ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
13-730021-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met uitbuiting van kwetsbare vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel door misbruik te maken van de kwetsbare positie van het slachtoffer, dat in de prostitutie werkte. De verdachte had het slachtoffer, dat op de vlucht was voor een mishandelende ex-vriend, onderdak geboden en haar gedwongen een deel van haar verdiensten af te staan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen het slachtoffer had uitgebuit en dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er enkel sprake was van een zakelijke overeenkomst tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte het slachtoffer had geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 40.000,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met de tenuitvoerlegging van de uitspraak. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de op te leggen straf gegrond op de artikelen 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730021-13 (Promis)
Datum uitspraak: 21 november 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres in strafzaken [adres, te plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Dontje en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R. Haze naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 04 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een of meer anderen te weten [persoon 1]
door dwang en/of geweld en/ of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1]
en/of
die [persoon 1] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en/of
die [persoon 1] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in verenging met een ander of anderen,
(terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [persoon 1] geen (sociaal) netwerk had om op terug te vallen en/of geen relevante schoolopleiding had en/of niet kon beschikken over zelfstandige woonruimte en/of geen legaal inkomen en/of in Nederland geen tot weinig andere bestaansmogelijkheden had en/of (zeer)veel drank en/of verdovende middelen gebruikte);
- een (seksuele) relatie met die [persoon 1] onderhouden en/of in stand gehouden en/of
- die [persoon 1] onderdak verschaft en/of onderdak voor die [persoon 1] geregeld en/of
- die [persoon 1] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- ( terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [persoon 1] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen sociaal netwerk had) die [persoon 1] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) laten afstaan en/of
- ( seksueelgetinte) foto's van die [persoon 1] gemaakt en/of laten maken en/of die (seksueelgetinte) foto's op een of meerdere internetsite(s) (te weten [website 1] en/of [website 2] en/of een of meer andere website(s)) geplaatst en/of laten plaatsen (om klanten te werven) en/of
- de werktijden voor die [persoon 1] bepaald en/of bepaald dat die [persoon 1] 24 uur per dag beschikbaar diende te zijn voor (prostitutie)werkzaamheden en/of
- die [persoon 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, onder meer door in het pand waar [persoon 1] klanten ontving aanwezig te zijn en/of door [persoon 1] in het huis van zijn, verdachtes, moeder haar klanten laten ontvangen en/of
- die [persoon 1] gezegd dat zij moest handelen volgens de instructies (zoals het aanbieden van SM en/of anale seks tijdens haar werkzaamheden ) en/of
- ( meermalen) de telefoon van die [persoon 1] afgepakt en/of via de telefoon van [persoon 1] contact gehad en/of onderhouden met haar (potiëntele) klanten en/of
- die [persoon 1] (in het gezicht, althans tegen het hoofd) geslagen en/of
- die [persoon 1] meerdere laptops laten kopen en/of (een) (telefoon)abonnement(en) (op haar naam) laten afsluiten;

3.Voorvragen

3.1
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van de gedachtestreepjes in de tenlastelegging waarin het openbaar ministerie als feitelijkheid onder meer heeft opgenomen dat het betreffende slachtoffer door verdachte, kort gezegd, ‘onder druk is gezet en er zodoende toe is aangezet om in de prostitutie te werken’ overweegt de rechtbank dat dit geen feitelijkheid betreft, maar een korte samenvatting van dwang, die door die feitelijkheden geconcretiseerd moet worden. De rechtbank zal deze zinsnede in de dagvaarding dan ook nietig verklaren.
3.2
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van een aantal politieregistraties waaruit het vermoeden rees dat [persoon 1] in de prostitutie werkzaam was, heeft de politie op 27 december 2011 een informatief gesprek met [persoon 1] gevoerd. [persoon 1] heeft op 23 juli 2012 aangifte van mensenhandel gedaan tegen verdachte.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie concludeert op grond van de door haar in haar op schrift gestelde requisitoir genoemde bewijsmiddelen dat de ten laste gelegde mensenhandel kan worden bewezen.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat in onderhavige zaak geen sprake is van mensenhandel. Verdachte en aangeefster hebben een zakelijke overeenkomst gesloten waarbij de voorwaarden in goed overleg tot stand zijn gekomen. Voorwaardelijk opzet op de gestelde uitbuiting ontbreekt. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Inleiding
[persoon 1] heeft verklaard dat zij in de prostitutie heeft gewerkt en dat ze een groot deel van haar opbrengsten moest afstaan aan verdachte. Verdachte ontkent niet dat [persoon 1] een deel van haar opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem afstond, maar zegt dat zij dit deed, omdat zij een zakelijke overeenkomst met verdachte had gesloten. [persoon 1] zou in de prostitutie werken en verdachte zou klanten werven en zich bezig houden met de administratieve werkzaamheden die daarmee samenhingen. De opbrengsten zouden zij door de helft delen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 juli 2012 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel of dat er enkel sprake was van een zakelijke overeenkomst tussen verdachte en [persoon 1].
4.4.2.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1
4.4.2.1. Inleiding
De rechtbank acht bewezen dat verdachte door misbruik te maken van het overwicht dat hij had op aangeefster en haar kwetsbare positie en met het oogmerk van uitbuiting aangeefster heeft vervoerd en gehuisvest.
4.4.2.2. De dwangmiddelen en handelingen
Om te beoordelen of sprake is van de dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie’ zijn twee factoren van belang. Er dient sprake te zijn van feitelijke omstandigheden waaruit overwicht voortvloeit en van een kwetsbare positie en de verdachte moet zich van die feitelijke omstandigheden en positie bewust zijn. Daarbij is niet van belang of de verdachte een rol heeft gespeeld in het ontstaan van de omstandigheden en die positie en ook niet of aangeefster heeft ingestemd met de prostitutiewerkzaamheden.
In het onderhavige geval heeft aangeefster verklaard dat zij naar Amsterdam is gekomen, omdat zij was gevlucht voor haar ex-vriend die haar mishandelde. Ze had geen geld. Ze werd, kort gezegd, voor de keuze gesteld om drugs te smokkelen, dan wel in de prostitutie te gaan werken. Aangeefster koos voor de prostitutie en werd in contact gebracht met verdachte, die haar ophaalde. Aangeefster vertelde verdachte de eerste avond dat ze op de vlucht was voor haar mishandelende ex-vriend. Verdachte stelde haar die avond ook voor om voor aangeefster de klanten te werven en de administratieve werkzaamheden te verrichten in ruil voor de helft van de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden.
Aangeefster had geen huisvesting. Verdachte regelde dan ook, toen aangeefster met werken begon, onderdak voor haar bij [persoon 2]. Toen aangeefster door [persoon 2] het huis uit werd gezet, belde aangeefster verdachte. Verdachte probeerde meteen nieuw onderdak voor haar te regelen. Ook toen aangeefster in januari 2012 weer terugkwam bij verdachte, was het verdachte die onderdak voor haar regelde. Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat aangeefster ‘weer’ geen huisvesting had en dat hij daarom had geregeld dat zij in de woning van zijn moeder kon wonen en werken.
Aangeefster werd verliefd op verdachte. Verdachte was lief voor haar en ze gingen samen leuke dingen doen, zoals een hapje eten en een drankje drinken. Ook hadden ze seks. Aangeefster had in eerste instantie het vermoeden dat de verliefdheid wederzijds was, maar kwam er na een tijdje achter dat verdachte een vrouw en kinderen had. Ze bleef evenwel verliefd en noemt dat zelfs als één van de redenen om in januari 2012 opnieuw, na een korte periode te zijn gestopt, met verdachte te gaan samenwerken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat een ander hem had verteld dat aangeefster verliefd op hem was, maar dat hij hier geen boodschap aan had. Hij zag seks en liefde los van elkaar. In plaats van haar dit duidelijk te maken, bleef hij seks met aangeefster hebben.
In oktober 2011 kwam aangeefster erachter dat zij Hiv-positief was, maar ook dit was geen reden voor verdachte om de ‘zakelijke overeenkomst’ te stoppen. Na een korte onderbreking, verrichtte aangeefster opnieuw prostitutiewerkzaamheden en droeg daarvan de helft aan verdachte af.
Aangeefster gebruikte steeds meer drugs en alcohol in de periode dat ze met verdachte samenwerkte. Ook hiervan was verdachte, naar eigen zeggen, op de hoogte, maar dit weerhield hem er niet van om de ‘zakelijke overeenkomst’ voort te zetten.
Aangeefster heeft verklaard dat zij nergens naar toe kon en niemand anders had dan verdachte. Ze kon niet naar haar ouders, niet naar haar oude woonplaats vanwege haar ex-vriend en niet terug naar Duitsland. Ze had geen andere keus dan dit werk te doen en in te stemmen met de voorwaarden van verdachte, ook al was ze het niet eens met de fiftyfifty verdeling van de opbrengst. Ze was verslaafd, bang en durfde niet tegen verdachte in te gaan.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij zich bewust was van de kwetsbare positie van aangeefster en van de feitelijke omstandigheden die hem overwicht over haar verleenden. Ondanks dat verdachte op de hoogte was van het feit dat zij was gevlucht voor haar ex-vriend, nergens anders naartoe kon, dringend geld nodig had, een drugsprobleem had, Hiv-positief was, verliefd op hem was en een huisvestingprobleem had, heeft hij aangeefster in de prostitutie laten werken. Verdachte heeft dan ook misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van aangeefster en van zijn overwicht over haar.
