Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 maart 2014, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2014, met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
in het geschil tussen [eiseres] en Jubilee
Gesteld dat uw beroep op verzwijging gegrond is, dan heeft wijlen de heer [echtgenoot], ten onrechte premie betaald. Deze premie dient daarom als zijnde onverschuldigd betaald, te worden gerestitueerd.” Jubilee heeft daarop bij brief van 27 juli 2012 (zie hiervoor onder 2.8) als volgt gereageerd: “
Overeenkomstig uw verzoek zijn wij coulancehalve, dus geheel onverplicht bereid, tot terugbetaling van de door wijlen [echtgenoot] betaalde koopsom, te weten € 2.816,00 onder aftrek van de gemaakte administratiekosten van € 97,50.”Jubilee heeft het bedrag van € 2.718,50 vervolgens ook overgemaakt. Dat Jubilee daarbij finale kwijting heeft bedongen of dat zij dat toegezegd heeft gekregen, kan uit de overgelegde correspondentie en de stellingen van partijen evenwel niet worden opgemaakt. Ditzelfde geldt voor de stelling van Jubilee dat [eiseres] – met prijsgeving van de rechten daaruit – instemde met beëindiging van de verzekering van [echtgenoot] met terugwerkende kracht. De rechtbank is dan ook met [eiseres] van oordeel dat reeds daarom geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen waarbij zij het geschil finaal beëindigd hebben. Het verweer van Jubilee dat [eiseres] thans geen aanspraak meer kan maken op het door haar gevorderde bedrag vanwege een tussen partijen getroffen minnelijke regeling, wordt dan ook verworpen.
momenteel geen aandoeningen te hebben die medische behandeling vereisen”. Uit die tekst moest [echtgenoot] in redelijkheid begrijpen dat voor het sluiten van de overlijdensrisicoverzekering voor Jubilee van belang was of hij wel of geen aandoeningen had die medische behandeling vereisten. Dit volgt ook uit de passage onder het kopje “Mededelingsplicht”, waar staat: “
Indien u de voorgaande verklaring niet zondermeer kunt ondertekenen dient u het formulier met aanvullende vragen in te vullen en te ondertekenen. De verzekeraar kan dan aan de hand van de aanvullende informatie de acceptatie van het risico beoordelen.” Van belang is bovendien dat [echtgenoot] bij het sluiten van de verzekering werd bijgestaan door een assurantietussenpersoon die bij uitstek bekend is met (de inhoud en omvang van) de mededelingsplicht van [echtgenoot] als aspirant-verzekerde. Dat [echtgenoot] de (hart)medicatie zuiver preventief en niet als behandeling slikte (vgl. Hof Amsterdam 24 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2448), kan op basis van de stellingen van partijen niet worden aangenomen. In de brief met aanvullende informatie van de medische adviseur van Jubilee (zie hiervoor onder 2.14) is immers vermeld dat de intensieve medische behandeling van [echtgenoot] onder meer uit medicatiegebruik bestond, waaraan Jubilee – onbetwist – heeft toegevoegd dat haar medisch adviseur vanwege diens beroepsgeheim geen (nadere) informatie kan verstrekken over het medicijngebruik van [echtgenoot]. [eiseres] heeft hier niets tegen ingebracht. Integendeel, zij heeft – desgevraagd ter comparitie – geen (volledig) inzicht gegeven over welke medicatie [echtgenoot] slikte, zodat dit onduidelijk is gebleven. De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat [eiseres] in het licht van de stellingen van Jubilee onvoldoende heeft weersproken dat [echtgenoot] voor het sluiten van de overeenkomst tenminste het gebruik van zijn (hart)medicatie had moeten meedelen. Hierbij komt dat [echtgenoot] ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een AOW-uitkering ontving. Door [eiseres] is geen inzicht verschaft in de reden van de arbeidsongeschiktheid van [echtgenoot]. Weliswaar is het niet zonder meer zo dat arbeidsongeschiktheid tot een hoger overlijdensrisico leidt, maar in de gegeven omstandigheden kon van [eiseres] gevergd worden dat zij ter weerlegging van de stellingen van Jubilee ten minste zou aanvoeren en onderbouwen dat de arbeidsongeschiktheid van [echtgenoot] geen verband hield met een aandoening die medische behandeling vereiste. Nu [eiseres] dit heeft nagelaten, ondersteunt dit eens te meer het oordeel dat [eiseres] de gemotiveerde stelling van Jubilee dat [echtgenoot] zijn mededelingsplicht heeft geschonden, onvoldoende heeft betwist.
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)