ECLI:NL:RBAMS:2014:7196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
C/13/573289
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en zorgplicht van de bank in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een ondernemer die luxe auto’s en horloges verhandelt, en ABN AMRO BANK N.V. [eiser] vorderde een bedrag van € 27.277,50 terug van de bank, dat hij per abuis had overgemaakt naar de rekening van [cliënt ABNAMRO], een juwelier. De bank weigerde het bedrag terug te boeken, stellende dat de kwestie tussen [eiser] en [cliënt ABNAMRO] diende te worden opgelost. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was van een onmiskenbare vergissing aan de zijde van [eiser] en dat de vordering niet voldoende aannemelijk was. De rechter verwierp het verweer van ABN AMRO dat [eiser] geen spoedeisend belang had, maar concludeerde dat de onduidelijkheden rondom de transactie een nader onderzoek vereisten, wat niet mogelijk is in een kort geding. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die op € 2.708,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/573289 / KG ZA 14-1231 MvW/MA
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2014
in de zaak van
[X],
wonende te Breda,
eiser bij dagvaarding van 8 oktober 2014,
advocaat mr. L.G.M. Delahaije te Breda ,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van donderdag 16 oktober 2014 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. ABN AMRO heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en ABN AMRO een pleitnota.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiser] met mr. Delahaije, alsmede de heer [cliënt ABNAMRO]), eigenaar van [juwelier] (zie hierna 2.2) en aan de zijde van ABN AMRO: [gemachtigde], legal counsel met mr. Achterberg.

2.De feiten

2.1.
[eiser] handelt onder de naam Autobedrijf P. [eiser] in luxe auto’s en horloges. Hij bankiert bij SNS bank.
2.2.
[cliënt ABNAMRO] handelt onder de naam [juwelier]. Hij bankiert bij ABN AMRO. Bij brief van 17 juni 2014 is hij door ABN AMRO erop gewezen dat zijn rekening een negatief saldo vertoonde en moest worden aangezuiverd, bij gebreke waarvan een incassotraject werd aangezegd.
2.3.
[eiser] en [cliënt ABNAMRO] zijn zakenrelaties. Op 10 juli 2014 is door (een medewerkster van) [eiser] via internetbankieren opdracht gegeven een bedrag van € 27.277,50 over te maken naar [juwelier], met de omschrijving “rolex goud skyd” en met als kenmerk: SCT2014071046499000000003762.
Op 11 juli 2014 is dit bedrag op de rekening van [cliënt ABNAMRO] bijgeschreven.
2.4.
Bij brief van 14 juli 2014 heeft [cliënt ABNAMRO] aan Autobedrijf [eiser] geschreven:
Betreft: Betaling 11 juli 2014
(..)
Op bovengenoemde datum is er op mijn bankrekening een bedrag van € 27.250,-- ontvangen van u, [eiser].
Dit bedrag is per abuis aan mij overgemaakt. Het is dus niet voor mij bestemt.
(..)
2.5.
Bij brief van 19 augustus 2014 heeft ABN AMRO wegens het opnieuw overschrijden van de kredietlimiet een soortgelijke brief als die van 17 juni 2014
(zie 2.4) aan [cliënt ABNAMRO] gezonden. Op 27 augustus 2014 is de rekening van [cliënt ABNAMRO] wegens het niet aanzuiveren van het debetsaldo door ABN AMRO geblokkeerd.
2.6.
Bij e-mail van 26 augustus 2014 heeft de raadsman van [eiser] een e-mail gestuurd aan ABN AMRO met de mededeling dat [eiser] per abuis het bedrag van € 27.277,50 heeft overgemaakt naar [cliënt ABNAMRO], met het verzoek dit bedrag terug te boeken aan [eiser].
2.7.
Bij brief van 29 augustus 2014 heeft ABN AMRO aan de raadsman van [eiser] meegedeeld het bedrag niet terug te zullen boeken. ABN AMRO schrijft dat [eiser] zelf de opdracht tot overboeking heeft gegeven en dat hij hiervoor volledig aansprakelijk is. [eiser] moet volgens de ABN AMRO zelf het door hem ten onrechte betaalde bedrag verhalen op [cliënt ABNAMRO]. ABN AMRO stelt hierin geen partij te zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort weergegeven – veroordeling van ABN AMRO tot betaling aan hem van een bedrag van € 27.277,50, onder debitering van [juwelier] met hetzelfde bedrag, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat voornoemd bedrag door zijn dochter, ook werkzaam bij Autobedrijf [eiser], per ongeluk is overgemaakt naar [cliënt ABNAMRO], terwijl het geld bedoeld was voor ND Watches. Dit is simpelweg gebeurd door de verkeerde zakenrelatie aan te klikken. Binnen het tijdsbestek van een uur heeft [eiser] al contact opgenomen met zijn bank, de SNS bank, maar deze kon het bedrag niet terughalen. Door het bedrag niet terug te boeken, terwijl zij ervan op de hoogte is dat dit bedrag niet voor [cliënt ABNAMRO] bedoeld is, handelt ABN AMRO onrechtmatig jegens [cliënt ABNAMRO]. Zij verrekent het ten onrechte overgeboekte geld met haar eigen vordering op [cliënt ABNAMRO], wetende dat dit geld niet voor [cliënt ABNAMRO] bestemd is. Zo handelen levert misbruik van recht op en is in strijd met de zorgplicht die op banken rust. [cliënt ABNAMRO] wil niets liever dan terugbetalen aan [eiser] maar zijn saldo is bevroren. Er is geen sprake van een restitutierisico: [cliënt ABNAMRO] wil en zal terugbetalen aan de bank, alleen kan hij slechts een bedrag van € 2.500,= per maand aflossen, aldus [eiser].