4.4.2.3. Oogmerk van uitbuiting
De uitbuitingssituatie
Omdat aangeefster geld nodig had en geen andere mogelijkheid zag tot het verdienen van geld koos ze voor de prostitutie. Ze werd in contact gebracht met verdachte die met haar – volgens verdachte – een zakelijke overeenkomst sloot. Zij zou gaan werken in de prostitutie en hij zou alle administratieve werkzaamheden verrichten. De werkzaamheden van verdachte bestonden onder andere uit het werven van klanten en het beheren van de profielen op de diverse websites. Hiervoor zou zij aan hem 50 procent van haar opbrengsten moeten afstaan.
Van de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden moest aangeefster niet enkel 50 procent aan verdachte afstaan, maar zij moest van haar helft ook nog de huur van de woningen van waaruit zij werkte, condooms en glijmiddel betalen. Zij heeft daarnaast een laptop ter waarde van 600,00 euro voor verdachte gekocht. Aangeefster heeft zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zelfstandige in de seksindustrie. Door deze inschrijving moest zij belasting betalen over haar verdiensten. Deze belasting moest worden betaald over haar helft van de opbrengsten. Al met al hield aangeefster daarmee veel minder over van de 50 procent van de opbrengst dan verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de opbrengst van verdachte, gelet op de aard en intensiteit van zijn werkzaamheden, in geen verhouding tot het deel van de opbrengst dat aangeefster overhield, gelet op de aard en de intensiteit van de werkzaamheden die aangeefster verrichte. Er kan onder deze omstandigheden niet worden gesproken van een zakelijke overeenkomst die een mondige prostituee in Nederland zou hebben afgesloten. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een uitbuitingssituatie.
Het oogmerk
Uit de door verdachte uitgeoefende dwang, de handelingen die hij heeft verricht en het profijt dat hij heeft gehad van de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster volgt dat hij het oogmerk had aangeefster uit te buiten.
4.4.3.
Artikel 273f, eerste lid, sub 4, 6 en 9
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met het misbruiken van het overwicht dat hij had op aangeefster en haar kwetsbare positie aangeefster heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden. Ook heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van aangeefster en heeft hij haar met de toepassing van voornoemde dwangmiddelen bewogen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan.
De rechtbank verwijst naar wat zij onder rubriek 4.4.2. heeft overwogen over de dwangmiddelen die verdachte heeft aangewend, de prostitutiewerkzaamheden die aangeefster heeft verricht en het profijt dat verdachte daaruit heeft getrokken.
4.4.4.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, hoewel uit het dossier blijkt dat anderen betrokken waren bij het aan verdachte tenlastegelegde, uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met een ander. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 juli 2012 te Amsterdam [persoon 1]
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1]
en
die [persoon 1] met voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en
die [persoon 1] met voornoemde middelen heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met een derde,
immers heeft hij, verdachte,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [persoon 1] geen (sociaal) netwerk had om op terug te vallen en niet kon beschikken over zelfstandige woonruimte en geen legaal inkomen had en veel drank en verdovende middelen gebruikte;
- een seksuele relatie met die [persoon 1] onderhouden en in stand gehouden en
- die [persoon 1] onderdak verschaft en onderdak voor die [persoon 1] geregeld en
- die [persoon 1] ertoe aangezet een gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te staan en
- seksueel getinte foto's van die [persoon 1] gemaakt en laten maken en die seksueelgetinte foto's op meerdere internetsites, te weten [website 1] en [website 2] en een of meer andere websites, geplaatst om klanten te werven en
- via de telefoon contact gehad en onderhouden met haar potentiële klanten en
- die [persoon 1] meerdere laptops laten kopen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, nu zij vrijspraak heeft bepleit, geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende bijna een jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte heeft een jonge kwetsbare vrouw op grove wijze uitgebuit. Aangeefster was gevlucht voor haar ex-vriend en had dringend geld nodig. Omdat aangeefster geen drugs wilde smokkelen koos zij voor de prostitutie en kwam zij in contact met verdachte. Ze had geen huisvesting, geen inkomen en geen sociaal netwerk om op terug te vallen. Zij werd bovendien verliefd op verdachte. Verdachte had seks met haar en deed leuke dingen met haar waardoor zij het idee kreeg dat de gevoelens wederzijds waren. Aangeefster verklaart dat zij geen andere keus had dan het werken in de prostitutie en niemand had, behalve verdachte. Verdachte was op de hoogte van de situatie van aangeefster. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbare vrouw en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Gedurende de pleegperiode ging aangeefster steeds meer drugs gebruiken en bleek zij Hiv-positief, maar ook deze omstandigheden hebben verdachte er niet van weerhouden de uitbuiting voort te zetten. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft er ter zitting geen blijk van gegeven dat hij zich bewust is van de laakbaarheid van zijn handelen. Zo had verdachte er – naar eigen zeggen – geen boodschap aan dat aangeefster verliefd op hem was. Ze hadden een zakelijke overeenkomst en ze hadden af en toe seks, aldus verdachte. Dat aangeefster amper geld overhield terwijl zij (vrijwel al) het werk deed, interesseerde hem niet.
Blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 oktober 2014 is verdachte op 22 november 2013 door de politierechter veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd.
De reclassering heeft in het rapport van 7 augustus 2013 geadviseerd om verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen. De reclassering overweegt hiertoe dat verdachte van mening is dat hij geen delict heeft gepleegd en dus ook geen reden ziet voor hulp of begeleiding. Het motief van verdachte voor zijn handelen ligt in de verrijking van zichzelf, waarover verdachte zelf heeft opgemerkt dat hij heeft willen zorgen voor zijn gezin op zodanige wijze dat het hen aan niets zou ontbreken. Indien blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde dan schat de reclassering de kans op herhaling als minimaal gemiddeld in, gelet op de houding van verdachte ten aanzien van het delict.
In tegenstelling tot de officier van justitie acht de rechtbank medeplegen niet bewezen. Evenmin heeft de rechtbank op grond van het dossier een causaal verband kunnen vaststellen tussen de besmetting met Hiv van aangeefster en het bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte.
De rechtbank acht gelet op voorgaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [persoon 1] als gevolg van het bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat een onderzoek naar de precieze opbrengst van [persoon 1] een onevenredige belasting zou vormen voor het strafgeding. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot een voorzichtige schatting van de opbrengst die [persoon 1] door toedoen van verdachte in ieder geval is misgelopen.
De rechtbank heeft daarom voor de bepaling van de materiële schade uitgaande van de aangifte aansluiting gezocht bij de verklaring van verdachte, dat aangeefster gemiddeld vier klanten op een dag had, dat het target € 500,- was maar dat hij niet weet of aangeefster dit altijd heeft gehaald, en op grond daarvan vastgesteld welke schade de benadeelde partij in ieder geval heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1] die zij moest afdragen aan verdachte in ieder geval minstens gelijk zijn aan het bedrag dat voortvloeit uit de hierna volgende berekening. De rechtbank gaat bij deze schatting uit van vijf werkdagen per week met gemiddeld twee klanten per dag. Per klant ontving aangeefster in ieder geval 125 euro. Wat betreft de periode zal de rechtbank uitgaan van tien maanden. Het totaal van deze opbrengst zal de rechtbank door tweeën delen, nu aangeefster de helft van het verdiende geld moest afstaan aan verdachte. Dit komt neer op het volgende:
Opbrengsten per dag: 2 x 125 euro is 250 euro
Opbrengsten per week: 5 x 250 euro is 1.250 euro
Opbrengsten per maand: 4 x 1.250 euro is 5.000 euro
Opbrengsten voor 10 maanden: 10 x 5.000 euro is 50.000 euro
50% van 50.000 euro is 25.000 euro.
Bovenstaande berekening levert een totaal van € 25.000,00 aan materiële schade op. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om de door [persoon 1] gevorderde immateriële schade van
€ 15.000,00 in zijn geheel toe te wijzen.
De rechtbank zal de vordering dan ook tot een totaalbedrag van € 40.000,00 (veertigduizend euro) toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan het overige deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal in het belang van [persoon 1], als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr.) aan verdachte opleggen, omdat verdachte jegens [persoon 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 40.000,00 (veertigduizend euro), bestaande uit € 25.000,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig ten aanzien van het gedachtestreepje dat is opgenomen onder de feitelijkheden dat het slachtoffer door verdachte ‘onder druk is gezet en er zodoende toe is aangezet om in de prostitutie te werken’.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [persoon 1], wonende te [plaats 2], toe tot € 40.000,00 (veertigduizend euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1], € 40.000,00 (veertigduizend euro) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 235 (tweehonderdvijfendertig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Beerts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2014.
Bijlage
DE BEWIJSMIDDELEN
1.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[persoon 1] en ik hebben elkaar leren kennen via een gemeenschappelijke kennis, [persoon 3]. Het was omstreeks juni 2011. [persoon 3] wist wat ik voor werk deed en vertelde me dat een meisje, dat later [persoon 1] bleek te zijn, in de prostitutie wilde werken.
U vraagt hoe de eerste ontmoeting is gegaan. Ik heb [persoon 1] opgehaald op het adres waar zij toen woonde, in [Amsterdam]. Daarna zijn we naar een vriendin van mij gegaan, [persoon 2], waarmee ik ook samenwerkte. In de woning van [persoon 2] heb ik [persoon 1] de voorwaarden geschetst waaronder ik wilde samenwerken en met haar besproken wat ze wilde aanbieden. [persoon 1] stemde met die voorwaarden in. Ik heb geregeld dat [persoon 1] onderdak had in de woning van [persoon 2] en vanuit die woning kon gaan werken. Het kan zo zijn dat ik [persoon 2] heb verteld dat [persoon 1] op de vlucht was voor haar ex-vriend. [persoon 1] had me de eerste avond verteld dat haar ex-vriend haar mishandelde. Ze was een soort huisslaaf voor hem.
[persoon 1] en ik hadden afgesproken dat ik 50 procent van de inkomsten van [persoon 1] kreeg. Ik zou daarvoor klanten werven, met klanten mailen, de profielen beheren en updaten en de foto’s maken voor de profielen. Eigenlijk zou ik alle administratieve werkzaamheden doen. Ik had de werktelefoon van [persoon 1] bij me. Ik had die telefoon gekocht. Ik maakte de afspraken met de klanten. In het gesprek met een klant besprak ik het tijdstip van de afspraak en hoe lang die afspraak zou duren. Als een klant belde, maakte ik meteen een afspraak. Ik deelde [persoon 1] dan bijvoorbeeld mee dat er om 1 uur een klant kwam, hoe lang hij zou blijven en wat eventueel bijzonderheden waren.
[persoon 1] en ik deden leuke dingen samen. We gingen een hapje eten of iets drinken bij de [café 1]. We hadden seks met elkaar, maar ik had geen gevoelens voor haar. U zegt dat zij verliefd op mij was. Dat heb ik destijds ook gehoord van [persoon 2]. Ik heb dat niet geverifieerd. Ik heb daar geen boodschap aan. Liefde en seks staan voor mij los van elkaar. Ik kan me voorstellen dat zij er meer in zag dan een zakelijk contact.
U vraagt of ik de man met het witte T-shirt ben die is te zien op de foto op pagina F1, 00038 en F1, 00039 van het dossier. Ja, dat ben ik.
In oktober 2011 bleek dat [persoon 1] Hiv-positief was. Dat was een grote schok voor mij. Ze is blijven werken tot november. Van november 2011 tot januari 2012 hebben we niet samengewerkt. Daarna heeft ze wel weer met mij gewerkt. Eind januari 2012 is ze naar Amsterdam gekomen. Het bleek kennelijk weer geen optie om bij haar ouders in Friesland te wonen.
Ik heb een kamer voor [persoon 1] geregeld in de woning van mijn moeder. Zij kon daar wonen en werken. Ze heeft daar tot begin juni gewerkt.
[persoon 1] gebruikte al drugs toen ik haar leerde kennen. Joints, maar daarna ook cocaïne. Op een gegeven moment begon [persoon 1] veel drugs te gebruiken. Ze heeft van alles gebruikt, jointjes, MDMA en cocaïne.
[persoon 1] had gemiddeld vier klanten per dag. Er kwam elke dag veel geld binnen. [persoon 1] heeft me altijd 50 procent van haar inkomsten gegeven.
Vanaf januari 2012 was ik alleen nog doordeweeks van 9 uur ‘s morgens tot 17 uur ‘s middags beschikbaar. Ik vond dat voldoende. Ik had toen geen andere inkomsten. Ik vond dat als ik 250 euro op een dag had verdiend, dus als [persoon 1] een omzet van 500 euro had, dat voldoende was. De target was ook 500 euro per dag, maar ik weet niet of ze dat altijd heeft gehaald.
[persoon 1] heeft een aantal laptops gekocht. Op mijn verzoek heeft ze op naam van haar BV op afbetaling een laptop gekocht, als een cadeautje van haar aan mij.
