ECLI:NL:RBAMS:2014:7364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
13/751269-14 / RK 14-6011
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Nederlandse tandarts aan Frankrijk wegens zware mishandeling, oplichting en fraude

Op 7 november 2014 heeft de Internationale Rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de overlevering van een Nederlandse tandarts aan Frankrijk. De tandarts was verdacht van zware mishandeling, oplichting en fraude. De rechtbank oordeelde dat de psychische problemen van de verdachte geen beletsel vormden voor de overlevering. De officier van justitie had aangetoond zorgvuldig om te gaan met de psychische toestand van de verdachte en de rechtbank vertrouwde erop dat dit ook in de toekomst zou gebeuren. De vordering tot overlevering was ingediend op 8 september 2014, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel dat op 17 februari 2014 was uitgevaardigd door het Hooggerechtshof te Bourges, Frankrijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Europees aanhoudingsbevel voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet. De opgeëiste persoon werd ervan verdacht tussen 1 mei 2008 en 30 september 2012 in Frankrijk als tandarts gewelddadige handelingen te hebben verricht zonder medisch nut, wat leidde tot ernstige medische complicaties voor zijn patiënten. Daarnaast werd hij beschuldigd van het in rekening brengen van onnodige behandelingen, wat resulteerde in financiële schade van honderdduizenden euro's. De rechtbank oordeelde dat de feiten die in het EAB waren vermeld, voldoende specifiek waren en dat de overlevering kon plaatsvinden.

De rechtbank heeft ook de garantie van het Franse Ministerie van Justitie in overweging genomen, die bevestigde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan indien hij in Frankrijk werd veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat deze kon worden toegestaan. De beslissing werd genomen door de rechters A.C. Enkelaar, H.P. Kijlstra en S.A. Krenning, en werd uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751269-14
RK nummer: 14/6011
Datum uitspraak:7 november 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 september 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 februari 2014 (ontvangen op 7 september 2014) door de officier van justitie bij het parket van het Hooggerechtshof te Bourges (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboortegegevens],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 oktober 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 13 februari 2014, afgegeven door twee rechters van het Hooggerechtshof te Bourges.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Frankrijk strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft betoogd dat de feiten met betrekking tot de tijd en de feiten onvoldoende specifiek zijn omschreven. De overlevering dient dan ook te worden geweigerd of het EAB dient te worden aangevuld.
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het EAB aan de vereisten van artikel 2 van de OLW voldoet.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het EAB voornoemde gegevens bevat. De opgeëiste persoon wordt er immers van verdacht dat hij in Frankrijk, Chateau-Chinon, Nievre en op nationaal grondgebied tussen 1 mei 2008 en 30 september 2012 als tandarts bij patiënten, onder het mom van zorg, gewelddadige handelingen zonder medisch nut heeft verricht wat heeft geleid tot ernstige medische complicaties. Van de 100 mogelijke slachtoffers zijn meer dan 50 aanklachten ingediend. Voorts wordt het de opgeëiste persoon verweten dat hij de onnodige behandelingen, onder het mom van medische zorg, in rekening heeft gebracht waardoor hij zijn slachtoffers en de sociale verzekeringsbank zou hebben opgelicht. De financiële schade loopt in de honderdduizenden euro’s. Tevens wordt de opgeëiste persoon ervan verdacht dat hij documenten voor de onnodige handelingen heeft vervalst om frauduleuze activiteiten te dekken.

4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. de feiten vallen op deze lijst onder nummers 14, 8 en 23, te weten:
14. moord en doodslag, zware mishandeling;
8. fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
23. vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen;
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij met betrekking tot de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Hoofd Bureau internationale Samenwerking strafrechten van het Franse Ministerie van Justitie, heeft op 16 september 2014 de volgende garantie gegeven:
Betreft: verzoek tot garantie met betrekking tot het Europees bevel tot aanhouding uitgevaardigd tegen [opgeëiste persoon], geboren op [geboortegegevens], Nederlandse nationaliteit.