3.3.
ABN AMRO voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van ABN AMRO dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, wordt verworpen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het argument van [eiser], dat hij thans een “gat in de boekhouding” heeft, welk gat hij ook jegens de fiscus dient te verantwoorden, aannemelijk en daarmee is het spoedeisend belang voldoende gegeven.
4.2.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.3.
Niet in geschil is dat [eiser] aan [cliënt ABNAMRO] een bedrag van
€ 27.277,50 heeft overgeboekt waar voor zover bekend geen prestatie door [cliënt ABNAMRO] tegenover staat. Daarmee is het bedrag onverschuldigd betaald. In geschil is daarom slechts wie dit bedrag moet terugbetalen aan [eiser]: [cliënt ABNAMRO] of ABN AMRO.
4.4.
ABN AMRO heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoofdregel is dat dit een kwestie is tussen betaler en ontvanger waar zij verder buiten staat. De ontvanger dient zelf opdracht aan de bank te geven het bedrag terug te boeken. Dit heeft [cliënt ABNAMRO] echter, aldus ABN AMRO, nagelaten. ABN AMRO heeft overwogen om het bedrag terug te boeken waarmee een regresvordering op [cliënt ABNAMRO] zou ontstaan, maar in dit specifieke geval heeft zij besloten dit niet te doen. ABN AMRO vermoedt namelijk dat sprake is geweest van een opzetje tussen [eiser] en [cliënt ABNAMRO]. Zij doen immers al jaren zaken met elkaar en volgens ABN AMRO heeft [eiser] [cliënt ABNAMRO] te hulp willen schieten nadat aan [cliënt ABNAMRO] het incassotraject was aangezegd. Steun voor deze verdenking ziet ABN AMRO onder meer in de factuur van ND Watches: de datum, 10 oktober 2014, en het kenmerk daarop roepen vragen op. Het opzetje is volgens ABN AMRO aanvankelijk ook geslaagd, want nadat het bedrag van ruim € 27.000,= op de rekening van [cliënt ABNAMRO] was ontvangen, is het aangezegde incassotraject opgeschort. Daarna is de debetstand echter wederom opgelopen en inmiddels is de rekening van [cliënt ABNAMRO] geblokkeerd en kan het bedrag, ook al zou [cliënt ABNAMRO] ABN AMRO daartoe opdracht geven, niet worden overgemaakt aan [eiser], aldus ABN AMRO.
4.5.
De vraag die voorligt is of ABN AMRO, door niet zelf over te gaan tot terugbetaling van het bedrag van EUR 27.277,50, handelt in strijd met haar zorgplicht en derhalve onrechtmatig handelt jegens [eiser], zoals [eiser] stelt.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelt ABN AMRO niet onrechtmatig, alleen al omdat er, zoals ook door ABN AMRO is aangevoerd, meerdere vragen rijzen bij onderhavige transactie. Van een onmiskenbare vergissing aan de zijde van [eiser] is dan ook voorshands onvoldoende gebleken. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat [cliënt ABNAMRO] op 14 juli 2014 een brief naar [eiser] heeft gestuurd met daarin de opmerking dat het geld niet voor hem was bestemd (zie 2.4.). Volgens ABN AMRO heeft zij echter geen opdracht van [cliënt ABNAMRO] ontvangen om het bedrag aan [eiser] terug te boeken. [eiser] heeft gesteld dat [cliënt ABNAMRO] dit wél heeft gedaan, maar heeft daarvan geen schriftelijk stuk in het geding gebracht, zodat hiervan in deze procedure niet kan worden uitgegaan. [eiser] heeft weliswaar tijdens de zitting gesteld dat “er een hele correspondentie is met de SNS bank”, maar dit betreft geen opdracht aan ABN AMRO. Onduidelijk is waarom [cliënt ABNAMRO] niet onmiddellijk na de foutieve overboeking door [eiser] een opdracht tot terugboeking aan ABN AMRO heeft verstrekt. Voorts is opmerkelijk dat de factuur van ND Watches is gedateerd op 10 oktober 2014, terwijl aan de conceptdagvaarding, gedateerd 2 oktober 2014, dezelfde factuur is gehecht. Ter zitting is overigens de originele factuur getoond, die is gedateerd op 8 juli 2014. Ook stemmen het kenmerk vermeld bij de overboeking aan [cliënt ABNAMRO] en het kenmerk zoals vermeld op de factuur van ND Watches, voor wie de betaling volgens [eiser] eigenlijk bedoeld was, niet overeen. Op de (kopie van de originele) factuur van ND Watches staat vermeld als omschrijving van het gekochte product: “Rolex Sky Dweller M326938”. Verder is in deze kort gedingprocedure geen print screen in het geding gebracht waaruit blijkt dat beide juweliers zich direct onder elkaar bevinden in het relatiebestand van [eiser], waardoor, volgens [eiser], de fout is veroorzaakt.
4.7.
Bovengenoemde ongewisheden maken naar het oordeel van de voor-zieningenrechter een nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk, waar een kort geding zich niet voor leent. Op dit moment is het bestaan en de omvang van de vordering van [eiser] op ABN AMRO derhalve onvoldoende aannemelijk, zodat niet is voldaan aan het onder 4.2 genoemde criterium. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.708,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 2.708,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: