op KOT, waarna ze haar persoonsgegevens en die van haar kind middels een sms-bericht naar hem heeft gestuurd. Nadat het geld was gestort moest zij € 6.000,- aan verdachte betalen. Van de maandelijkse bedragen KOT die zij ontving heeft zij iedere maand € 300,- aan verdachte afgestaan. [132] [persoon 16] heeft in totaal € 8.400,- aan verdachte overgedragen. [133]
Aanvraag [persoon 17]
Op naam van [persoon 17] is op 16 maart 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 14.400,- uitgekeerd. [134] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 3] [135] , dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [136]
Het kind [naam 17] heeft geen kinderopvang genoten. [137] [persoon 17] heeft verklaard dat zij in Amsterdam Zuidoost is benaderd door verdachte, de neef van de vader van het kind. De vader van het kind is [mededader 1]. Verdachte heeft haar op straat aangesproken en gezegd dat zij KOT kon krijgen. [persoon 17] heeft vervolgens haar persoonsgegevens en die van haar kind aan verdachte gegeven. Verdachte had vooraf tegen haar gezegd dat ze een deel van het geld aan hem moest geven. Nadat het geld was gestort heeft ze € 1.700,- gepind. Dit geldbedrag heeft zij aan [mededader 1] gegeven, hij heeft het geld aan verdachte gegeven. [138] De nicht van [persoon 17], [persoon 18], heeft verklaard dat zij haar persoonsgegevens aan [persoon 17] heeft gegeven en dat [persoon 17] deze gegevens aan [mededader 1] zou hebben gegeven. [mededader 1] heeft dit bevestigd en heeft verder verklaard dat hij deze gegevens aan verdachte heeft gegeven. [139]
Aanvraag [persoon 19]
Op naam van [persoon 19] is op 2 april 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 18.873,- uitgekeerd. [140] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 5], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [141]
De kinderen [naam 18] en [naam 19] hebben geen kinderopvang genoten. [142] [persoon 19] heeft verklaard dat zij in Amsterdam Zuidoost is aangesproken door verdachte over het aanvragen van KOT. Zij heeft daarna haar persoonsgegevens en die van haar kinderen aan verdachte gegeven. Nadat het geld was gestort moest ze ongeveer € 4.000,- aan verdachte betalen. Dit heeft ze aan een meisje bij de Amsterdamse Poort gegeven. Daarna heeft [persoon 19] elke maand € 500,- aan verdachte betaald. [143] [persoon 19] heeft in totaal € 6.000,- aan verdachte overgedragen. [144]
[persoon 19] is gebeld door een mevrouw van de Belastingdienst. Deze mevrouw zei tegen haar dat ze gegevens moest opsturen voor de kinderopvang van haar kinderen. [persoon 19] heeft daarna een jaaropgave van verdachte ontvangen die ze naar de Belastingdienst heeft gestuurd. [145] De jaaropgave bevat het kenmerk [nummer]. [146] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [147]
Aanvraag [persoon 20]
Op naam van [persoon 20] zijn op 9 april 2010 twee aanvragen tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 30.350,- uitgekeerd. [148] Beide aanvragen zijn verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 6], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [149]
Het kind [naam 20] heeft geen kinderopvang genoten. [150] [persoon 20] heeft verklaard dat zij door verdachte is gebeld over het aanvragen van KOT. Zij heeft daarna haar persoonsgegevens en die van haar kind via ene [persoon 21] aan verdachte heeft gegeven. De jaaropgave 2009 van [kinderopvang 2] heeft zij via [persoon 21] van verdachte gekregen en vervolgens zelf naar de Belastingdienst opgestuurd. Zij wist dat wat in de jaaropgave stond vermeld niet klopte. [151]
Aanvraag [persoon 22]
Op naam van [persoon 22] is op 4 mei 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 15.341,- uitgekeerd. De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 4], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [152]
De kinderen [naam 21] en [naam 22] hebben geen kinderopvang genoten. [153] [persoon 22] heeft verklaard dat zij verdachte in Amsterdam Zuidoost tegenkwam en dat hij toen tegen haar heeft gezegd dat zij recht had op KOT. Zij heeft vervolgens haar persoonsgegevens en die van haar kinderen aan verdachte gegeven. Nadat het geld was gestort, heeft zij € 5.000,- aan verdachte betaald. [154]
Aanvraag [persoon 18]
Op naam van [persoon 18] is op 4 mei 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 25.166,- uitgekeerd. [155] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 4], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [156]
Het kind [naam 23] heeft geen kinderopvang genoten. [157] [persoon 18] heeft verklaard dat zij via haar nichtje, [persoon 17], in contact is gekomen met [mededader 1]. Zij heeft haar persoonsgegevens en die van haar kind aan [mededader 1] gegeven. Nadat het geld was gestort wilde [mededader 1] dat zij
€ 9.000,- aan hem zou betalen. Dit heeft zij niet gedaan. [158] [mededader 1] heeft de verklaring van [persoon 18] bevestigd en voorts verklaard dat hij de gegevens van [persoon 18] aan verdachte heeft gegeven. [159]
Aanvraag [persoon 23]
Op naam van [persoon 23] is op 3 juni 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 12.644,- uitgekeerd. [160] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 7], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [161]
Het kind [naam 24] heeft geen kinderopvang genoten. [162] [persoon 23] heeft verklaard dat zij door [mededader 2] is benaderd over KOT. Zij heeft haar gegevens en die van haar kind aan [mededader 2] gegeven. [persoon 23] wist dat [mededader 2] een vriend had die [verdachte] heette. Zij heeft [verdachte] één keer gezien, namelijk bij het pinnen van een geldbedrag van € 3.750,-. Nadat zij het geldbedrag aan [mededader 2] had gegeven, zag zij dat [mededader 2] dit geldbedrag aan [verdachte] gaf. [persoon 23] herkent verdachte op een aan haar getoonde foto waarop verdachte staat afgebeeld. [mededader 2] is daarna nog vijf keer aan haar deur geweest om geld op te halen. [persoon 23] moest elke keer € 600,- betalen. [163] [persoon 23] heeft in totaal € 6.000,- aan verdachte overgedragen. [164]
[mededader 2] is hierover gehoord en zij heeft verklaard dat zij het telefoonnummer van verdachte aan [persoon 23] heeft gegeven. Op verzoek van verdachte heeft zij gegevens van aanvragers – ook van [persoon 23] – in ontvangst genomen en deze aan verdachte gegeven. [165]
Aanvraag [persoon 24]
Op naam van [persoon 24] is op 1 november 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 11.474,- uitgekeerd. [166] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 8], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [167]
Het kind [naam 25] heeft geen kinderopvang genoten. [168] [persoon 24] heeft verklaard dat verdachte voor haar de KOT heeft aangevraagd. Zij heeft aan hem haar persoonsgegevens en die van haar kind gegeven. Nadat het geld was gestort heeft zij € 4.000,- aan verdachte gegeven. Daarnaast heeft zij tot juni 2011 maandelijks € 300,- aan verdachte betaald. [persoon 24] heeft in totaal € 5.200,- aan verdachte overgedragen. [169]
Verder heeft [persoon 24] verklaard dat verdachte ook de aanvraag KOT voor haar zus, [persoon 16], heeft gedaan. [170] Haar zus heeft dit bevestigd. [171]
Aanvraag [persoon 25]
Op naam van [persoon 25] is op 1 november 2010 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 21.151,- uitgekeerd. [172] De aanvraag is verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres 8], dit IP-adres is afgegeven op het adres [adres, te plaats 1], het adres waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte daar vaak verbleef. [173]
De kinderen [naam 26], [naam 27] en [naam 28] hebben geen kinderopvang genoten. [174] [persoon 25] heeft verklaard dat [persoon 26], haar bovenbuurvrouw, de KOT heeft aangevraagd. Zij heeft daartoe al haar persoonsgegevens en die van haar kinderen aan [persoon 26] gegeven. [175] [persoon 26] heeft verklaard dat zij de gegevens van [persoon 25] aan verdachte heeft gegeven. [176] Nadat het geld op de bankrekening van [persoon 25] was gestort, is op 23 november 2010 vanaf haar bankrekening een geldbedrag € 5.000,- overgemaakt naar de bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte 5]. Dit geldbedrag is dezelfde dag contant opgenomen. [177] [medeverdachte 5] is, net als verdachte, lid van de Surinaamse band ‘[naam band]’. [178]
Aanvraag [persoon 27]
Op naam van [persoon 27] is op 7 januari 2011 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst heeft in totaal € 29.883,- uitgekeerd. [179]
De kinderen [naam 29] en [naam 30] hebben geen kinderopvang genoten. [180] De vader van de kinderen, [persoon 28], heeft verklaard dat hij zijn persoonsgegevens en die van zijn kinderen aan [persoon 27] heeft gegeven. [181] In de woning, gelegen aan de [adres, te plaats 1], is op een computer een incomplete aanvraag KOT op naam van [persoon 28] aangetroffen. [182] De jaaropgave die namens [persoon 28] naar de Belastingdienst is verstuurd, bevat het kenmerk [nummer]. [183] Dit kenmerk is gekoppeld aan de dochter van verdachte en [medeverdachte 1]. [184]
Eigen aanvraag/aanvraag [medeverdachte 1]
Op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] – de vrouw van verdachte – is op 2 december 2006 een aanvraag tot toekenning KOT bij de Belastingdienst ingediend voor het kind van verdachte, [dochter B van medeverdachte 1]. Deze is automatisch voortgezet in 2007 en niet gewijzigd of beëindigd. [dochter B van medeverdachte 1] heeft tot 15 april 2007 daadwerkelijk kinderopvang genoten. [185] Op naam van [medeverdachte 1] zijn op 31 maart, 9 april en 17 september 2007 (wijzigings)aanvragen KOT ingediend voor zowel [dochter B van medeverdachte 1] als [dochter A van medeverdachte 1], waarna de Belastingdienst diverse beschikkingen heeft afgegeven. [186] Zijn dochters hebben echter na 15 april 2007 geen kinderopvang genoten. [187] De Belastingdienst heeft een geldbedrag van in totaal € 95.940,- uitgekeerd. [188]
[medeverdachte 1] heeft bij zowel de FIOD als de rechter-commissaris een beroep gedaan op haar zwijgrecht/verschoningsrecht.
