Uitspraak
1.Procesgang
- Een verzoek van het IRC Amsterdam aan de IND d.d. 3 september 2014 om informatie betreffende het recht van verblijf en het eventuele verlies hiervan met betrekking tot de opgeëiste persoon;
- Een brief van de IND aan het IRC Amsterdam d.d. 5 september 2014 in antwoord op het verzoek. Hierin wordt ten aanzien van de opgeëiste persoon onder meer melding gemaakt van het volgende:
- Een brief van het IRC Amsterdam aan ‘The Court of Osnabrück’ d.d. 9 september 2014 waarin verzocht wordt om een terugkeergarantie (artikel 6, lid 1 OLW).
- Een brief van de Staatsanwaltschaft Osnabrück aan het IRC Amsterdam d.d. 5 september 2014. Deze brief bevat eerder bedoelde garantie (als reactie op een telefonisch verzoek en een e-mail van de zijde van het IRC d.d. 3 september 2014).
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
6 september 2013, uitgevaardigd door het Kantongerecht Nordhorn met kenmerk 5 GS 238/13.
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het Openbaar Ministerie Osnabrück (Duitsland) ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
mrs. H.P. Kijlstra en I.V. Ottens, rechters,