(…)
In antwoord op uw verzoek heb ik de eer u mede te delen dat het Franse Ministerie van Justitie de garantie verleent volgens welke, als de heer [opgeëiste persoon] veroordeeld zou worden tot een definitieve vrijheidsstraf voor de feiten waarvoor zijn uitlevering verzocht is, hij zijn straf in Nederland kan uitzitten en wel in het kader van de
aanpassing daarvan door de gerechtelijke autoriteiten van Nederland overeenkomstig de nationale bepalingen die het kaderbesluit 2008/909/JHA omzetten.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
  • Mishandeling, meermalen gepleegd
  • Oplichting, meermalen gepleegd
  • Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 35 van de OLW

6.1
Standpunt raadsman
De raadsman heeft een beroep gedaan op artikel 35, derde lid, van de OLW en zich op het standpunt gesteld dat sprake is van humanitaire redenen die een feitelijke overlevering in de weg staan. Het zal voor Frankrijk niet mogelijk zijn om de opgeëiste persoon te detineren binnen een klinische psychiatrische zorgsetting met een hoog zorg- en beveiligingsniveau, zoals aanbevolen in het advies van 9 oktober 2014 van de psychiater O.M. den Held, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Tevens zal de behandeling aan Franse zorgprofessionals moeten worden overgedragen. Op dit moment is er nog geen behandelplan opgesteld. Voor de bijzondere transgender problematiek van de opgeëiste persoon is gespecialiseerde hulp nodig, zoals die te vinden is in de transgender kliniek van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het is maar de vraag of er voor deze problematiek in Frankrijk adequate zorg bestaat, met name vanwege de taalbarrière. Het is niet goed voorstelbaar dat de opgeëiste persoon zijn psychiatrische problematiek in het Frans met een Franse psychiater kan bespreken. Verder is in het advies van de psychiater vermeld dat de overplaatsing binnen een kort tijdsbestek dient plaats te vinden en niet dat men gaat lopen “leuren” met de opgeëiste persoon om ergens een geschikte plaats te vinden.
De feitelijke overlevering kan ook nog niet plaatsvinden zolang niet duidelijk is of de opgeëiste persoon in Nederland zal worden vervolgd voor de hulp bij de zelfdoding van zijn vrouw op
10 oktober 2006.
De officier van justitie dient voorts bij de Franse autoriteiten garanties te verkrijgen over de opvangmogelijkheden in Frankrijk. Nu deze garanties er niet zijn, moet de opgeëiste persoon eerst in Nederland uitbehandeld worden.
Indien het openbaar ministerie het beroep op artikel 35, derde lid, van de OLW niet bij voorbaat wil honoreren, verzoekt de raadsman de toezegging van het openbaar ministerie om mee te werken aan een aanhouding voor een kort geding tegen de Staat.
6.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, mede onder verwijzing naar voornoemd advies van de psychiater Den Held, op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon naar Frankrijk kan worden overgeleverd en aldaar ook kan worden behandeld. Ook in Frankrijk zijn er gedetineerden met psychische problemen en zelfmoordneigingen. De psychiatrische problematiek van de opgeëiste persoon staat een overlevering derhalve niet in de weg.
Het openbaar ministerie zal met de Franse autoriteiten zorgvuldig overleggen hoe de overdracht verantwoord en volgens het advies kan plaatsvinden. Het vooraf verkrijgen van garanties is daarvoor niet noodzakelijk. De overlevering kan niet in afwachting van een volledige uitbehandeling in Nederland worden uitgesteld. Op dit moment is het openbaar ministerie intensief in contact met de Franse autoriteiten over de opvangmogelijkheden in Frankrijk.
De feitelijke overlevering hoeft evenmin uitgesteld te worden vanwege een lopende vervolging in Nederland, nu die er thans niet is en de officier van justitie die de vervolgingsbeslissing moest nemen in de zaak van de dood van de vrouw van de opgeëiste persoon, heeft meegedeeld dat er geen Nederlands strafvorderlijk belang is gediend met het instellen van een vervolging in die zaak.
6.3.
Oordeel rechtbank
Op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW, kan de officier van justitie - onverminderd de mogelijkheid voor de opgeëiste persoon om tegen de feitelijke overlevering in kort geding op te komen - de overlevering bij wijze van uitzondering achterwege laten zolang er ernstige humanitaire redenen zijn die aan de feitelijke overlevering in de weg staan.