Categorie III
In deze categorie vallen de verklaringen van aanvragers die wel bij de FIOD zijn gehoord, maar geen verklaring hebben afgelegd bij de rechter-commissaris en waarbij de rechtbank van oordeel is dat diens verklaringen het enige bewijsmiddel zijn waaruit directe betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde aanvragen blijkt.
Aanvragen [persoon 29] en [persoon 30]
Op naam van [persoon 29] en [persoon 30] zijn aanvragen tot toekenning KOT ingediend bij de Belastingdienst. De verklaringen van [persoon 29] en [persoon 30] vormen het enige bewijs (‘sole evidence’) waaruit de directe betrokkenheid van verdachte bij het indienen van deze aanvragen blijkt. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om [persoon 29] en [persoon 30] te ondervragen. Zoals overwogen in rubriek 5.1. zullen deze verklaringen, vanwege strijdigheid met artikel 6 EVRM, worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte zal worden vrijgesproken van betrokkenheid bij deze aanvragen.
Nadere overwegingen
6.3.2.3. Alternatief scenario
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat andere personen dan verdachte en/of zijn partner [medeverdachte 1] gebruik hebben gemaakt van de in hun woning aanwezige computer en/of IP-adressen, acht de rechtbank deze suggestie op geen enkele wijze aannemelijk geworden. In onderhavige zaak zijn vanuit de woning een groot aantal onjuiste aanvragen KOT bij de Belastingdienst ingediend. Het is niet aannemelijk dat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, andere personen steeds dezelfde frauduleuze handelingen hebben uitgevoerd vanuit de woning van verdachte, zonder dat hij daar weet van had. Hiervoor zijn de handelingen ten aanzien van het indienen van een aanvraag en/of wijziging KOT te frequent en gedurende een te lange periode ingediend. Daarnaast wijzen de verklaringen van vele aanvragers – zoals hiervoor is weergegeven – juist op de betrokkenheid van verdachte.
6.3.2.4. Medeplegen
De verdediging heeft verder gesteld dat het handelen van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van oplichting. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, voorafgaand, tijdens en na afloop van de in de tenlastelegging vermelde aanvragen sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, zijn mededader(s) en aanvragers, gericht op de planning en uitvoering van de feiten en de verdeling van de uitgekeerde geldbedragen, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Verdachte heeft – al dan niet door tussenkomst van een derde – persoonsgegevens van aanvragers en die van hun kinderen in ontvangst genomen. Door anderen zijn vervolgens deze gegevens verwerkt. Verdachte kwam vervolgens weer in actie nadat de aanvraag was gedaan en de KOT was uitgekeerd. Hij ging dan op pad om een deel van de ontvangen gelden te incasseren. De werkwijze waarbij onderling moest worden afgestemd om alle vereiste gegevens voor de aanvragen en controles achteraf te verkrijgen, kenmerkt zich door een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte heeft in het samenwerkingsverband een essentiële rol gespeeld bij de oplichting van de Belastingdienst. Immers, het ter beschikking stellen en verkrijgen van die persoonsgegevens vormt een wezenlijk onderdeel van het ten laste gelegde fraudepatroon, nu zonder die gegevens de onterechte aanvragen KOT niet zouden kunnen worden ingediend en de beoogde bevoordeling niet kon worden bewerkstelligd. De rol van verdachte laat zich dan ook niet als enkel medeplichtigheid kwalificeren.
Ten aanzien van de eigen aanvraag/aanvraag [medeverdachte 1] overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte ontkent op de hoogte te zijn geweest van de ten onrechte aangevraagde KOT voor zijn eigen kinderen. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte in ieder geval vanaf 9 januari 2009 (aanvraag [naam 2]) betrokken is geweest bij het onterecht aanvragen van KOT op naam van aangevers. De kinderen van verdachte gingen niet naar een kinderopvang, maar er werd wel maandelijks een groot geldbedrag aan KOT op de bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte 1], de partner van verdachte, uitgekeerd. Verdachte had geen legaal inkomen en [medeverdachte 1] had slechts een beperkt inkomen en verder geen vermogen.
Gelet op voornoemde omstandigheden, moet verdachte in ieder geval vanaf 9 januari 2009 hebben geweten dat ook ten behoeve van zijn kinderen onterecht KOT werd ontvangen en hiervoor onjuiste aanvragen waren ingediend. Het had op de weg van verdachte gelegen – hij was daartoe zelfs verplicht – om de KOT te beëindigen. Dit heeft verdachte niet gedaan. Gelet op het voorgaande is tussen verdachte en zijn partner [medeverdachte 1] sprake geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking, dat verdachte vanaf 9 januari 2009 ook ten aanzien van de eigen aanvraag/aanvraag [medeverdachte 1] kan worden aangemerkt als medepleger van oplichting van de Belastingdienst voor een geldbedrag van in totaal € 64.307,-. [189]
Conclusie
6.3.2.5. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank komt op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, tot het oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de Belastingdienst heeft opgelicht. Hiertoe heeft verdachte samen met anderen valselijk opgemaakte en/of vervalste aanvragen en/of wijzigingen KOT bij de Belastingdienst ingediend. De Belastingdienst was in de veronderstelling dat deze gegevens juist waren en heeft op basis van deze onjuist ingevulde aanvragen en/of wijzigingen KOT uitbetaald. Hierdoor is de Belastingdienst bewogen tot afgifte van de bedragen aan KOT. Als de Belastingdienst had geweten dat deze gegevens onjuist waren had de Belastingdienst de KOT niet uitbetaald.
De rechtbank leidt uit de onder rubriek 6.3.2. besproken aanvragen af dat de Belastingdienst een bedrag van in totaal € 696.660,- onterecht KOT heeft uitgekeerd en daardoor voor dit bedrag is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen.
6.3.2.6. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De antwoordformulieren, jaaropgaven, facturen, offertes en overeenkomsten KOT zijn geschriften. Deze geschriften zijn bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen. Immers, aan de hand van deze geschriften kan de Belastingdienst controleren of daadwerkelijk van kinderopvang gebruik wordt gemaakt en wat hiervan de kosten zijn. Verdachte heeft met anderen het oogmerk gehad deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken om daarmee te kunnen aantonen welke gegevens voor de aangevraagde KOT zijn gehanteerd.
Ten aanzien van de in de tenlastelegging onder feit 2, punt 1 vermelde geschriften overweegt de rechtbank het volgende. Het staat vast dat deze geschriften valselijk zijn opgemaakt en dat hiervan gebruik is gemaakt. Nu ten aanzien van de directe betrokkenheid van verdachte bij deze valse geschriften echter geen nader bewijs is aangetroffen in het dossier, zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige onder feit 2 ten laste gelegde geschriften komt de rechtbank, gelet op de in rubriek 6.3.2. vermelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, tot het oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken/vervalsen van deze geschriften en tevens het oogmerk heeft gehad deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.
6.3.3.
Feit 3
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden (inclusief de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 met betrekking tot de criminele herkomst van de gelden).
Zoals onder rubriek 6.3.2. is besproken, heeft de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 2 overwogen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Deze feiten hebben ertoe geleid dat de Belastingdienst KOT heeft uitgekeerd. Deze ten onrechte uitgekeerde KOT bedragen zijn daarom van eigen misdrijf afkomstig. De KOT is doorgaans gestort op de bankrekening van de desbetreffende aanvragers. Blijkens de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, moesten de aanvragers een gedeelte van het gestorte geld aan verdachte afstaan. De geldbedragen zijn – al dan niet in bijzijn van verdachte – door aanvragers contant opgenomen, waarna (een gedeelte van) het bedrag aan verdachte werd overgedragen. Ook hebben aanvragers geld op een bankrekening van [mededader 1] gestort, waarna het – zoals blijkt uit bankafschriften – vrijwel direct contant werd opgenomen. [mededader 1] heeft verklaard dat hij zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan verdachte. Nadat de geldbedragen waren gestort, heeft hij deze contant opgenomen en aan verdachte overgedragen.
Uit het voorgaande volgt dat de criminele opbrengsten deels bij aangevers bleven en deels zijn afgestaan aan verdachte.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte als medepleger van witwassen moet worden aangemerkt ten aanzien van het totaal aan geldbedragen dat ten onrechte door de Belastingdienst aan de aanvragers is uitgekeerd, dus ook voor het gedeelte dat niet door aanvragers aan verdachte is afgestaan.
De rechtbank volgt deze redenering van de officier van justitie niet.
