ECLI:NL:RBAMS:2014:7915

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
13/751753-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 augustus 2014 en betreft een lijstfeit dat op de Poolse lijst nummer 23 staat en op de Nederlandse lijst nummer 4. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen evidente tegenstrijdigheid is tussen de aanduidingen van het lijstfeit in de Poolse en Nederlandse vertalingen, en heeft besloten de toetsing van dubbele strafbaarheid niet uit te voeren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de overschrijding van de termijn zoals genoemd in artikel 23, tweede lid OLW geen gevolgen heeft voor de overlevering.

De opgeëiste persoon, geboren in Polen en gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon veroordeeld is tot twee vrijheidsstraffen, waarvan nog een aanzienlijk deel moet worden uitgezeten. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw, die stelde dat het EAB niet voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de omschrijving van de feiten in het EAB voldoende was en dat de specialiteit gewaarborgd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraffen kan ondergaan in Polen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751753-14
RK nummer: 14/5631
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 augustus 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 mei 2014 door het Gerechtshof te Opole (Sąd Okręgowy w Opolu), Polen en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘[locatie]’,
Huis van Bewaring ‘[A]’ te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 oktober 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis (de rechtbank leest:
arrest) van de Sąd Okręgowy w Opolu (Gerechtshof te Opole) van 4 september 2012 en van een vonnis van de Sąd Rejonowy w Nysie (Regiorechtbank te Nysa) van 23 november 2011.
De dossiernummers luiden respectievelijk: III K 115/12 en II K 890/11.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen, te weten een straf voor de duur van twee jaren (arrest van het Gerechtshof te Opole), waarvan nog één jaar, negen maanden en acht dagen moet worden uitgezeten, en een straf van zes maanden (vonnis van de Regiorechtbank te Nysa), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Het arrest betreft het feit zoals dat in onderdeel e voorafgaand aan rubriek e I van het EAB is omschreven.
Het vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e II) van het EAB.
Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van onderdeel e is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Standpunt raadsvrouw
Naar voren is gebracht dat het EAB niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder e OLW. Aangevoerd is dat de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd niet in het EAB staan weergegeven.
Oordeel rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de omschrijving van de feiten in het EAB genoegzaam is: tijdstip, plaats en mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten zijn omschreven. Het eerste feit is aangeduid als een ‘lijstfeit’. Dit betekent dat van de rechtbank geen onderzoek wordt gevraagd naar de dubbele strafbaarheid van dit feit en om die reden volstaat een redelijk korte maar duidelijke beschrijving van het feit.
De dubbele strafbaarheid van het tweede feit moet wel worden onderzocht. Het EAB voldoet ook wat de beschrijving van dit feit betreft aan de vereisten van artikel 2, tweede lid onder e OLW en bevat voldoende informatie om het feit naar Nederlands recht te kunnen kwalificeren.
Voor de opgeëiste persoon is voldoende duidelijk voor welke feiten hij veroordeeld is en de specialiteit is gewaarborgd.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het lijstfeit zoals de uitvaardigende justitiële autoriteit het heeft benoemd, op de bij de OLW behorende lijst niet voorkomt. Op haar verzoek heeft de tolk de Poolse tekst, (aangekruist [x] als
‘przestępstwo … małoletniego) vertaald als
‘misdrijf gericht tegen de seksuele vrijheid in verband met een minderjarige’.Zekerheidshalve heeft de officier van justitie geopteerd voor de toetsing van dubbele strafbaarheid en verwezen naar artikel 246 Wetboek van Strafrecht.
Oordeel rechtbank
Indien sprake is van evidente tegenstrijdigheid tussen het in het EAB omschreven feit en het aangekruiste feit op de lijst kan worden vastgesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het lijstfeit niet in redelijkheid heeft kunnen aankruisen; vervolgens zal de rechtbank in dat geval de dubbele strafbaarheid onderzoeken.
In het onderhavig geval is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijke tegenstrijdigheid geen sprake is. De bewoordingen waarmee de Poolse autoriteit het lijstfeit aanduidt en de wijze waarop dat is vertaald in het EAB, en nadien door de tolk op zitting, zijn afwijkend van de gebruikelijke tekst maar maken het oordeel niet anders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit, waarop het arrest van het gerechtshof te Opole betrekking heeft en waarvoor de overlevering wordt verzocht achterwege moet blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. In het EAB staat het feit als 23e feit op bedoelde lijst vermeld en de aanduiding luidt
‘misdrijf tegen de seksuele vrijheid of de zedelijkheid ten nadele van een minderjarige’.
De rechtbank stelt vast dat de volgorde van de op de in het EAB opgenomen lijst vermelde feiten verschilt van de lijst zoals die als bijlage 1 bij de OLW is gevoegd. Zij stelt tevens vast dat het in het EAB omschreven feit valt onder nummer 4 van deze lijst, te weten:
‘seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie’.
Volgens de in rubriek f) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit waarop het vonnis van de Regiorechtbank te Nysa betrekking heeft niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
wederspannigheid.

5.De in artikel 23, tweede lid OLW genoemde termijn

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat deze termijn met een dag is overschreden, hetgeen van invloed is op de in artikel 22, eerste lid OLW genoemde termijn.
De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw aan de door haar geconstateerde overschrijding geen conclusie heeft verbonden. Het door haar gevoerde verweer heeft betrekking op de in het kader van de OLW bevolen detentie en niet op de toelaatbaarheid van de overlevering. Om die reden behoeft hetgeen de raadsvrouw heeft gesignaleerd geen verdere bespreking.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 180 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof te Opole (Sąd Okręgowy w Opolu), Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.C. Enkelaar en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.