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2012176499 van 23 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pag. F1 00026-00029.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Mijn ouders kwamen in 2005 vanuit Duitsland naar Flevoland. Ik leerde een jongen kennen, [persoon 4]. Ik heb vier jaar een relatie met hem gehad. Het liep op ellende uit. Ik was ondertussen door mijn ouders eruit gegooid. Ik heb een slecht contact met mijn ouders. Ik kan niet met mijn stiefmoeder opschieten en met mijn vader is het contact ook niet goed. Mijn eigen moeder heb ik al vanaf mijn tweede jaar niet meer gezien. Zij liet drie kinderen alleen. Mijn ouders zijn gescheiden en ik en mijn broertje zijn bij mijn oma gaan wonen. Vanaf mijn 13e tot vlak voor mijn 18e jaar heb ik in een internaat in Duitsland gewoond. Daarna heb ik nog even kort bij mijn moeder gewoond. Zij heeft mij er op mijn 18e uit gegooid. Toen ben ik weer naar Nederland gegaan.
Nadat ik weg was bij [persoon 4], ben ik naar Amsterdam gegaan. Ik wilde geld verdienen. [persoon 3] kon werk regelen. Of ik moest drugs smokkelen of werken in de prostitutie. Ik heb toen gekozen voor de prostitutie.
Ik heb ongeveer een jaar voor [verdachte] gewerkt. Hij had mijn telefoon en smste klanten die reageerden.
3.
Een proces-verbaal van aanvullende aangifte met nummer 2012176499 van 21 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], doorgenummerde pag. F1 00030-00037.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben rond juni, juli 2011 weggegaan van [persoon 4] en naar Amsterdam gegaan. Ik had niemand, maar ik wilde weg.
Mijn broer wist een manier om geld te verdienen. Hij is toen naar Amsterdam gekomen met een vrouw, [persoon 3] en een donkere jongen. Zij stelden voor om drugs te smokkelen. Ik sprak met die donkere jongen. Ik had er geen goed gevoel over, nadat ik na twee dagen nog niets van hem gehoord had. Ik belde die jongen op en zei de afspraak af. Ik vroeg aan [persoon 3] of ze mij geld kon lenen. [persoon 3] en ik spraken af en zij vertelde mij dat zij iemand kende die werk kon regelen. Ik kon dus op een andere manier geld verdienen.
Ik werd die avond opgehaald door een vriend van [verdachte]. Hij bracht mij naar een woning in de buurt van de RAI. In de woning ontmoette ik [verdachte] en [persoon 2]. In de woning wilden zij met mij praten, maar ik zag al aan [persoon 2] dat het werk in de prostitutie was. Ik kon echt niet anders. Ik had geen keuze en had geen geld. [verdachte] bepaalde mijn werknaam: [naam 1]. [verdachte] zei tegen mij dat ik kon werken als prostituee. Hij zou de klanten regelen. Ik moest wel de huur van de woning betalen. Ik moest 75 euro per dag aan [persoon 2] betalen. [verdachte] regelde de klanten en vroeg een bedrag voor zijn werkzaamheden. Het exacte bedrag spraken wij niet af.
Dezelfde avond had ik mijn eerste klant in de woning van [persoon 2]. Ook zijn die avond foto’s van mij gemaakt voor de advertentie op internet. Ik moest sexy kleding aantrekken.
Ik kon in de woning van [persoon 2] werken. Ik ging daar ook wonen. Ik weet niet hoe lang ik daar heb gewoond. Ik denk dat het ongeveer twee of drie maanden was. Het zou ook vier maanden kunnen zijn. [persoon 2] woonde daar officieel. Ik heb daar gewerkt.
Als ik in de woning werkte was [verdachte] daar meestal ook. Als er klanten waren was hij daar ook. [verdachte] zorgde ’s ochtends dat de pagina werd geüpdate, dat deed hij met de telefoon.
Ik was bang om iets te zeggen. Gewoon bang. Ik kende ze niet zo goed. Ik zag op de site dat ineens mijn foto’s op het internet stonden. Ik wilde dat absoluut niet. Ik had al aan [verdachte] aangegeven dat ik niet met mijn gezicht herkenbaar op de site wilde.
Ik had ook seks met [verdachte]. Hij was heel lief voor mij. Hij zoende mij. Wij waren met elkaar gezellig aan het chillen. Ik was ook verliefd op hem geworden. Ik heb dat ook aan [persoon 2] verteld. Het was in het begin best een geschikte gozer. Ik was een beetje gek op hem geworden. In het begin wist ik niet dat hij kinderen had. Later hoorde ik dat. Dat hoorde ik pas na enkele maanden. Ik was verbaasd toen ik het hoorde. Ik had een brok in mijn keel. Het deed pijn, veel pijn. Ik was echt gek op hem. Hij was een leuke jongen. Ik had ook het idee dat hij gek op mij was. Wij gingen samen naar het Leidseplein, [café 1]. Gewoon in de stad iets drinken. Ik wilde meer van hem.