Uit de omstandigheid dat verdachte tezamen en in vereniging met aanvragers de Belastingdienst heeft opgelicht en de aanvrager (KOT)gelden afkomstig uit dit misdrijf heeft ontvangen, volgt immers niet automatisch dat verdachte ook moet worden aangemerkt als medepleger van het witwassen van het gedeelte dat niet aan verdachte is afgestaan. Ten aanzien van dit gedeelte wordt verdachte dus vrijgesproken.
Dan blijft over de vraag of de gelden die de verdachte van aanvragers heeft ontvangen, door hem in vereniging zijn witgewassen. In de kern betreft dit naar het oordeel van de rechtbank gelden die door verdachte op
middellijkewijze uit eigen misdrijf zijn verkregen. Het betreft hier immers gelden die ten gevolge van de oplichtingshandelingen van verdachte bij aanvrager zijn binnengekomen en vervolgens voor een deel zijn doorgeleid naar verdachte, die deze gelden aldus heeft verworven en voorhanden gehad, een en ander in nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de desbetreffende aanvragers. Deze overdracht moet naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een handeling die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’. Immers, door de overdracht aan verdachte is er sprake van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Inherent aan deze specifieke situatie is dat de kwalificatieuitsluitingsgrond niet van toepassing is (vgl. HR 25-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:702, r.o. 3.8.).
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met de desbetreffende aanvragers schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de aan hem door aangevers overgedragen geldbedragen. Gedurende een lange periode heeft de Belastingdienst onterecht KOT uitgekeerd op bankrekeningen van aanvragers. Een gedeelte van deze onterecht uitgekeerde KOT is – al dan niet via een tussenpersoon – overgedragen aan verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich ten aanzien van dit aan hem overdragen deel schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Voor zover aanvragers verschillend hebben verklaard over de hoogte van de bedragen die zij aan verdachte hebben afgestaan, is hierbij in het voordeel van verdachte uitgegaan van het laagst genoemde bedrag.
Met betrekking tot de bedragen die zijn ontvangen uit de oplichting van de Belastingdienst naar aanleiding van de aanvragen KOT voor de eigen kinderen van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat niet uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte medepleger is geweest van het witwassen van deze geldbedragen.
Het in totaal door verdachte witgewassen bedrag bedraagt aldus circa € 176.492,-.
6.3.4.
Feit 4
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie in de zin artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht een samenwerkingsverband verstaan met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
De rechtbank is van oordeel dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een samenwerkingsverband van verdachte en zijn mededaders dat aangemerkt moet worden als een criminele organisatie in bovenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] [190] , [medeverdachte 5] [191] , [medeverdachte 4] [192] , [medeverdachte 2] [193] en verdachte, hiertoe gedurende een langere periode regelmatig hebben samengewerkt. Het gemeenschappelijk oogmerk hierbij was het indienen van onjuiste aanvragen en/of wijzigingen KOT en het in persoon daarvan profiteren. Hiertoe had elke deelnemer zijn eigen rol. Sommigen waren primair verantwoordelijk voor het valselijk opmaken van de geschriften en hadden kennis van het aanvraagsysteem en fungeerden feitelijk als een zogenoemde “back office”. Anderen verzorgden het “klantcontact”. Verdachte was verantwoordelijk voor het werven van aanvragers, het inzamelen van gegevens en het overdragen van deze geschriften, maar ook het indienen van valse aanvragen KOT. Ook waren deze personen, waaronder dus verdachte, verantwoordelijk voor het incasseren van de gelden. Hierbij werd planmatig te werk gegaan. Zo volgt uit de verklaringen van de aangevers dat de incasso vrijwel onmiddellijk plaatsvond nadat de KOT was gestort.
De rechtbank acht het samenwerkingsverband daarnaast ook voldoende duurzaam om te kunnen spreken van een organisatie, nu de deelnemers zich gedurende een aantal jaren en met een zekere frequentie bezighielden met het plegen van misdrijven.
Hieruit volgt dat het oogmerk van deze organisatie er op was gericht om de belastingdienst op te lichten door het doen van grote hoeveelheden valse aanvragen KOT. Verdachte heeft een aandeel gehad in dit samenwerkingsverband en gedragingen verricht die strekten tot de verwezenlijking van het oogmerk van deze organisatie. Ook kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het deelnemen aan die criminele organisatie.
Voor een nadere onderbouwing van deze bewezenverklaring verwijst de rechtbank voorts naar hetgeen hierboven ten aanzien van de oplichting, de valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen is overwogen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
in de periode van 9 januari 2009 tot en met 31 januari 2012 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
immers hebben verdachte en zijn mededaders - ter verkrijging van
Kinderopvangtoeslag - een document, te weten valselijk opgemaakte (elektronische) aanvragen en wijzigingen Kinderopvangtoeslag
te weten D/115, pag. 3355 en D/116, pag. 3358-3364 en D/118 pag. 3368-3372 en A-283-D-01/D-02 en A-282-D-01/D-02 en A-244-D-03 en A-066-D-01/D-02/D-03 en A-242-D-01 en A-206-D-02 en A-175-D-02 en A-139-D-02 en A-I09-D-02 en A-084-D-03 en A-083-D-02 en A-061-D-02 en A-005-D-01 en A-170-D-04 en A-198-D-02 en/of A-180-D-01/D-02 en A-041-D-02 en A-193-D-02 en A-217-D-02 en A-218-D-02 en A-246-D-02
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende dat
de in de aanvragen en wijzigingen genoemde kinderen gedurende een in de aanvragen en wijzigingen genoemd aantal uren per maand, per een in de aanvragen en wijzigingen genoemde ingangsdatum kinderopvang genieten, althans dat
eigen aanvraag/aanvraag [medeverdachte 1] V-01
[dochter B van medeverdachte 1] gedurende 160 uur per maand vanaf 1 april 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 3]
(D/115, pag. 3355) en [dochter B van medeverdachte 1] gedurende 218 uur per maand vanaf 1 april 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 3] (D/116, pag. 3358-3364) en [dochter A van medeverdachte 1] gedurende 135 uur per maand vanaf 1 augustus 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 1]
(D1118 pag. 3368-3372)
en
aanvraag [naam 2] A-283
[naam 31] gedurende 180 uur per maand en [naam 32] gedurende 219 uur per maand vanaf 1 januari 2008 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 4] (A-283-D-Ol) en [naam 32] gedurende 217 uur per maand en [naam 33] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 4] (A-283-D-02)
en
aanvraag [persoon 12] A-282
[naam 11] gedurende 180 uur per maand vanaf 1 januari 2008 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 5] (A-282-D-Ol) en [naam 11] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 5] (A-282-D-02)
en
aanvraag [persoon 2] A-244
[naam 2] gedurende 135 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [locatie] (A-244-D-03)
en
aanvraag [persoon 3] A-066
[naam 3] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 4] (A-066-D-Ol) en [naam 4] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 4] (A-066-D-02) en [naam 5] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 6] (A-066-D-03)
en
aanvraag [persoon 7] A-242
[naam 34] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 4]
(A-242-D-01)
en
aanvraag [persoon 9] A-206
[naam 10] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 7]
(A-206-D-02)
en
aanvraag [persoon 4] A-175
[naam 6] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-175-D-02)
en
aanvraag [persoon 13] A-139
[naam 12] gedurende 150 uur per maand en [naam 13] gedurende 150 uur per
maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 8] (A-139-D-02)
en
aanvraag [persoon 14] A-109
[naam 14] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-I09-D-02)
en
aanvraag [persoon 15], A-084
[naam 15] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-084-D-03)
en/of
(aanvraag [persoon 16] (A-083)
[naam 16] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-083-D-02)
en
aanvraag [persoon 17] A-061
[naam 17] gedurende 217 uur per maand vanaf 20 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 9] (A-061-D-02)
en
aanvraag [persoon 5] A-005
[naam 7] gedurende 150 uur per maand en [naam 8] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 8] (A-005-D-01)
en
aanvraag [persoon 6] A-170
[naam 9] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-170-D-04)
en
aanvraag [persoon 19] A-198
[naam 18] gedurende 150 uur per maand en [naam 19] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2010 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 10] (A-198-D-02)
en
aanvraag [persoon 20] A-180
[naam 20] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 11] (A-180-D-Ol) en dat [naam 20] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 11] (A-180-D-02)
en
aanvraag [persoon 22] A-293
[naam 21] gedurende 150 uur per maand en [naam 22] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 10] (A-293-D-01)
en
aanvraag [persoon 18] A-041
[naam 23] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-041-D-02)
en
aanvraag [persoon 23] A-193
[naam 24] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 februari 2010 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 1] (A-193-D-02)
en
aanvraag [persoon 24], A-217
[naam 25] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet
bij [kinderopvang 12] (A-217-D-02)
en
aanvraag [persoon 25] A-218
[naam 26] gedurende 150 uur per maand en [naam 27] gedurende 150 uur per maand en [naam 28] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 allen kinderopvang genieten bij [kinderopvang 13] (A-218-D-02)
en
aanvraag [persoon 27] A-246
[naam 29] gedurende 150 uur per maand en [naam 30] gedurende 215 uur per maand vanaf 1
april 2010 beiden kinderopvang genieten bij [kinderopvang 1] (A-246-D-02)
waardoor verdachte en zijn mededaders de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag en wijziging Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslagen tot
een geldbedrag van in totaal circa 696.660 euro;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
in de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 december 2011 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
2. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-066-D-11) en jaaropgaven kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-066-D-12 en A-066-D-13)
en
3. een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 2] (A-180-D-04)
en
4. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-170-D-06) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-170-D-07)
en
5. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-242-D-16a/b) en een jaaropgave
kinderopvang 2009 van [kinderopvang 18] (A-242-D-16c)
en
6. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-206-D-05) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-206-D-08) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 en een jaaropgave kinderopvang 2010 van [kinderopvang 19] (A-206-D-07) en een jaaropgave kinderopvang 2010 van [kinderopvang 1] A-206-D-09)
en
7. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-244-D-04, blz. 1-3) en een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4], wonende te [plaats 3] (A-244-D-04, blz. 4) en een Antwoordformulier (A-244-D-05, blz. 1) en een factuur van [kinderopvang 1] over periode 10 van 2008 (A-244-D-05, pag. 2) en een factuur van [kinderopvang 1] over periode 11 van 2008 (A-244-D-05 pag. 3) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-244-D-05, pag. 4) en een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4] wonende te [plaats 3] (A-244-D-05 pag. 5)
en
8. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-282-D-12) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 10 van 2008 (A-282-D-13) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode van 11 van 2008 (A-282-D-14) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-282-D-15) en een Antwoordformulier kinderopvanggegevens (A-282-D-16) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-282-D-17) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 2] (A-282-D-18) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 (A-282-D-19) en jaaropgaven kinderopvang 2010 van [kinderopvang 14] (A-282-D-20 en A-282-D-21)
valselijk hebben opgemaakt en hebben vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat verdachte en zijn mededaders op deze Antwoordformulieren kinderopvangtoeslag en deze jaaropgaven en deze facturen en deze offerten/overeenkomsten,
valselijk en in strijd met de waarheid hebben vermeld dat
Ad 2. [naam 3] en [naam 4] in 2009 beiden in totaal 2592 uur kinderopvang hebben genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten voor [naam 3] en [naam 4] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 4] en [naam 3] bij [kinderopvang 1] heeft plaatsgevonden
en
Ad 3. De kinderopvang van [naam 20] bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden
en
Ad 4. [naam 9] in 2009 in totaal 135 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 9] in 2009 9.315 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 9] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 8] heeft plaatsgevonden
en
Ad 5. [naam 34] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 34] in 2009 10.926 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 34] in 2009 bij [kinderopvang 18] heeft plaatsgevonden
en
Ad 6. [naam 10] in 2009 in totaal 2592 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 10] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 10] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie] heeft plaatsgevonden en dat [naam 10] in 2010 in totaal 217 uur kinderopvang heeft genoten en dat [naam 37] in 2010 in totaal 1994 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12.165 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 37] in 2010 bij [kinderopvang 17] heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang voor [naam 10] in 2010 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie] heeft plaatsgevonden
en
Ad 7. [medeverdachte 4] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en dat de
kinderopvang voor [naam 2] in 2008 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang van [medeverdachte 4] in oktober 2008 en november 2008 en december 2008 bij [kinderopvang 1], [locatie] heeft plaatsgevonden
en
Ad 8. [naam 35] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 35] 9.315 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 35] in 2008 (althans in de maanden oktober 2008 en november 2008 en december 2008) bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 5] te [plaats 4] heeft plaatsgevonden en dat [naam 11] in 2009 is opgevangen bij de [kinderopvang 15] en dat [naam 11] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 200913.104 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 35] in 2009 bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden en dat [naam 11] in 2010 in totaal 1650 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 2010 9.158,60 bedroeg en dat [naam 36] in 2010 in totaal 2307 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten [naam 36] in 2010 13.910,38 bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 36] in 2010 bij [kinderopvang 14] heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang van [naam 11] in 2010 bij [kinderopvang 16]
heeft plaatsgevonden
en
in de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 december 2011 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk van een vals en vervalst geschrift gebruik hebben gemaakt en hebben afgeleverd en voorhanden hebben gehad, als ware die geschriften echt en onvervalst, immers hebben verdachte en zijn mededaders
2. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-066-D-11) en jaaropgaven kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-066-D-12 en A-066-D-13)
en
3. een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 2] (A-180-D-04)
en
4. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-170-D-06) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-170-D-07)
en
5. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-242-D-16a/b) en een jaaropgave
kinderopvang 2009 van [kinderopvang 18] (A-242-D-16c)
en
6. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-206-D-05) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 1] (A-206-D-08) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 en een jaaropgave kinderopvang 2010 van [kinderopvang 19] (A-206-D-07) en een jaaropgave kinderopvang 2010 van [kinderopvang 1] A-206-D-09)
en
7. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-244-D-04, blz. 1-3) en een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4], wonende te [plaats 3] (A-244-D-04, blz. 4) en een Antwoordformulier (A-244-D-05, blz. 1) en een factuur van [kinderopvang 1] over periode 10 van 2008 (A-244-D-05, pag. 2) en een factuur van [kinderopvang 1] over periode 11 van 2008 (A-244-D-05 pag. 3) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-244-D-05, pag. 4) en een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4] wonende te [plaats 3] (A-244-D-05 pag. 5)
en
8. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-282-D-12) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 10 van 2008 (A-282-D-13) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode van 11 van 2008 (A-282-D-14) en een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-282-D-15) en een Antwoordformulier kinderopvanggegevens (A-282-D-16) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-282-D-17) en een jaaropgave kinderopvang 2009 van [kinderopvang 2] (A-282-D-18) en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 (A-282-D-19) en jaaropgaven kinderopvang 2010 van [kinderopvang 14] (A-282-D-20 en A-282-D-21)
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
opgestuurd naar de Belastingdienst Toeslagen te Heerlen,
en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat verdachte en zijn mededaders op deze Antwoordformulieren kinderopvangtoeslag en Antwoordformulieren kinderopvanggegevens en deze facturen en jaaropgaven valselijk en in strijd met de waarheid hebben vermeld dat
Ad 2. [naam 3] en [naam 4] in 2009 beiden in totaal 2592 uur kinderopvang hebben genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten voor [naam 3] en [naam 4] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 4] en [naam 3] bij [kinderopvang 1] heeft plaatsgevonden
en
Ad 3. De kinderopvang van [naam 20] bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden
en
Ad 4. [naam 9] in 2009 in totaal 135 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 9] in 2009 9.315 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 9] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 8] heeft plaatsgevonden
en
Ad 5. [naam 34] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 34] in 2009 10.926 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 34] in 2009 bij [kinderopvang 18] heeft plaatsgevonden
en
Ad 6. [naam 10] in 2009 in totaal 2592 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 10] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 10] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie] heeft plaatsgevonden en dat [naam 10] in 2010 in totaal 217 uur kinderopvang heeft genoten en dat [naam 37] in 2010 in totaal 1994 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12.165 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 37] in 2010 bij [kinderopvang 17] heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang voor [naam 10] in 2010 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie] heeft plaatsgevonden
en
Ad 7. [medeverdachte 4] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en dat de
kinderopvang voor [naam 2] in 2008 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang van [medeverdachte 4] in oktober 2008 en november 2008 en december 2008 bij [kinderopvang 1], [locatie] heeft plaatsgevonden
en
Ad 8. [naam 35] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 35] 9.315 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 35] in 2008 (althans in de maanden oktober 2008 en november 2008 en december 2008) bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 5] te [plaats 4] heeft plaatsgevonden en dat [naam 11] in 2009 is opgevangen bij de [kinderopvang 15] en dat [naam 11] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 200913.104 euro bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 35] in 2009 bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden en dat [naam 11] in 2010 in totaal 1650 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 2010 9.158,60 bedroeg en dat [naam 36] in 2010 in totaal 2307 uur kinderopvang heeft genoten en dat het totale bedrag aan opvangkosten [naam 36] in 2010 13.910,38 bedroeg en dat de kinderopvang van [naam 36] in 2010 bij [kinderopvang 14] heeft plaatsgevonden en dat de kinderopvang van [naam 11] in 2010 bij [kinderopvang 16]
heeft plaatsgevonden;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
in of omstreeks de periode van 9 januari 2009 tot en met 20 januari 2013 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders voorwerpen, te weten geldbedragen, totaal circa 176.492 euro, verworven en voorhanden gehad, althans van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
in de periode van 9 januari 2009 en met 20 januari 2013 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- valsheid in geschrifte, artikel 225 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht en
- oplichting, artikel 326 lid 1 van het wetboek van Strafrecht en
- witwassen, artikel 420ter/bis van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straffen en maatregelen

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij haar eis onder meer rekening gehouden met de ernst en de duur van de feiten, de rol van verdachte, de hoogte van het benadelingsbedrag en de deelneming aan een criminele organisatie.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien zij tot een veroordeling komt, bij de strafbepaling aansluiting te zoeken bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Voorts dient in het voordeel van verdachte rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de overheid eigen schuld heeft gehad aan de fraude met KOT. Immers, de overheid heeft lange tijd een regeling KOT gehanteerd waarvan zij wist dat deze zeer fraudegevoelig was. Tot slot is het voordeel dat verdachte heeft verkregen lager dan dat de officier van justitie doet suggereren, het overgrote deel van de onterecht uitgekeerde KOT is immers naar alle aanvragers gegaan.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die gedurende een lange periode de Belastingdienst voor enkele miljoenen euro’s heeft opgelicht. Verdachte en zijn mededaders hielden zich op grote schaal bezig met het valselijk opmaken en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren betreffende door de Belastingdienst uit te keren KOT en het witwassen van de aldus verkregen geldbedragen.
