4.4.2.Artikel 273f, eerste lid, sub 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte door misbruik te maken van het overwicht dat hij had op aangeefster en haar kwetsbare positie en met het oogmerk van uitbuiting aangeefster heeft vervoerd en gehuisvest.
4.4.2.2. De dwangmiddelen en handelingen
Om te beoordelen of sprake is van de dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie’ zijn twee factoren van belang. Er dient sprake te zijn van feitelijke omstandigheden waaruit overwicht voortvloeit en van een kwetsbare positie en de verdachte moet zich van die feitelijke omstandigheden en positie bewust zijn. Daarbij is niet van belang of de verdachte een rol heeft gespeeld in het ontstaan van de omstandigheden en die positie en ook niet of aangeefster heeft ingestemd met de prostitutiewerkzaamheden.
In het onderhavige geval heeft aangeefster verklaard dat zij naar Amsterdam is gekomen, omdat zij was gevlucht voor haar ex-vriend die haar mishandelde. Ze had geen geld. Ze werd, kort gezegd, voor de keuze gesteld om drugs te smokkelen, dan wel in de prostitutie te gaan werken. Aangeefster koos voor de prostitutie en werd in contact gebracht met verdachte, die haar ophaalde. Aangeefster vertelde verdachte de eerste avond dat ze op de vlucht was voor haar mishandelende ex-vriend. Verdachte stelde haar die avond ook voor om voor aangeefster de klanten te werven en de administratieve werkzaamheden te verrichten in ruil voor de helft van de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden.
Aangeefster had geen huisvesting. Verdachte regelde dan ook, toen aangeefster met werken begon, onderdak voor haar bij [persoon 2]. Toen aangeefster door [persoon 2] het huis uit werd gezet, belde aangeefster verdachte. Verdachte probeerde meteen nieuw onderdak voor haar te regelen. Ook toen aangeefster in januari 2012 weer terugkwam bij verdachte, was het verdachte die onderdak voor haar regelde. Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat aangeefster ‘weer’ geen huisvesting had en dat hij daarom had geregeld dat zij in de woning van zijn moeder kon wonen en werken.
Aangeefster werd verliefd op verdachte. Verdachte was lief voor haar en ze gingen samen leuke dingen doen, zoals een hapje eten en een drankje drinken. Ook hadden ze seks. Aangeefster had in eerste instantie het vermoeden dat de verliefdheid wederzijds was, maar kwam er na een tijdje achter dat verdachte een vrouw en kinderen had. Ze bleef evenwel verliefd en noemt dat zelfs als één van de redenen om in januari 2012 opnieuw, na een korte periode te zijn gestopt, met verdachte te gaan samenwerken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat een ander hem had verteld dat aangeefster verliefd op hem was, maar dat hij hier geen boodschap aan had. Hij zag seks en liefde los van elkaar. In plaats van haar dit duidelijk te maken, bleef hij seks met aangeefster hebben.
In oktober 2011 kwam aangeefster erachter dat zij Hiv-positief was, maar ook dit was geen reden voor verdachte om de ‘zakelijke overeenkomst’ te stoppen. Na een korte onderbreking, verrichtte aangeefster opnieuw prostitutiewerkzaamheden en droeg daarvan de helft aan verdachte af.
Aangeefster gebruikte steeds meer drugs en alcohol in de periode dat ze met verdachte samenwerkte. Ook hiervan was verdachte, naar eigen zeggen, op de hoogte, maar dit weerhield hem er niet van om de ‘zakelijke overeenkomst’ voort te zetten.
Aangeefster heeft verklaard dat zij nergens naar toe kon en niemand anders had dan verdachte. Ze kon niet naar haar ouders, niet naar haar oude woonplaats vanwege haar ex-vriend en niet terug naar Duitsland. Ze had geen andere keus dan dit werk te doen en in te stemmen met de voorwaarden van verdachte, ook al was ze het niet eens met de fiftyfifty verdeling van de opbrengst. Ze was verslaafd, bang en durfde niet tegen verdachte in te gaan.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij zich bewust was van de kwetsbare positie van aangeefster en van de feitelijke omstandigheden die hem overwicht over haar verleenden. Ondanks dat verdachte op de hoogte was van het feit dat zij was gevlucht voor haar ex-vriend, nergens anders naartoe kon, dringend geld nodig had, een drugsprobleem had, Hiv-positief was, verliefd op hem was en een huisvestingprobleem had, heeft hij aangeefster in de prostitutie laten werken. Verdachte heeft dan ook misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van aangeefster en van zijn overwicht over haar.
4.4.2.3. Oogmerk van uitbuiting
De uitbuitingssituatie
Omdat aangeefster geld nodig had en geen andere mogelijkheid zag tot het verdienen van geld koos ze voor de prostitutie. Ze werd in contact gebracht met verdachte die met haar – volgens verdachte – een zakelijke overeenkomst sloot. Zij zou gaan werken in de prostitutie en hij zou alle administratieve werkzaamheden verrichten. De werkzaamheden van verdachte bestonden onder andere uit het werven van klanten en het beheren van de profielen op de diverse websites. Hiervoor zou zij aan hem 50 procent van haar opbrengsten moeten afstaan.
Van de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden moest aangeefster niet enkel 50 procent aan verdachte afstaan, maar zij moest van haar helft ook nog de huur van de woningen van waaruit zij werkte, condooms en glijmiddel betalen. Zij heeft daarnaast een laptop ter waarde van 600,00 euro voor verdachte gekocht. Aangeefster heeft zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zelfstandige in de seksindustrie. Door deze inschrijving moest zij belasting betalen over haar verdiensten. Deze belasting moest worden betaald over haar helft van de opbrengsten. Al met al hield aangeefster daarmee veel minder over van de 50 procent van de opbrengst dan verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de opbrengst van verdachte, gelet op de aard en intensiteit van zijn werkzaamheden, in geen verhouding tot het deel van de opbrengst dat aangeefster overhield, gelet op de aard en de intensiteit van de werkzaamheden die aangeefster verrichte. Er kan onder deze omstandigheden niet worden gesproken van een zakelijke overeenkomst die een mondige prostituee in Nederland zou hebben afgesloten. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een uitbuitingssituatie.
Het oogmerk
Uit de door verdachte uitgeoefende dwang, de handelingen die hij heeft verricht en het profijt dat hij heeft gehad van de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster volgt dat hij het oogmerk had aangeefster uit te buiten.
4.4.3.Artikel 273f, eerste lid, sub 4, 6 en 9
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met het misbruiken van het overwicht dat hij had op aangeefster en haar kwetsbare positie aangeefster heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden. Ook heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van aangeefster en heeft hij haar met de toepassing van voornoemde dwangmiddelen bewogen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan.
De rechtbank verwijst naar wat zij onder rubriek 4.4.2. heeft overwogen over de dwangmiddelen die verdachte heeft aangewend, de prostitutiewerkzaamheden die aangeefster heeft verricht en het profijt dat verdachte daaruit heeft getrokken.