Op 13 augustus 2011 ben ik volkomen uit mijn plaat gegaan. Ik ben toen uit die woning gezet. Ik belde [verdachte] en hij kwam. Hij probeerde mij in een hotel onder te brengen, maar dat lukte niet. Hierna ben ik in een woning in [Amsterdam] gegaan. Ik ging toen vanuit die woning als prostituee werken. Ik moest voor de huur een bedrag van ongeveer 50 of 75 euro per dag betalen. Ik ontving klanten in die woning. Ik weet op dit moment niet hoe lang ik gewoond heb in [Amsterdam]. De werkzaamheden waren op fiftyfifty basis.
Ik moest op de foto zonder kleding aan. Dat was aantrekkelijker voor de klanten. Deze foto’s waren voor de advertentie en zijn gemaakt op de eerste dag dat ik bij [persoon 2] was. [verdachte] was erbij.
V: Op internet hebben wij foto’s aangetroffen waarbij behalve jij ook een manspersoon zichtbaar is. Wie is deze persoon?
A: Dat is [verdachte].
V: Op welke sites stond je?
A: Dat was [website 1] en [website 2] en nog een website, maar ik weet niet meer welke.
Ik denk dat ik een stuk of tien klanten kreeg per dag. Soms meer, soms minder. Het bleef wel op fiftyfifty basis. Van mijn deel moest ik de kamerhuur nog betalen, eten kopen waarvan zij ook aten en ik kocht sigaretten en wiet. Ook betaalde ik voor mijn condooms, glijmiddel.
Ik ging in die tijd ook naar de medische controle. Ik bleek Hiv-positief te zijn. Ik moest het wel aan [verdachte] vertellen omdat wij seks met elkaar hadden gehad. Later hadden wij ook wel seks, maar dan gebruikte hij condooms. [verdachte] wilde dat ik gewoon doorging met mijn werk. Ik gebruikte altijd condooms, alleen bij het pijpen gebruikte ik geen condooms Ik heb twee weken niet gewerkt en zij zeiden alleen maar ‘waar blijft het geld’. Er was totaal geen begrip voor mijn situatie. Er was alleen maar ruzie.
Ik heb niemand. Ik kan nergens naar toe. Ik kon niet terug naar mijn ouders. Ik heb geen vrienden en naar Biddinghuizen durfde ik niet vanwege [persoon 4]. Ik had geen keuze om terug te gaan. Ook kan ik niet naar Duitsland.
Ik heb nu 25.000 euro schuld. Ik heb vier laptops gekocht voor ze. Zij kostten 600 euro per stuk. Eén laptop heb ik zelf gehouden en de andere drie werden verdeeld onder [verdachte], [persoon 5] en [persoon 6]. Zij hadden verteld dat zij het geld aan mij terug zouden betalen, maar dat hebben zij nooit gedaan. Ook heb ik een belastingschuld omdat ik een eigen bedrijf had. Het stond geregistreerd als [bedrijf 1]. De schuld bedraagt 16.000 euro. Ik wist niet dat ik als prostituee zoveel belasting moest betalen. [verdachte] heeft mij nooit uitgelegd dat ik belasting moest betalen.
Sinds 4 november 2011 weet ik dat ik Hiv-positief ben. Ik ben weggegaan uit [Amsterdam] rond eind november 2011.Ik heb ongeveer vanaf 5 december 2011 ongeveer drie of vier weken bij mijn ouders gewoond. Hierna ben ik teruggegaan naar Amsterdam. Toen ik mijn ouders belde, merkte ik direct dat ik niet meer terug hoefde te gaan.
Ik had onderdak nodig. Ik ben toen bij de moeder van [verdachte] op het [adres, te plaats 2] gaan wonen. Ik betaalde daar 800 euro per maand voor.
V: Waarom ben je teruggegaan naar [verdachte]?
A: Ik had niemand hier. Alleen [verdachte]. Ik wilde geen straatleven meer ondergaan. Bij mijn ouders kon ik niet meer blijven. Daar waren alleen maar problemen. Ik had constant contact met [verdachte]. Hij beloofde mij alles anders te doen. Ik had nog steeds gevoelens voor [verdachte]. Deze waren niet weg en dat gaf de doorslag om terug te gaan naar [verdachte]. Hij, [verdachte], had een kamer voor mij. Ik zou een eigen werkkamer krijgen om te wonen en te werken. De afspraak was weer fiftyfifty. Ik vond het niet goed, omdat ik ook de huur betaalde. Eind januari 2012 woonde ik daar. In die periode dat ik in Osdorp werkte moest ik nog steeds fiftyfifty betalen en ook de huur betaalde ik.