Hiermee hebben verdachte en zijn mededaders misbruik gemaakt van het systeem van de Belastingdienst dat is ingesteld om grote aantallen aanvragen en wijzigingen KOT zo snel mogelijk te kunnen verwerken. De Belastingdienst gaat daarbij in het algemeen uit van de juistheid van de ingediende verzoeken om zo de aanvragers niet lang in onzekerheid te laten verkeren. Verdachte heeft het vertrouwen dat de basis vormt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem ondergraven. Ook neemt door dergelijke grootschalige fraudes de maatschappelijke bereidheid om bij te dragen aan het toeslagenstelstel af.
Het wekt verbazing dat de Belastingdienst zonder enige controle vooraf en zonder dat ook maar één bewijsmiddel mee hoefde te worden gestuurd, overging tot onmiddellijke overmaking van soms vele tienduizenden euro’s in één keer. De enige controle vond steekproefsgewijs achteraf plaats. Verdachte heeft echter wel een eigen verantwoordelijkheid en het gemak waarmee de fraude kon worden gepleegd maakt zijn handelen niet minder strafbaar.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten een aanzienlijk voordeel genoten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen gewin. Hij heeft hiertoe vele aanvragers aangezet tot strafbaar handelen. Hierbij heeft verdachte niet alleen de Belastingdienst, maar ook deze aanvragers benadeeld. Hoewel een groot aantal aanvragers wisten, dan wel konden vermoeden dat zij de KOT onterecht ontvingen, zijn zij de personen – en niet verdachte – die worden geconfronteerd met naheffingen. Zij zijn het die feitelijk het gehele bedrag dat ten onrechte aan hen is uitgekeerd terug moeten betalen aan de Belastingdienst, daaronder ook begrepen de substantiële bedragen die door de aanvragers aan verdachte en/of zijn mededaders zijn afgestaan.
Voorts hebben verdachte en zijn mededaders door hen valselijk opgemaakt en vervalst documenten aan de Belastingdienst overgelegd en gedaan alsof dit echte en onvervalste documenten waren. Door aldus te handelen heeft verdachte het vertrouwen dat in de juistheid van (digitale) geschriften moet kunnen worden gesteld schade toegebracht.
Gelet op de ernst van de feiten, de rol die verdachte daarbij wordt verweten en de hoogte van het benadelingsbedrag, kan niet worden gekomen tot een andere dan een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft als uitgangspunt bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank weegt bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte mee dat hij en zijn mededaders gedurende een lange periode en voor een aanzienlijk geldbedrag in georganiseerd verband de Belastingdienst hebben opgelicht. Hierbij zijn verdachte en zijn mededaders op geraffineerde wijze te werk gegaan, waarbij verdachte een sturende rol heeft gehad. Bovendien heeft verdachte de fraude niet uit zichzelf beëindigd.
De rechtbank zal verder rekening houden met de Justitiële Documentatie van 24 juni 2014 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden is.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en B.T. Beuving, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van de Kraats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2014.
Bijlage I
Volledige tekst van de tenlastelegging, na wijziging op de zitting
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2007 tot en met 31
januari 2012 te Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen,
hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met
geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een
inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaderes) (telkens) - ter verkrijging van
Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste
(elektronische) aanvra(a)g( en) en/of wijziging( en) Kinderopvangtoeslag
te weten D/115, pag. 3355 en/of D/116, pag. 3358-3364 en/of D/118 pag. 3368-3372 en/of A-
283-D-0l/D-02 en/of A-282-D-0l/D-02 en/of A-244-D-03 en/of A-066-D-01/D-02/D-03
en/of A-242-D-01 en/of A-206-D-02 en/of A-175-D-02 en/of A-139-D-02 en/of A-I09-D-02
en/of A-084-D-03 en/of A-083-D-02 en/of A-061-D-02 en/of A-005-D-01 en/of A-170-D-04
en/of A-198-D-02 en/of A-180-D-01 /D-02 en/of A-041-D-02 en/of A-193-D-02 en/of A-022-
D-02/D-03 en/of A-217-D-02 en/of A-218-D-02 en/of A-292-D-01 en/of A-246-D-02
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat
de in de aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemd(e) kind(eren) gedurende een in de
aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemd aantal uren per maand, per een in de
aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemde ingangsdatum kinderopvang genieten, althans
dat (onder meer)
(eigen aanvraag/aanvraag [medeverdachte 1] V-01)
[dochter B van medeverdachte 1] gedurende 160 uur per maand vanaf 1 april 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 3]
(D/115, pag. 3355) en/of [dochter B van medeverdachte 1] gedurende 218 uur per maand vanaf 1
april 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 3] (D/116, pag. 3358-3364) en/of [dochter A van medeverdachte 1]
gedurende 135 uur per maand vanaf 1 augustus 2007 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 1]
(D1118 pag. 3368-3372)
en/of
(aanvraag [naam 2] A-283)
[naam 31] gedurende 180 uur per maand en/of [naam 32] gedurende 219 uur per
maand vanaf 1 januari 2008 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 4] (A-283-D-Ol) en/of
[naam 32] gedurende 217 uur per maand en/of [naam 33] gedurende 217 uur per
maand vanaf 1 januari 2009 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 4] (A-283-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 12] A-282)
[naam 11] gedurende 180 uur per maand vanaf 1 januari 2008 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 5] (A-282-D-Ol) en/of [naam 11] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari
2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 5] (A-282-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 2] A-244)
[naam 2] gedurende 135 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[locatie] (A-244-D-03)
en/of
(aanvraag [persoon 3] A-066)
[naam 3] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 4] (A-066-D-Ol) en/of [naam 4] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari
2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 4] (A-066-D-02) en/of [naam 5] gedurende 217 uur
per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 6] (A-066-D-03)
en/of
(aanvraag [persoon 7] A-242)
[naam 34] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 4]
(A-242-D-01)
en/of
(aanvraag [persoon 9] A-206)
[naam 10] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 7]
(A-206-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 4] A-175)
[naam 6] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-175-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 13] A-139)
[naam 12] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 13] gedurende 150 uur per
maand vanaf 1 januari 2009 (beiden) kinderopvang geniete en) bij [kinderopvang 8] (A-139-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 14] A-I09)
[naam 14] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-I09-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 15], A-084)
[naam 15] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 8] (A-084-D-03)
en/of
(aanvraag [persoon 16] (A-083)
[naam 16] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-083-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 17] A-061)
[naam 17] gedurende 217 uur per maand vanaf 20 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 9] (A-061-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 5] A-005)
[naam 7] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 8] gedurende 217 uur per maand vanaf 1
januari 2009 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 8] (A-005-D-Ol)
en/of
(aanvraag [persoon 6] A-170)
[naam 9] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-170-D-04)
en/of
(aanvraag [persoon 19] A-198)
[naam 18] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 19] gedurende 217 uur per
maand vanaf 1 januari 2010 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 10] (A-198-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 20] A-180)
[naam 20] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 11] (A-180-D-Ol) en/of dat [naam 20] gedurende 217 uur per maand vanaf 1
januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 11] (A-180-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 22] A-293)
[naam 21] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 22] gedurende 150 uur per maand vanaf
1 januari 2010 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 10] (A-293-D-Ol)
en/of
(aanvraag [persoon 18] A-041)
[naam 23] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 8]
(A-041-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 23] A-193)
[naam 24] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 februari 2010 kinderopvang geniet bij
[kinderopvang 1] (A-193-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 29] A-022)
[naam 38] gedurende 215 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [kinderopvang 9]
(A-022-D-02) enlof dat [naam 39] gedurende 150 uur per maand vanaf 1
januari 2010 kinderopvang geniet bij [locatie] (A-022-D-03)
en/of
(aanvraag [persoon 24], A-217)
[naam 25] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet
bij [kinderopvang 12] (A-217-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 25] A-218)
[naam 26] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 27] gedurende 150 uur per maand
en/of [naam 28] gedurende 150 uur per maand vanaf 1 januari 2010 (allen) kinderopvang
geniet(en) bij [kinderopvang 13] (A-218-D-02)
en/of
(aanvraag [persoon 30] A-292)
[naam 40] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 41] gedurende 150 uur per
maand vanaf 15 oktober 2010 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 1] (A-
292-D-01)
en/of
(aanvraag [persoon 27] A-246)
[naam 29] gedurende 150 uur per maand en/of [naam 30] gedurende 215 uur per maand vanaf 1
april 2010 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [kinderopvang 1] (A-246-D-02)
waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de
persoon genoemd op de aanvraag en/of wijziging Kinderopvangtoeslag recht had op deze
toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) (tot
(een) geldbedrag(en) van in totaal circa 780.195 euro, althans circa 310.932 euro);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 1
december 2011 te Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten
1. drieënveertig), althans een (groot) aantal jaaropgaven van [kinderopvang 1]
(althans [kinderopvang 1]) (A-39-D-16 en/of A-48-D-05/D-06 en/of A-066-D-12/D-13 en/of A-076-
D-07, blz. 3 en/of A-107-D-07, blz. 3 en/of A-109-D-08, blz. 3 en/of A-120-D-07/D-08 en/of
A-131-D-14, blz. 2 en/of A-132-D-07/D-08 en/of A-150-D-07, blz. 3 en/of D-162-D-08 blz. 3
en/of A-170-D-07 en/of A-175-D-07, blz. 3 en/of A-179-D-04 en/of A-195-0-06/D-07 en/of
A-198-D-09 en/of A-206-D-08 en/of A-222-D-01 en/of A-223-0-06 en/of A-224-D-01/D-
02/0-03/D-04 en/of A-225-0-01 en/of A-227-0-04/D-05 en/of A-231-D-13, blz. 3/D-14, blz.
