In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap CNS Groep en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de vraag of verweerder terecht een huisvestingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouders op basis van de voordracht van eisers. De rechtbank oordeelt dat de melding van beschikbaarheid van de woning bepalend is voor het moment waarop een eigenaar kandidaat-bewoners kan voordragen. Eisers hebben hun woning op 23 mei 2014 beschikbaar gemeld en gelijktijdig kandidaat-bewoners voorgedragen. De rechtbank stelt vast dat de voordracht van eisers terecht is beoordeeld op het moment van de melding, en niet op een eerder moment, zoals eisers bepleiten. De rechtbank wijst erop dat de eisers de woning pas beschikbaar hebben gemeld op het moment dat zij het formulier hebben ingediend, en dat de vergunninghouders op dat moment voldeden aan de criteria voor een huisvestingsvergunning. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.