Ik gebruikte toen veel drugs zoals MDMA. Dat was de enige manier om het werk te doen en om klanten te krijgen. Ik gebruikte het om het werk te blijven doen. Ik had geld nodig. Ik wist geen andere manier om anders te overleven. Ik bleef het werk als prostituee doen, omdat ik geen andere oplossing had. Ik moest 50 procent aan [verdachte] afgeven, maar dat had ik niet met hem afgesproken. Wij hadden afgesproken dat hij een klein deel zou krijgen. Ik was bang om hem een grote bek te geven. Ik durfde niet tegen hem te zeggen dat ik het eigenlijk niet wilde.
Ik herinner mij niet dat ik op 21 juni 2012 een politiebureau werd binnen gebracht.Ik gebruikte zoveel drugs en alcohol. Ik zag dat [verdachte] het geld had, terwijl ik het verdiende. Ik voelde mij uitgebuit door hem. Ik zei dat ook tegen hem maar hij zei dan: ‘Dat was toch de afspraak!’ Ik heb wel gekozen om in de prostitutie te werken maar niet om alles of 50 procent van mijn verdiende geld af te staan aan hem.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 13 september 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Toen ik [verdachte] leerde kennen, kwam ik net uit een relatie. Ik kon niet op mijn ouders terugvallen. Ik heb toen ingestemd om als prostituee te gaan werken, maar hij heeft daar vervolgens misbruik van gemaakt.
Ik was aanvankelijk naar de politie gegaan. Toen ben ik naar mijn ouders gegaan, maar daar kreeg ik ruzie. Ik was ook verslaafd en was makkelijk beïnvloedbaar en zo ben ik weer verder gegaan.
Ik kwam uit een slechte relatie, waarin ik werd mishandeld, en ik was bang om het mensen niet naar de zin te maken door dingen niet te doen. Daar is misbruik van gemaakt. Ik heb in totaal ongeveer 390 dagen voor [verdachte] gewerkt. Dat heb ik achteraf berekend.
Op een later moment
(de rechtbank begrijpt: januari 2012)ben ik toch weer terecht gekomen bij de moeder van [verdachte]. Ik had geen keuze, want ik kon nergens terecht en ik was verslaafd. Ik wilde toen eigenlijk niet meer werken. Ik was nog wel verliefd op [verdachte]. Als hij een vriend was geweest, had hij niet zo’n misbruik van me gemaakt.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 13 september 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 2] wonende te [plaats 3], zakelijk weergegeven:
[persoon 1] was uit [plaats 1] gevlucht, ik meen omdat haar vriend haar mishandelde. Ik heb haar onderdak geboden. Ze ging op een gegeven moment door het lint toen ze drugs gebruikte. [persoon 1] wilde het werk doen, omdat ze geld moest verdienen. [persoon 1] had hulp nodig om te vluchten voor haar ex-vriend die haar mishandelde. Ze was bang en ze had een dak boven haar hoofd nodig.
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012176499 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 5], doorgenummerde pag. E1 00001-00012.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van de getuige [persoon 2] wonende te [plaats 3], zakelijk weergegeven,
Ik woon sinds 2007 op [adres, te plaats 3]. Er heeft een meisje bij mij gelogeerd, [persoon 1]. Zij werd mij aangedragen door [naam 2], of eigenlijk meer door [persoon 7]. Ze is van Duitse afkomst. Ze woonde bij haar vriend in [plaats 1], maar daar is ze weg gegaan, want ze werd in elkaar geslagen. [persoon 7] vroeg of [persoon 1] een paar nachtjes bij mij kon slapen. Ik vond dat goed. Die paar nachtjes, werden een paar weken. Ik laat niet een jong meisje met een Turk achter haar aan in de kou staan. Die vriend in [plaats 1] was een Turk. Ze had ruzie met haar ouders, omdat ze het verkeerde vriendje had. Ik wist dat zij op enig moment drugs gebruikte.
[naam 2] is inderdaad [verdachte]. De naam [naam 2] heb ik bedacht. [persoon 1] kwam bij mij en was gevlucht voor die Turkse jongen. Ik heb haar opgevangen. [verdachte] kwam met haar bij mij aan. [persoon 7] bestaat niet. Toen [verdachte] bij mij aankwam met [persoon 1] hebben we kennis gemaakt. [persoon 1] sliep bij mij op de bank. [persoon 1] had een werkrelatie met [verdachte]. Zij wilde wel meer. Ze vond hem leuk, maar hij wilde verder niks met haar. Ze gebruikte MDMA. Ze ging aan de drugs en uiteindelijk ook nog aan de drank. [persoon 1] was gek op hem.