3 en/of A-239-D-03 en/of A-274-D-09, blz. 3/D-10, blz. 3/0-11, blz. 2 en/of A-279-D-05/D-
06 en/of A-280-D-11 en/of A-297-D-21 /0-22/D-27)
en/of
2. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-066-D-11) en/of (een) jaaropgave(n)
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 1] (A-066-D-12 en A-066-D-13)
en/of
3. een jaaropgave (kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 2] (A-180-D-04)
en/of
4. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-170-D-06) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 1] (A-170-D-07)
en/of
5. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-242-D-16a/b) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 18] (A-242-D-16c)
en/of
6. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-206-D-05) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 19] (A-206-D-11) en/of een jaaropgave (kinderopvang) 2009 van
[kinderopvang 1] (A-206-D-08) en/of een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag
2010 en/of een jaaropgave (kinderopvang) 2010 van [kinderopvang 19] (A-206-D-07) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2010 van [kinderopvang 1] A-206-D-09)
En/of
7. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-244-D-04, blz. 1-3) en/of een
offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4], wonende te
[plaats 3] (A-244-D-04, blz. 4) en/of een Antwoordformulier (A-244-D-05, blz. 1) en/of een
factuur van [kinderopvang 1] over periode 10 van 2008 (A-244-D-05, pag. 2) en/of een factuur van [kinderopvang 1]
over periode 11 van 2008 (A-244-D-05 pag. 3) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12
van 2008 (A-244-D-05, pag. 4) en/of een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1]
en [medeverdachte 4] wonende te [plaats 3] (A-244-D-05 pag. 5)
en/of
8. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-282-D-12) en/of een factuur van [kinderopvang 1]
over de periode 10 van 2008 (A-282-D-13) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode van 11
van 2008 (A-282-D-14) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-282-D-15)
en/of een Antwoordformulier kinderopvanggegevens (A-282-D-16) en/of een
Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-282-D-17) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 2] (A-282-D-18) en/of een Antwoordformulier
kinderopvangtoeslag 2010 (A-282-D-19) en/of (een) jaaropgave(n) (kinderopvang) 2010 van
[kinderopvang 14] (A-282-D-20 en A-282-D-21)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, (telkens) met het oogmerk om
het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) op dit/deze
Antwoordformulier(en) kinderopvangtoeslag en/of deze jaaropgave(n) en/of deze
factu(u)r( en) en/of deze offerte(n)/overeenkomst( en),
(telkens) valselijk en in strijd met de waarheid (onder meer) heeft/hebben vermeld dat
Ad 1. De kinderopvang van het/de in die jaaropgave(n) opgenomen kind(eren) (telkens) bij
[kinderopvang 1] (althans bij [kinderopvang 1]) heeft plaatsgevonden en/of dat het/de in die
jaaropgave(n) opgenomen kind(eren) bij [kinderopvang 1] (althans bij [kinderopvang 1])
(telkens) bekend stond(en) onder kenmerk [kinderopvang 1]/I000813
en/of
Ad 2. [naam 3] en/of [naam 4] in 2009 (beiden) in totaal 2592 uur kinderopvang
heeft/hebben genoten en/of dat het totale bedrag aan opvangkosten voor [naam 3] en/of
[naam 4] in 2009 (telkens) 15.811,20 euro bedroeg en/of dat de kinderopvang van
[naam 4] en/of [naam 3] (telkens) bij [kinderopvang 1] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 3. De kinderopvang van [naam 20] bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 4. [naam 9] in 2009 in totaal 135 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 9] in 20099.315 euro bedroeg en/of dat de
kinderopvang van [naam 9] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 8] heeft
plaatsgevonden
en/of
Ad 5. [naam 34] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het
totale bedrag aan opvangkosten van [naam 34] in 2009 10.926 euro bedroeg en/of dat
de kinderopvang van [naam 34] in 2009 bij [kinderopvang 18] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 6. [naam 10] in 2009 in totaal 2592 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 10] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en/of dat [naam 37]
in 2009 een onbekend aantal uren kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12.165,23 euro bedroeg en/of dat de
kinderopvang van [naam 37] in 2009 bij [kinderopvang 17] plaatsgevonden en/of dat de
kinderopvang van [naam 10] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en/of dat [naam 10] in 2010 in totaal 217 uur kinderopvang heeft
genoten en/of dat [naam 37] in 2010 in totaal 1994 uur kinderopvang heeft genoten en/of
dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12.165 euro bedroeg en/of
dat de kinderopvang van [naam 37] in 2010 bij [kinderopvang 17] plaatsgevonden en/of
dat de kinderopvang voor [naam 10] in 2010 bij [kinderopvang 1] vestiging
[locatie] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 7. [medeverdachte 4] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat de
kinderopvang voor [naam 2] in 2008 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en/of dat de kinderopvang van [medeverdachte 4] in oktober 2008 en/of
november 2008 en/of december 2008 bij [kinderopvang 1], [locatie] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 8. [naam 35] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 35] 9.315 euro bedroeg en/of dat de kinderopvang van
[naam 35] in 2008 (althans in de maand(en) oktober 2008 en/of november 2008 en/of
december 2008) bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 5] te [plaats 4] heeft
plaatsgevonden en/of dat [naam 11] (in 2009) is opgevangen bij de [kinderopvang 15]
en/of dat [naam 11] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en/of
dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 200913.104 euro bedroeg en/of
dat de kinderopvang van [naam 35] in 2009 bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden
en/of dat [naam 11] in 2010 in totaal 1650 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het
totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 2010 9.158,60 bedroeg en/of dat
[naam 36] in 2010 in totaal 2307 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten [naam 36] in 2010 13.910,38 bedroeg en/of dat de
kinderopvang van [naam 36] in 2010 bij [kinderopvang 14] heeft
plaatsgevonden en/of dat de kinderopvang van [naam 11] in 2010 bij [kinderopvang 16]
heeft plaatsgevonden
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 1
december 2011 te Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk van een vals en/of vervalst geschrift gebruik heeft/hebben gemaakt
en/of heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, als ware dat/die
geschrift(en) echt en onvervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
1. drieënveertig), althans een (groot) aantal jaaropgaven van [kinderopvang 1]
(althans [kinderopvang 1]) (A-39-D-16 en/of A-48-D-05/D-06 en/of A-066-D-12/D-13 en/of A-076-
D-07, blz. 3 en/of A-107-D-07, blz. 3 en/of A-109-D-08, blz. 3 en/of A-120-D-07/D-08 en/of
A-131-D-14, blz. 2 en/of A-132-D-07/D-08 en/of A-150-D-07, blz. 3 en/of D-162-D-08 blz. 3
en/of A-170-D-07 en/of A-175-D-07, blz. 3 en/of A-179-D-04 en/of A-195-D-06/D-07 en/of
A-198-D-09 en/of A-206-D-08 en/of A-222-D-01 en/of A-223-D-06 en/of A-224-D-01/D-
02/D-03/D-04 en/of A-225-D-01 en/of A-227-D-04/D-05 en/of A-231-D-13, blz. 3/D-14, blz.