De psychische gesteldheid van de opgeëiste persoon kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering, maar deze kan een rol spelen bij de afweging of feitelijke overlevering achterwege zou moeten blijven. Die afweging, als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de OLW, is opgedragen aan de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in dit verband op verzoek van de raadsman op 6 oktober 2014 aan het NFI verzocht om een medische rapportage over de opgeëiste persoon op te stellen.
Psychiater O.M. den Held heeft op 9 oktober 2014 in zijn advies het volgende, voor zover hier van belang, geantwoord:
In antwoord op uw vragen kan ik het volgende stellen:
a.
a) Wat is de (geestelijke) gezondheidstoestand van de heer [opgeëiste persoon] op dit moment?
Betrokkene is opgenomen in het [detentieadres] vanwege een verhoogd risico op suïcidaal gedrag. Verder wordt in het [detentieadres] meer diagnostiek verricht naar de vermoedens van persoonlijkheidsproblematiek en zijn er geen aanwijzingen waargenomen voor een psychiatrische stoornis in engere zin.
b) Heeft dhr. [opgeëiste persoon] zorg nodig en zo ja, welke zorg (zowel medische als mantelzorg) heeft hij nodig?
Betrokkene wordt thans behandeld en begeleid binnen een klinische setting met een hoog zorg- en beveiligingsniveau.
c) Is dhr. [opgeëiste persoon] detentiegeschikt?
Als dit betekent verblijf binnen een reguliere detentieplek, nee. De indicatie voor de huidige setting (hoog zorg, hoog beveiligingsniveau) is juist.
d) Staat de combinatie van ziekte en de benodigde (mantel-) zorg er aan in de weg dhr. [opgeëiste persoon] aan Frankrijk over te leveren?
Verblijf binnen Franse detentie is mogelijk mits het verblijf plaats vindt binnen een klinisch psychiatrische zorgsetting met een hoog zorg- en beveiligingsniveau, waar de huidige behandeling adequaat kan worden voortgezet.
e) Indien de heer [opgeëiste persoon] in detentie zou worden gehouden in Frankrijk, welke medische psychiatrische adviezen kunt u geven t.b.v. de medische dienst in Frankrijk?
Om een overplaatsing naar Frankrijk op medisch verantwoorde wijze mogelijk te maken adviseert consulent het volgende:
-Zodra een plek, zoals boven beschreven, beschikbaar is, dienen de huidige behandelaars van het [detentieadres] schriftelijk de behandeling aan de Franse zorgprofessionals over te dragen. De Franse behandelaars kunnen zich dan voorbereiden op het overnemen van de behandelverantwoordelijkheid zodat de behandeling volgens de regelen der kunst kan worden voortgezet.
-Overplaatsing naar Frankrijk dient onder professionele begeleiding, op zo snel mogelijke manier te gebeuren, waarbij het risico op suïcidaal gedrag in acht genomen moet worden.
Ter zitting heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat het openbaar ministerie thans met de Franse autoriteiten in overleg is om te komen tot een verantwoorde overdracht, een en ander in overeenstemming met voornoemd advies van de psychiater.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de officier van justitie er blijk van heeft gegeven dat hij kennis heeft genomen van de psychiatrische problematiek en de zelfmoordwensen van de opgeëiste persoon en dat de officier van justitie hier op een zorgvuldige wijze mee omgaat. De rechtbank vertrouwt er dan ook op dat de feitelijke overdracht aan Frankijk op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden.
Voorts overweegt de rechtbank dat aan de persoonlijke belangen voldoende wordt tegemoet gekomen nu onder 6 van deze uitspraak is geoordeeld dat de opgeëiste persoon zijn uiteindelijk in Frankrijk opgelegde vrijheidsstraf in Nederland op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties zal mogen ondergaan.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 225, 302, 326 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de officier van justitie bij het parket van het Hooggerechtshof te Bourges (Frankrijk) ten behoeve van het in Frankrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en S.A. Krenning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]