4.4.Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De verdediging stelt dat aan de verklaringen van aangever dusdanig moet worden getwijfeld, dat deze niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Hoewel de rechtbank constateert dat aangever zijn verklaring in de verschillende verhoren wijzigt in die zin dat hij steeds specifieker wordt over de rol van verdachte en [persoon 2], betekent dit niet op voorhand dat aan de verklaringen van aangever geen enkele bewijskracht kan toekomen. Voorgaande vaststelling en de mogelijkheid dat de verklaringen van aangever onderhevig zijn geweest aan “collaborative storytelling”, waarbij hij door de gesprekken met anderen de gebeurtenissen is gaan reconstrueren, leiden ertoe dat de rechtbank behoedzaamheid zal dienen te betrachten bij de vraag of de verklaringen van aangever gebezigd kunnen worden voor het bewijs.
Vastgesteld kan worden dat drie beveiligers/medewerkers verklaren dat aangever kort na het incident en vlak voordat hij naar het ziekenhuis werd vervoerd, heeft gezegd dat [persoon 2] hem heeft geslagen. Enkele uren na het incident, legt aangever in het ziekenhuis zijn eerste officiële verklaring af. Volgens [persoon 11], forensisch arts, vermelden de medische stukken eensluidend dat bij aangever sprake is van een optimaal, niet verlaagd bewustzijn. Aangever verklaart dan dat hij in de skybox [persoon 12] een hand heeft gegeven, dat hij naar het toilet is gegaan en dat, toen hij de toiletdeur wilde openen, de deur moeilijk open ging en kennelijk werd geblokkeerd. Toen hij de deur open deed zag hij in de deuropening vier personen voor zich staan. Hij zag en voelde dat hij door deze personen op zijn gezicht werd geslagen en hij weet zeker dat [persoon 2] hier bij was. Hij voelde en zag dat hij door hen werd geschopt en geslagen. Hij zag [persoon 2] ook schoppende en slaande bewegingen maken. Het ging zo snel dat hij niet weet wie van de vier mannen hem nog meer hebben geslagen. Ook voelde hij dat hij geduwd werd en dat een van de mannen zei “Je moet opkankeren”.
Vanaf 9 juli 2012, een dag na het incident, is de telefoon van aangever getapt. Uit de telefoongesprekken blijkt dat hij samen met anderen bespreekt wat er is gebeurd en dat anderen ook op hem inpraten en hem aanvullen. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de latere verklaringen van aangever door het voeren van deze gesprekken zijn beïnvloed en dit kan van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de latere verklaringen van aangever. De rechtbank stelt echter ook vast dat aangever - in lijn met zijn eerste verklaring – steeds consequent stelt dat, zodra hij het toilet uit kwam, hij door meerdere personen is belaagd en dat hij zeker weet dat [persoon 2] er bij was, maar dat hij niet weet wie zijn enkel heeft gebroken. Bovendien vindt de eerste verklaring van aangever bevestiging in de verklaring van [persoon 2] zelf, nu [persoon 2] verklaart dat hij de eerste klap heeft uitgedeeld en dat ook andere personen geweldshandelingen pleegden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het, gezien het voorgaande, verantwoord is om aangevers eerste verklaring, afgelegd enkele uren na het incident, voor het bewijs te gebruiken en de rechtbank zal aangevers overige verklaringen buiten beschouwing laten.
Betrouwbaarheid verklaringen [persoon 3]
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen afgelegd door [persoon 3] niet als redengevend bewijs kunnen worden gebruikt, nu [persoon 3] dermate wisselende en niet consistente verklaringen heeft afgelegd, dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
De rechtbank leidt de onbetrouwbaarheid van haar verklaringen af uit de tegenstrijdigheden daarin. Zo is zij niet consistent over de plek waar zij zat op het moment dat aangever naar het toilet ging en heeft zij de ene keer verklaard dat zij tumult heeft gezien vanuit haar ooghoek en vervolgens een bloedend gezicht ziet, terwijl zij de andere keer heeft verklaard dat zij vier personen slaande en schoppende bewegingen heeft zien maken. En zij heeft eerst nog in het algemeen verklaard dat zij vier personen slaande en schoppende bewegingen heeft zien maken; bij haar laatste verklaring specificeert zij dit tot dat zij verdachte en [persoon 2] vuistslagen zag toebrengen op het gezicht van aangever. Dit, terwijl zij in een telefoongesprek met aangever heeft gezegd dat zij met haar rug er naar toe zat.
Nog bewijs voor betrokkenheid verdachte voorhanden?
Nu aangever verdachte niet heeft genoemd in zijn eerste verklaring, de hierboven voor verdachte genoemde belastende verklaringen niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden en verder niemand concreet wijst naar verdachte als één van de mannen die geweld op aangever heeft toegepast, is er onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte betrokken is geweest bij het op aangever toegepaste geweld.
Weliswaar kan uit het dossier worden opgemaakt dat verdachte in de skybox aanwezig was voor, tijdens en na de mishandeling van aangever, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig aandeel had in deze mishandeling. Het enkele gegeven dat verdachte samen met [persoon 2] de skybox heeft verlaten na de mishandeling levert op zichzelf geen redengevend bewijs op voor de betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling.
Ook de verklaring van [persoon 4], dat aangever in het ziekenhuis tegen hem had gezegd dat de man met de tatoeage -waarmee verdachte wordt bedoeld- één van de vier mannen is geweest, kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu aangever zelf die bewuste nacht niets tegen de politie heeft verklaard over een persoon met een tatoeage. De verklaring van [persoon 4] dan ook niet op directe waarneming van de mishandeling en deze is pas afgelegd op 23 juli 2012.
Derhalve is er onvoldoende bewijs voorhanden en zal verdachte van het aan hem ten laste gelegde worden vrijgesproken.