3 en/of A-239-D-03 en/of A-274-D-09, blz. 3/D-10, blz. 3/D-11, blz. 2 en/of A-279-D-05/D-
06 en/of A-280-D-11 en/of A-297-D-21/D-22/D-27)
en/of
2. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-066-D-11) en/of(een) jaaropgave(n)
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 1] (A-066-D-12 en A-066-D-13)
en/of
3. een jaaropgave (kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 2] (A-180-D-04)
en/of
4. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-170-D-06) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 1] (A-170-D-07)
en/of
5. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-242-D-16a/b) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 18] (A-242-D-16c)
en/of
6. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-206-D-05) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 19] (A-206-D-11) en/of een jaaropgave (kinderopvang) 2009 van
[kinderopvang 1] (A-206-D-08) en/of een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag
2010 en/of een jaaropgave (kinderopvang) 2010 van [kinderopvang 19] (A-206-D-07) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2010 van [kinderopvang 1] A-206-D-09)
en/of
7. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-244-D-04, blz. 1-3) en/of een
offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1] en [medeverdachte 4], wonende te
[plaats 3] (A-244-D-04, blz. 4) en/of een Antwoordformulier (A-244-D-05, blz. 1) en/of een
factuur van [kinderopvang 1] over periode 10 van 2008 (A-244-D-05, pag. 2) en/of een factuur van [kinderopvang 1]
over periode 11 van 2008 (A-244-D-05 pag. 3) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12
van 2008 (A-244-D-05, pag. 4) en/of een offerte/overeenkomst tussen [kinderopvang 1]
en [medeverdachte 4] wonende te [plaats 3] (A-244-D-05 pag. 5)
En/of
8. een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2008 (A-282-D-12) en/of een factuur van [kinderopvang 1]
over de periode 10 van 2008 (A-282-D-13) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode van 11
van 2008 (A-282-D-14) en/of een factuur van [kinderopvang 1] over de periode 12 van 2008 (A-282-D-15)
en/of een Antwoordformulier kinderopvanggegevens (A-282-D-16) en/of een
Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 (A-282-D-17) en/of een jaaropgave
(kinderopvang) 2009 van [kinderopvang 2] (A-282-D-18) en/of een Antwoordformulier
kinderopvangtoeslag 2010 (A-282-D-19) en/of (een) jaaropgave(n) (kinderopvang) 2010 van
[kinderopvang 14] (A-282-D-20 en A-282-D-21)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens) opgestuurd naar de Belastingdienst Toeslagen te Heerlen,
en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat verdachte en/of zijn mededaderes) op
dit/deze Antwoordformulier( en) kinderopvangtoeslag en/of Antwoordformulier( en)
kinderopvanggegevens en/of deze factu(u)r( en) en/of jaaropgave(n)
(telkens) valselijk en in strijd met de waarheid (onder meer) heeft/hebben vermeld dat
Ad 1. De kinderopvang van het/de in die jaaropgave(n) opgenomen kind( eren) (telkens) bij
[kinderopvang 1] (althans bij [kinderopvang 1]) heeft plaatsgevonden en/of dat het/de in die
jaaropgave(n) opgenomen kind(eren) bij [kinderopvang 1] (althans bij [kinderopvang 1])
(telkens) bekend stond(en) onder kenmerk [nummer]
en/of
Ad 2. [naam 3] en/of [naam 4] in 2009 (beiden) in totaal 2592 uur kinderopvang
heeft/hebben genoten en/of dat het totale bedrag aan opvangkosten voor [naam 3] en/of
[naam 4] in 2009 (telkens) 15.811,20 euro bedroeg en/of dat de kinderopvang van
[naam 4] en/of [naam 3] (telkens) bij [kinderopvang 1] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 3. De kinderopvang van [naam 20] bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 4. [naam 9] in 2009 in totaal 135 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 9] in 20099.315 euro bedroeg en/of dat de
kinderopvang van [naam 9] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 8] heeft
plaatsgevonden
en/of
Ad 5. [naam 34] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het
totale bedrag aan opvangkosten van [naam 34] in 2009 10.926 euro bedroeg en/of dat
de kinderopvang van [naam 34] in 2009 bij [kinderopvang 18] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 6. [naam 10] in 2009 in totaal 2592 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 10] in 2009 15.811,20 euro bedroeg en/of dat [naam 37]
in 2009 een onbekend aantal uren kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12165,23 euro bedroeg en/of dat de
kinderopvang van [naam 37] in 2009 bij [kinderopvang 17] plaatsgevonden en/of dat de
kinderopvang van [naam 10] in 2009 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en/of dat [naam 10] in 2010 in totaal 217 uur kinderopvang heeft
genoten en/of dat [naam 37] in 2010 in totaal 1994 uur kinderopvang heeft genoten en/of
dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 37] in 2009 12.165 euro bedroeg en/of
dat de kinderopvang van [naam 37] in 2010 bij [kinderopvang 17] plaatsgevonden en/of
dat de kinderopvang voor [naam 10] in 2010 bij [kinderopvang 1] vestiging
[locatie] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 7. [medeverdachte 4] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat de
kinderopvang voor [naam 2] in 2008 bij [kinderopvang 1] vestiging [locatie]
heeft plaatsgevonden en/of dat de kinderopvang van [medeverdachte 4] in oktober 2008 en/of
november 2008 en/of december 2008 bij [kinderopvang 1], [locatie] heeft plaatsgevonden
en/of
Ad 8. [naam 35] in 2008 in totaal 1620 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale
bedrag aan opvangkosten van [naam 35] 9.315 euro bedroeg en/of dat de kinderopvang van
[naam 35] in 2008 (althans in de maand(en) oktober 2008 en/of november 2008 en/of
december 2008) bij [kinderopvang 1] vestiging [kinderopvang 5] te [plaats 4] heeft
plaatsgevonden en/of dat [naam 11] (in 2009) is opgevangen bij de [kinderopvang 15] en/of dat [naam 11] in 2009 in totaal 1800 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 2009 13.104 euro bedroeg en/of dat de kinderopvang van [naam 35] in 2009 bij [kinderopvang 2] heeft plaatsgevonden en/of dat [naam 11] in 2010 in totaal 1650 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale bedrag aan opvangkosten van [naam 11] in 2010 9.158,60 bedroeg en/of dat [naam 36] in 2010 in totaal 2307 uur kinderopvang heeft genoten en/of dat het totale bedrag aan opvangkosten [naam 36] in 2010 13.910,38 bedroeg en/of dat de kinderopvang van [naam 36] in 2010 bij [kinderopvang 14] heeft plaatsgevonden en/of dat de kinderopvang van [naam 11] in 2010 bij [kinderopvang 14] heeft plaatsgevonden;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2007
tot en met 20 januari 2013 te Amsterdam, althans in Nederland en/of België en/of Suriname,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans heeft witgewassen immers heeft verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (totaal
circa 780.195 euro, althans circa 310.932 euro) verworven, voorhanden gehad, overgedragen
en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat het/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of
middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2008 en met 20
januari 2013 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of België en/of Suriname, heeft
deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit onder andere [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] en/of [mededader 1] en/of[mededader 2] en/of [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 4] en/of [mededader 3],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- valsheid in geschrifte (artikel 225 lid 1 en/of 2 van het Wetboek van
Strafrecht) en/of
- oplichting (artikel 326 lid 1 van het wetboek van Strafrecht) en/of
- witwassen (artikel 420ter/bis van het Wetboek van Strafrecht).

Voetnoten

1.De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de FIOD-ECD. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in de dossiers.
2.Proces-verbaal van ambtshandeling AH-21, p. 1201 en een proces-verbaal van ambtshandeling AH-043, p. 1396.
3.D-060, p. 3165.
4.Proces-verbaal van verhoor [mededader 1], V09-01, p. 741.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4], V17-02, p. 999/28-29.
6.Proces-verbaal van ambtshandeling buurtonderzoek [adres, te plaats 1], AH-162, p. 1984 en 1985.
7.Proces-verbaal van ambtshandeling, AH-178, p. 2040.
8.Proces-verbaal van ambtshandeling, AH-170, p. 1997.
9.Proces-verbaal van ambtshandeling AH-022, p. 1207 e.v.
10.Lijst in beslag genomen voorwerpen, AH-87a/b, p. 1547-1553.
11.AH-095, p. 1588-1590.
12.AH-096, p. 1592.
13.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], V-07, p. 524-525.
14.Proces-verbaal doorzoeking [adres, te plaats 1], AH-087, p. 1542 en een lijst van in beslag genomen voorwerpen, AH-87a 2/5, p. 1548.
15.Proces-verbaal A-244, p. 4 en D-03, p. 42.
16.Proces-verbaal A-244, p. 3.
17.AH-042c, p. 1363.
18.Proces-verbaal verhoor van [persoon 2], A-244-V-01, p. 16 en D-17, p. 73.
19.A-244-D-18, p. 75 en AH-036c, p. 1272 – 1275.
20.A-244, D-05, p. 47 en D-04, p. 43-44.
21.A-244, D-04, p. 46 en D-05, p. 51.
22.A-244, D-05, p. 48-50.
23.Proces-verbaal verhoor van [persoon 2], A-244-V-01, p. 20.
24.AH-101 p. 1612/1613 en het zaakproces-verbaal contra [verdachte], p. 502 en 503.
25.Proces-verbaal verhoor van [persoon 2] bij de rechter-commissaris, p. 3-6.
26.Proces-verbaal A-066-OPV-01 p.4-6 en D-01, D-02 en D-03, p. 72-74.
27.Proces-verbaal A-066-OPV-01 p. 9 en D-08, p. 83.
28.AH-014, p. 1128 en D-49, p. 3152.
29.Proces-verbaal verhoor van getuige, G-22, p. 5067 – 5069.
30.Proces-verbaal verhoor van [persoon 3], A-066-V02, p. 48 e.v.
31.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
32.A-066-OPV-01, D-11, p. 87-89.
33.A-066-OPV-01, D-12 en D-13, p. 90-91.
34.Proces-verbaal verhoor van [persoon 3], A-066-V04, p. 63 en 64.
35.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], p. 569-570 en AH-094, p. 1586-1587.
36.Proces-verbaal verhoor van [persoon 3] bij de rechter-commissaris, p. 4-5.
37.Proces-verbaal A-175-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 15.
38.AH-010, p. 1068 en D-48, p. 3150-3152.
39.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], p. 5047.
40.Proces-verbaal verhoor van [persoon 4], A-175-V01, p. 10-11.
41.A-175-OPV-01, D-07, p. 26.
42.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], p. 491 en AH-094, p. 1586-1587.
43.Proces-verbaal verhoor van [persoon 4] bij de rechter-commissaris, p. 6.
44.D-49, p. 3152.
45.A-005-D-02, p. 25.
46.AH-014, p. 1128 en AH-006, p. 1047 en D-52, p. 3155.
47.Proces-verbaal A-005-OPV-01, p. 3 en D-01, p. 23-24.
48.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], G-15, p. 5047.
49.Proces-verbaal verhoor van [persoon 5], A-05-V-01, p. 12, 13.
