ECLI:NL:RBAMS:2014:8344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
13-751759-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen deels geweigerd in verband met de dubbele strafbaarheids-toets

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2014 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 27 augustus 2014, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 juni 2012 door de Districtsrechtbank in Toruń was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 21 oktober en 18 november 2014, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, dat zowel betrekking had op vervolgingsoverlevering als executieoverlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar zijn. Echter, voor het eerste feit van het vonnis van 22 februari 2010 met nummer VIII K 287/10, dat betrekking had op een valse verklaring onder ede, heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat dit feit niet als strafbaar kon worden gekwalificeerd onder Nederlands recht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering voor de overige feiten wel kon worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten voor de overige feiten kon plaatsvinden, terwijl de overlevering voor het eerste feit werd geweigerd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751759-14
RK nummer: 14/5739
Datum uitspraak: 18 november 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 augustus 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juni 2012 door
Sᶏd Okrᶒgowy w Toruniu(Districtsrechtbank in Toruń (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentie adres];
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 21 oktober 2014 en 18 november 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft (21 oktober) en mr. A. Oswald (18 november).
De opgeëiste persoon heeft zich telkens doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB heeft betrekking op zowel vervolgingsoverlevering als op executieoverlevering.
3.1.
Ten aanzien van de vervolgingsoverlevering
In het EAB wordt melding gemaakt van een beslissing tot voorlopige arrestatie van de Arrondissementsrechtbank in Toruń (Polen) van 16 november 2011 met nummer 4 Ds. 330/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.
Ten aanzien van de executieoverlevering
In het EAB wordt melding gemaakt van drie vonnissen van de Arrondissementsrechtbank in Toruń (Polen) met de nummers VIII K 349/08, VIII K 356/07 en VIII K 287/10 van 12 december 2008, 22 januari 2008 en 22 februari 2010.
3.2.1.
Vonnis met nummer VIII K 349/08
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.2.
Vonnis met nummer VIII K 356/07
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.3.
Vonnis met nummer VIII K 287/10
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Het EAB vermeldt hierover:
De betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt.
Wijze waarop aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan: vervangende betekening; overhandiging aan een familielid (zus).
Bij tussenuitspraak van 4 november 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende Poolse autoriteit te informeren of het verstekvonnis met nummer VIII K 287/10 door overhandiging aan de zus van de opgeëiste persoon is betekend aan een “adult member of the household” zoals bedoeld in artikel 132 § 2 van het Poolse Wetboek van Strafvordering.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij schrijven van 5 november 2014 het volgende verklaard:
Referring to an email of 4 November2014, the Regional Court in Toruń informs that in accordance with the Polish penal procedure it is a principle to serve all the writs to the addressee in person (Article 132 paragraph 1 of the Code of Penal Procedure). The provision of Article 132 paragraph 2 of the Code of Penal Procedure states that in the case when the addressee is currently absent from his/her home the writ is served on a grown up member of the household and, if there is none, on the administration of the building, its caretaker, or village bailiff if they undertake to serve the writ on the addressee.
The member of the household is understood as a family member (therefore, sister included) or next of kin of the addressee living with them (in the same flat or house), whether or not they share household but also a stranger living therewith is he/she is included in the household and they run the household together. A grown up member of the household is a person who due to his/her mental development status gives the warranty of being aware of the fact of being served the writ and shall inform the addressee- on any event taking place during his/her absence.
In case file reference number VIII K 287/10 of the District Court in Toruń [opgeëiste persoon] did not appear in person during the trial when the decision was rendered. The summons stating the date of the trial was sent to the last known address of the requested person. As he was not home the writ was served on his sister, i. e a grown up member of the household present home at that time In accordance with the Polish penal procedure the writ was served properly.
De raadsman heeft betoogd dat het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit niets toevoegt aan de al bekende informatie uit het EAB. De precieze leeftijd van de zus is niet bekend geworden en ook is niet duidelijk of er sprake was van een lid van de huishouding. Omdat er geen verzetgarantie is, moet de overlevering ten aanzien van dit vonnis worden geweigerd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer niet kan slagen. In eerdere uitspraken heeft deze rechtbank geoordeeld dat de betekening aan een
“adult member of the household”op grond van bovengenoemd artikel 132 § 2, naar Pools recht gelijk wordt gesteld aan een betekening in persoon (bijvoorbeeld: rechtbank Amsterdam 21 februari 2012, LJN: BV6450). De rechtbank is van oordeel dat ook in onderhavige situatie de betekening aan de zus van de opgeëiste persoon –
a grown up member of the household– naar Pools recht als een betekening in persoon kan worden aangemerkt. Dit houdt in dat van de in artikel 12, aanhef en onder a, van de OLW geschetste situatie sprake is. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW doet zich aldus niet voor. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

4.1.
Ten aanzien van de vervolgingsoverlevering
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
4.2.
Ten aanzien van de executieoverlevering
4.2.1.
Vonnis met nummer VIII K 349/08
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
4.2.2.
Vonnis met nummer VIII K 356/07
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
4.2.3.
Vonnis met nummer VIII K 287/10
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het eerste feit van dit vonnis, gepleegd op 3 februari 2007 op het politiebureau van Toruń, naar Nederlands recht niet als strafbaar feit kan worden gekwalificeerd zodat de overlevering voor dit feit dient te worden geweigerd.
De rechtbank stelt vast dat het tweede feit van dit vonnis, gepleegd op 2 juli 2007, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen

5.Slotsom

Ten aanzien van het eerste feit van het vonnis van 22 februari 2010 met nummer VIII K 287/10 is vastgesteld dat de overlevering moet worden geweigerd.
Voor de overige feiten is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW terwijl ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan. De overlevering voor die feiten dient te worden toegestaan.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van het eerste feit van het vonnis van 22 februari 2010 met nummer VIII K 287/10 waarvoor de overlevering wordt geweigerd. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf te beperken tot de feiten waarvoor de overlevering is toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 207 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOE de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sᶏd Okrᶒgowy w Toruniu(Districtsrechtbank in Toruń (Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens het eerste feit van het vonnis van 22 februari 2010 met nummer VIII K 287/10.
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sᶏd Okrᶒgowy w Toruniu(Districtsrechtbank in Toruń (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens de overige feiten.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.