50.A-005, D-04 en D-05, p. 28 en 29.
51.AH-094, p. 1586-1587.
52.Proces-verbaal verhoor van [persoon 5] bij de rechter-commissaris, p. 3.
53.Proces-verbaal A-170-OPV-01, p. 3 en D-04, p. 45.
54.AH-014, p. 1128 en D-50, p. 3153.
55.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], G-15, p. 5047.
56.A-170, D-06, p. 48-49.
57.A-170, D-07, p. 51.
58.Proces-verbaal verhoor van [persoon 6], A-170-V-01, p. 14, 19 en 20.
59.A-170, D-07 p. 51.
60.AH-094, p. 1586-1587.
61.Proces-verbaal verhoor van [persoon 6], A-170-V-01, p. 22.
62.Proces-verbaal verhoor van [persoon 6] bij de rechter-commissaris, p.3.
63.Proces-verbaal A-242-OPV-01, p. 3 en D-01, p. 38.
64.Proces-verbaal A-242-OPV-01, p. 5.
65.Proces-verbaal verhoor van [persoon 7], A-242-V-01, p. 14-17.
66.A-242, D-16c, p. 57.
67.A-242, D-16a/b, p. 55-56.
68.Proces-verbaal verhoor van [persoon 7], A-242-V-01, p. 20.
69.Proces-verbaal verhoor van [persoon 7], A-242-V-01, p. 24 en D-07 p. 45.
70.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1], V09-01, p. 734, AH-038.
71.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1], V09-03, p. 762.
72.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1] bij de rechter-commissaris, p. 5.
73.Proces-verbaal A-206-OPV-01, p. 4 en D-02, p. 27.
74.Proces-verbaal A-206-OPV-01, p. 3.
75.AH-42b, p. 1338.
76.Proces-verbaal verhoor van [persoon 9], A-206-V-01, p. 13-14.
77.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
78.A-206, D-05, p. 31-32.
79.A-206, D-06, p. 33-34.
80.A-206, D-07, p. 35, D-08 p. 36 en D-09, p. 37.
81.Proces-verbaal verhoor van [persoon 9], A-206-V-01, p. 16-20.
82.A-206, D-08, p. 36.
83.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], p. 496-497 en AH-094, p. 1586-1587.
84.Proces-verbaal verhoor van [persoon 9] bij de rechter-commissaris, p.10.
85.Proces-verbaal verhoor van [persoon 8], A-231-V-01, p.18.
86.Proces-verbaal verhoor van [persoon 7], A-242-V-01, p. 14-17.
87.Proces-verbaal A-283, p. 003/004, D-01 p. 14/15 en D-02 p. 16/17.
88.Proces-verbaal A-283, p. 007, D-14 p. 37.
89.D-578, p. 3998.
90.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1], V09-01, p. 734.
91.AH-042e, p. 1395.
92.Proces-verbaal verhoor van [naam 2], A-283-V01, p. 10.
93.D-578 en D-579p. 3998-3999.
94.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II..
95.Proces-verbaal A-282, p. 003/004, D-01, p. 24 en D-02 p. 25.
96.Proces-verbaal A-282 p. 3 en D-22a, p. 58.
97.AH-042d, p. 1385.
98.Proces-verbaal van verhoor van [persoon 12], A-282, p. 16 en p. 20.
99.AH-159, p. 1960.
100.D-577, p. 3997.
101.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
102.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1], V09-01, p. 734.
103.A-282, D-12, p. 43-44.
104.A-282, D-16, D-17 en D-19, p. 48-54.
105.A-282, D-18, p. 52 en D-20 en D-21, p. 55-56.
106.Proces-verbaal verhoor van [persoon 12], A-282, p. 18-20.
107.Proces-verbaal A-139-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 17.
108.AH-010, p. 1068 en D-48, p. 3150-3152.
109.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], p. 5047.
110.Proces-verbaal van ambtshandeling verhoor [persoon 13], A-139-AH-1, p. 11-12.
111.Proces-verbaal A-139-OPV-01, D-03, p. 18.
112.AH-014, p. 1128 en D-49, p. 3152.
113.AH-014, verzoek afgifte IP-adressen, p. 1128.
114.Proces-verbaal A-109-OPV-01, p. 3 en D-02, p. 18.
115.A-109-D-03, p. 19.
116.AH-010, p. 1068 en D-48, p. 3150-3152.
117.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], p. 5047.
118.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II..
119.Proces-verbaal van ambtshandeling uitwerking verhoor [persoon 14], A-109, p. 9-10.
120.A-175-OPV-01, D-07, p. 26.
121.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], p. 593 en AH-094, p. 1586-1587.
122.Proces-verbaal A-084-OPV-01, p. 2-3 en D-03, p. 15.
123.AH-014, p. 1128 en D-49, p. 3152.
124.AH-014, verzoek afgifte IP-adressen, p. 1128.
125.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], p. 5047.
126.Proces-verbaal verhoor van [persoon 15], A-84-V-01, p. 10-11.
127.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II..
128.Proces-verbaal A-083-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 16.
129.AH-014, p. 1128 en D-49, p. 3152.
130.AH-014, verzoek afgifte IP-adressen, p. 1128.
131.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], p. 5047.
132.Proces-verbaal van ambtshandeling uitwerking verhoor van [persoon 16] A-83, p. 10-11.
133.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
134.Proces-verbaal A-061-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 15.
135.D-49, p. 3152.
136.AH-014, verzoek afgifte IP-adressen, p. 1128.
137.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 32], G-17, p. 5053.
138.Proces-verbaal verhoor van [persoon 17], A-061-V01, p. 10.
139.Proces-verbaal verhoor van [mededader 1], V09-02, p. 756.
140.Proces-verbaal A-198-OPV-V01, p. 2-3 en D-02, p. 13-14.
141.AH-014, p. 1128 en D-50, p. 3153.
142.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 33], G-026, p.5081.
143.Proces-verbaal verhoor van [persoon 19], A-198-V01, p. 9-11.
144.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
145.Proces-verbaal verhoor van [persoon 19], A-198-V01, p. 10.
146.A-198, D-10 p. 25.
147.AH-094, p. 1586-1587.
148.Proces-verbaal A-180-OPV-V01, p. 3-4 en D-02, p. 23.
149.AH-002, p. 1027 en D-51, p. 3154.
150.AH-042a, p. 1327.
151.Proces-verbaal verhoor van [persoon 20], A-180-V-01, p. 11-12 en A-180, D-04, p. 26.
152.AH-006, p. 1047 en D-52, p. 3155.
153.AH-042e, p. 1393.
154.Zaaksproces-verbaal contra [verdachte], p. 522.
155.Proces-verbaal A-041-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 13-14.
156.AH-006, p. 1047 en D-52, p. 3155.
157.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 31], G-15, p. 5047.
158.Proces-verbaal verhoor van [persoon 18], A-041-V-01, p. 9-10.
159.Zaaksproces-verbaal contra [mededader 1], p. 755-756.
160.Proces-verbaal A-193-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 11.
161.AH-020, p. 1188 en D-53, p. 3156.
162.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 34], G-21, p. 5064.
163.Proces-verbaal verhoor van [persoon 23], A-193-V-01, p. 9-10.
164.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
165.Proces-verbaal verhoor van[mededader 2], V10-02, p. 13-14.
166.Proces-verbaal A-217-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 12.
167.AH-016, p. 1153 en D-54, p. 3156-3157.
168.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 34], G-21, p. 5064.
169.Overzichtsproces-verbaal Triple X, bijlage II.
170.Proces-verbaal verhoor van [persoon 24], A-217-V-01, p. 9-10.
171.Proces-verbaal van ambtshandeling uitwerking verhoor van [persoon 16] A-83, p. 10-11.
172.Proces-verbaal A-218-OPV-01, p. 2-3 en D-02, p. 18.
173.AH-016, p. 1153 en D-54, p. 3156-3157.
174.Proces-verbaal verhoor van getuige [persoon 34], G-21, p. 5064.
175.Proces-verbaal uitwerking verhoor van [persoon 25], A-218-AH-01, p. 9-10.
176.Proces-verbaal verhoor van [persoon 26], V-19-01, p. 999/98-999/99.
177.D-331, p. 3631.
178.D-592, p. 4013 e.v. en AH-164, p. 1987.
179.Proces-verbaal A-246-OPV-01, p. 3 en D-02, p. 13-14.
180.AH-042c, p. 1349.
181.A-246, V-01, p. 10-11.
182.D-731, p. 4218.
183.A-246, D-05, p. 20 e.v.
184.AH-094, p. 1586-1587.
185.AH-104, p. 1640 e.v., D-111, D-112 en D-113, D-10b, p. 3018.
186.AH-104, p. 1641-1642, D-115, p. 3355, D-116, p. 3358-3364, D-118, p. 3368-3372.
187.AH-102, p. 1616, AH-104, p. 1640, G01-01, G02-01, G21-01.
188.D-570.
189.Totaalbedrag € 95.940 - € 8.329 (toekenning over 2007) en € 23.304 (toekenning over 2008).
190.Zaaksproces-verbaal contra [medeverdachte 1], V-01, p. 25-117.
191.Zaaksproces-verbaal contra [medeverdachte 5], V-17, p. 798-818.
192.Zaaksproces-verbaal contra [medeverdachte 4], V-17, p. 905-951.
193.Zaaksproces-verbaal contra [medeverdachte 2], V-05, p. 342-402.